(27-5-2018)

Hoelang zou het duren voordat de miljoenen slachtoffers van Stalins terreur definitief iets uit een ver verleden zijn – wel erg natuurlijk, maar voor de huidige tijd toch vooral van academisch belang, net zoals slachtoffers van gebeurtenissen uit de XIXde eeuw? Niet zo heel lang, vermoedelijk, denk je bij lezing van Never Remember van de Russisch-Amerikaanse journalist Masha Gessen en fotograaf Misha Friedman. Suggestief is vooral het laatste deel van het boek, als Gessen en Friedman een voormalige tinmijn bezoeken in de regio Kolyma, in het uiterste noord-oosten van Siberië. Butugychag heet die godvergeten plaats van de tinmijn.
Er zijn wel Russen in de Kolyma die zich nog inzetten voor de herinnering aan de stalinistische dwangarbeiders die hier zo tussen 1932 en 1954 tin, koper, goud, kwik en andere metalen moesten delven, en daarbij bij vele duizenden het leven lieten. Die richten dan bijvoorbeeld in hun privé-woning in Magadan, de hoofdstad van Kolyma, een museumpje in ter nagedachtenis. Tenslotte wordt een stad als Magadan nog grotendeels bevolkt door nakomelingen van gevangenen, die aan het eind van hun straf (als ze die haalden) geen middelen hadden om naar hun plaats van herkomst, in Europees Rusland bijvoorbeeld, terug te keren. In sommige gevallen werden ze er ook toe veroordeeld om in Magadan te blijven – omdat het gevangeniswezen er een van de weinige takken van bedrijvigheid was, werden ze dan werknemer in de kampen waar ze eerst gevangene geweest waren. Plannen voor monumenten in Magadan voor de slachtoffers van de ‘repressie’ – zoals de stalinistische terreur in Rusland nu meestal genoemd wordt – zijn meestal niet zo van de grond gekomen.
Op een plek als de tinmijn van Butugychag zou een monument misschien ook weinig zin hebben, want vrijwel niemand komt ooit in deze uithoek, zo hard en meedogenloos is er de natuur. Als Gessen en Friedman toch doorzetten treffen ze inderdaad oude barakken aan, en in één daarvan een enorme stapel gebruikte schoenen, kennelijk van vroegere gevangenen die ze niet meer nodig hadden. Zulke stapels weggeworpen objecten zijn ook te zien op de plek van voormalige nazi-concentratiekampen, als beklemmend stille getuigen van wat ooit levende mensen waren. Maar de stapel schoenen in Butugychag is daar niet neergelegd met een monumentale bedoeling, of als exponaat van een museum: ‘Butugychag musealiseert zichzelf’, schrijft Gessen.
Je kunt niet zeggen dat de herinnering aan de kampen van de Goelag – zoals de organisatie heette die vanaf de jaren dertig tot in de jaren vijftig de tientallen kampen voor dwangarbeid met hun in totaal tientallen miljoenen gevangenen in beheer had – in het Rusland van Poetin regelrecht taboe is verklaard. In Moskou is zelfs eerder dit jaar een monument opgericht voor de slachtoffers van de repressie, dat door president Vladimir Poetin in eigen persoon plechtig is ingewijd. Het is meer dat de vergetelheid wordt aangemoedigd. In de officiële en officieuze propaganda duikt de naam van Stalin toch vooral op als degene die leiding heeft gegeven aan de glorieuze overwinning op Hitler-Duitsland. Activisten van de beweging Memorial, een netwerk van burgerclubs die onderzoek doen naar de Goelag en de repressie, komen de laatste tijd opvallend vaak met justitie in aanraking en Memorial zelf is tot ‘buitenlands agent’ verklaard.
De stalinistische repressie is zo omvangrijk geweest, dat er nauwelijks een Russische familie is die er niet mee te maken heeft gehad. Maar over de afhandeling ervan heeft na de dood van Stalin – en vooral nadat diens opvolger Chroesjtsjov in 1956 Stalins ‘persoons-cultus’ had veroordeeld – altijd een vreemde domper gelegen. Mondjesmaat hebben nabestaanden vanaf eind jaren vijftig te horen gekregen waar de slachtoffers eigenlijk waren gebleven en waar ze waren overleden. Nog zeldzamer waren de gevallen waarin het openbaar ministerie, de prokoeratoera, officiële rehabilitaties uitgaf. In de openbaarheid werd na 1956 de naam Stalin eigenlijk taboe verklaard – zelfs in historische, wetenschappelijke artikelen dook die niet meer op, en naar historische foto’s van de grote man zocht je in de Sovjet-Unie vergeefs. Dat bleef zo tot in de periode van glasnost onder Gorbatsjov, vanaf 1985, toen eigenlijk voor het eerst de massaliteit van de terreur in de officiële media aan de orde kwam. Er gingen ook archieven open, en zowel Russische als buitenlandse onderzoekers hebben daar goed gebruik van gemaakt.
Maar deze fase lijkt inmiddels voorbij. De laatste slachtoffers van de terreur verwisselen het tijdelijke voor het eeuwige, en hetzelfde geldt voor de kinderen die zich nog vaag kunnen herinneren hoe op een nacht pappie of mammie door mannen in leren jasjes werd meegenomen, en hoe je dan jarenlang niets meer van ze hoorde. Sommige archieven zijn ook weer dicht, met name die van de voormalige geheime dienst NKVD.
Is dat erg? Tja, je kunt natuurlijk zeggen: het is lang geleden, en allemaal heel naar en het is voorbij, laten we er over op houden. Vanuit een West-Europees standpunt heb je, denk ik, een voorkeur voor ‘verwerking’ van grote historische drama’s, met herdenkingen en monumenten. Maar dat is geen wet van Meden en Perzen natuurlijk. In Spanje bijvoorbeeld heeft het onderschoffelen van de ernstige wreedheden van beide kanten tijdens de burgeroorlog van 1936-39 na de dood van Franco in 1975 wel degelijk bijgedragen aan een nieuw, democratisch begin voor Spanje. Oude wonden openrijten is niet noodzakelijkerwijs een bijdrage aan een nieuw begin. Maar het is toch wel even slikken bij de manier waarop Stalins nagedachtenis nu – niet zozeer door Poetins regime maar in de nationalistisch gestemde samenleving – wordt opgepompt tot een parel aan de kroon van de grootsheid van Rusland.
Het boek van Gessen en Friedman is geen grondige studie naar de Goelag, eerder een momentopname van hoe de stalinistische terreur nu in Rusland nog leeft of wordt verdrongen. Het boek begint trouwens met een verhaal dat eigenlijk uit mijn actieve geheugen verdwenen was, dat van de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg. Wallenberg had als Zweedse gezant in het fascistische Hongarije, actief gepoogd in 1944 joden te redden voor de deportatie. In 1945 was hij gearresteerd door Sovjet-militairen en sindsdien is er in essentie niets meer van hem vernomen. Tientallen jaren hebben, in Zweden en daarbuiten, groepen geprobeerd opheldering te verkrijgen over zijn verdwijning, of zelfs zijn vrijlating te bewerkstelligen – want er waren steeds hardnekkige geruchten dat Wallenberg nog leefde, onder andere verspreid door de laatste Duitse krijgsgevangenen die de Sovjet-Unie in 1955 vrijliet.
Onder internationale druk gaf de KGB al in de jaren vijftig een verklaring af dat Wallenberg op 17 juli 1947 in gevangenschap was overleden aan een hartaanval. En dat is de officiële lezing gebleven, zij het dat in de Gorbatsjov-tijd de hartaanval door een kogel werd vervangen. De verhalen dat Wallenberg na die datum nog in leven was, zijn echter nooit verdwenen – mede dankzij het feit dat de officiële lezing nauwelijks door officiële documenten gestaafd werd. Er moet, zou je zeggen, toch door de jaren heen door Sovjet-instanties toch bureaucratische correspondentie zijn gevoerd over dit diplomatieke blok aan het been, maar de FSB, als opvolger van de NKVD, houdt die mappen stijf gesloten.
Wallenberg was geboren in 1912, dus dat hij nu nog zou leven lijkt zeer onwaarschijnlijk. Hij is geschiedenis geworden, waarvan we het fijne niet weten. Wallenberg deelt die status met al die andere miljoenen slachtoffers van Stalins regeermethoden, wier naam hoogstens hun kinderen of kleinkinderen nog iets zegt. Het is een vergetelheid, die een georganiseerd karakter draagt, uit naam van Ruslands grootheid in een nieuwe toekomst. Dat is een deprimerend gegeven – al was het maar omdat de vergetelheid die is neergedaald over een van de grootste misdaden uit de geschiedenis van de mensheid, twijfelt zaait of het Rusland van nu wel zo nieuw is.
Never remember. Searching for Stalin’s Gulag in Putin’s Russia. Essay by Masha Gessen. Photographs by Misha Friedman. Columbia Global Reports, New York. 2018
Afbeeldingen zijn uit Never Remember. Boven: Schoenen in Butugychag. Onder: Poster in een Moskouse straat met de afbeelding van drie eminente Russen van nu: tsaar Nicolaas II (door de orthodoxe kerk heilig verklaard), Feliks Dzerzjinski (grondlegger van de politieke politie in de Sovjet-Unie) en Stalin; gedenkplaatje in Sandarmoch (in Karelië) op de plek voor massa-executies waar in 1937 de gearresteerde dichteres Jevgenija Moestangova vermoord is.


Geef een reactie