
Te Amerikaans’. Dat is een van de meer curieuze oordelen die de schrijver Joseph Roth (1894-1939) velt over de Sovjet-Unie, wanneer hij in 1926 het land bezoekt als verslaggever van de Frankfurter Zeitung. De vergelijking met de nieuwe wereld aan de andere kant van de Atlantische oceaan is geenszins als compliment bedoelt. Roth lijkt zich in zijn reportages – thans gebundeld in Nederlandse vertaling – te storen aan de praktische, no-nonsense instelling van de Russen die hij tegenkomt en die – dat is heel merkwaardig – door hem bij nooit bij naam worden genoemd. Maar het verwijt kan net zo goed slaan op de snelheid waarmee autobussen van het openbaar vervoer door de slecht geplaveide straten van Moskou rijden. ‘Amerikaansheid’ lijkt niet zo concreet bedoeld – tenslotte kun je iedere grote stad ter wereld wel als een imitatie van Amerika wegzetten. De implicatie is duidelijk: Roth gelooft niet in de ‘nieuwe mens’ die volgens de Sovjet-propaganda in Rusland zou zijn opgestaan. De Europese schrijver, telg van het Oostenrijk-Hongarije van voor de Eerste Wereldoorlog, gelooft in de nieuwe mens in Rusland even weinig als in de nieuwe wereld van de VS.
Roth bezoekt Moskou in 1926, een beetje vergeten periode uit de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Het zijn de jaren van de NEP, de Nieuwe Economische Politiek. Nadat de jaren van de revolutie, en in aansluiting daarop de burgeroorlog, het voormalige imperium in chaos en economische afgrond terecht hadden doen komen, leek het de nieuwe machthebbers een goed idee in sommige opzichten even pas op de plaats te maken met de opbouw van de socialistische samenleving. Particulier ondernemerschap en handel mochten opeens weer, op kleine schaal. Woorden als ‘winst’ en ‘markt’ doken weer op in het spraakgebruik. In 1928 was het afgelopen met de NEP. Toen consolideerde Josef Stalin zijn macht en begon de Sovjet-structuur zoals die tot ongeveer 1985 heeft bestaan, met een centraal geleide-, staatsmonopolistische economie – tot 1953 in combinatie met terreur en dwangarbeid op grote schaal.
De NEP werd grondig begraven in de collectieve herinnering van overheidswege. Ik herinner me nog hoe ik, onder Gorbatsjov, in 1986 bij lezing van een hoofdartikel in het partijblad Pravda een woord tegenkwam dat ik niet kende: pribyl. Ik zich het op in het woordenboek. Pribyl betekent winst – een begrip dat tot dan toe kennelijk nooit was opgedoken in de beleidsstukken en toespraken die ik voor mijn werk las.
Joseph Roth weet niet – of hij kan het niet weten – dat de Sovjet-Unie die hij in 1926 in ogenschouw neemt niet de socialistische samenleving is die de stichters van de Sovjet-Unie voor ogen staat; dat de NEP niet meer is dan een tijdelijk bedoelde tussenfase. Politiek en ideologie lijken hem trouwens überhaupt maar heel weinig te interesseren – een tweede opmerkelijke lacune in deze reportages, naast dus het ontbreken van verwijzingen naar de personen die hij tegenkomt. De reportages voor de Frankfurter Zeitung zijn meer een soort vrij abstracte zedenschetsen. Roth was een groot schrijver, dat is in veel van de stukken uit de Sovjet-Unie duidelijk te merken – in de sfeerbeschrijving van een grensovergang bijvoorbeeld. Er staat ook veel door de tijd achterhaald geneuzel tegenover in deze bundel – over de leninistische nationaliteiten-politiek bijvoorbeeld, waarvan Roth trouwens terecht vermoedt dat die niet zozeer gericht is op de bloei van de nationaliteiten als op de verbreiding van de socialistische doelstellingen in de nationale taal.
Over Roths verblijf in Moskou bestaat, afgezien dus van diens eigen artikelen en brieven, nog een tweede bron, het Moskauer Tagebuch van Walter Benjamin, dat pas in 1980 postuum is uitgegeven. Het verschil tussen twee Duitstalige schrijvers en hun ervaringen in de USSR had niet groter kunnen zijn. Benjamin is in Moskou op uitnodiging van een organisatie van communistische intellectuelen – dezelfden die het onder het stalinisme zwaar te verduren zullen krijgen en wier revolutionair élan ook in 1926 al voor een groot deel lijkt uitgedoofd. Benjamin had zich eigenlijk voorgenomen dat de kennismaking met de Sovjet-Unie hem ertoe brengen zou, zich nu eindelijk eenduidig te engageren met de communistische zaak en in Duitsland lid van de KPD te worden. Maar het komt er niet van: de kennismaking met de Sovjet-realiteit is een moeilijk verteerbare deceptie. Twee maanden waart Benjamin rond in de verarmde, smerige grote stad Moskou. Zijn slechte humeur wordt nog versterkt door zijn seksuele verlangen naar de Letse theatermaakster Asja Lacis, die hij in 1924 op Capri heeft leren kennen. Nu woont ze in Moskou en Benjamin wil echt ontzettend graag weer met haar naar bed. Maar dat komt er maar één keer van, snel op de hotelkamer. Want Asja is steeds maar ziek en bovendien wijkt haar echtgenoot – de Oostenrijkse theaterman Bernard Reich – zelden van haar zijde. Benjamin wordt gek van verlangen.
En van de ontmoeting met Roth – de avond voordat deze tot zijn opluchting de thuisreis weer denkt te aanvaarden – wordt Benjamin ook niet echt vrolijk. Roth heeft sterstatus bij zijn bezoek. Hij is in de Sovjet-Unie op uitnodiging van VOKS, een ambtelijke instantie die tot taak heeft belangrijke ‘burgerlijke’ intellectuelen uit het buitenland enthousiast te maken voor de Sovjet-Unie, en van hen te maken wat fellow-travellers genoemd wordt. In tegenstelling tot Benjamin, die als bijna-communist in een armoedig hotel is ondergebracht waarover hij zich in het dagboek bitter beklaagt, bewoont de burgerlijke journalist Roth een comfortabele suite in een van de beste hotels van de stad. Tijdens de nachtelijke ontmoeting zegt Roth tegen Benjamin dat hij als vrijwel overtuigd ‘bolsjewiek’ naar de USSR is gekomen, maar weggaat als ‘royalist’, dat wil zeggen als iemand die meent dat het pre-revolutionaire Rusland beter af was. Uit Benjamins aantekeningen blijkt eigenlijk niet dat Roth zich hier aan een retorische overdrijving schuldig maakt.
Roth’s eigen stukken, omzichtig als ze zijn, geven veel minder aanwijzingen over zijn stellingname. Duidelijk is dat de gevierde auteur, die in tegenstelling tot Benjamin heel het reusachtige land wordt rond gesleept, het er niet bijster naar zijn zin heeft: Odessa en Charkov bijvoorbeeld zijn vreselijke oorden, slechts Bakoe, aan de Kaspische zee, kan er nog een beetje mee door. Het is misschien aantrekkelijk om in Roth’s slechte humeur over de ‘on-europese’ Sovjet-Unie een visionaire kritiek te zien: al voor de stalinistische terreur was het grondig mis in Sovjet-Rusland. Daartegen spreekt dat het vooral de eigenaardigheden van de NEP-periode zijn, die zijn gram opwekken. Het gesjacher op straat, de manier waarop sommige Russen uit de oude bourgeoisie erin geslaagd zijn zich op te werpen tot een soort van ‘nieuwe rijken’ – het is voor Roth op zoek naar de nieuwe mens allemaal aanleiding tot bittere deceptie, lijkt het. Slechts dat in de Sovjet-Unie antisemitisme bij wet verboden is, vermag zijn onverdeelde goedkeuring weg te dragen. De kritische toon in de stukken blijft bij dit alles min of meer omfloerst – het lijkt erop dat de gevierde auteur zijn gastheren niet al te zeer heeft willen ontrieven.
Op één gebied heeft Roth zeer uitgesproken meningen: seksualiteit en de positie van de vrouw in de Sovjet-maatschappij. De Sovjet-Unie gold in deze jaren twintig als een land met een vrije seksuele moraal, waar vrouwen niet preuts waren, de geslachtsdaad vergeleken werd met ‘het drinken van een glas water’ en echtscheiding eerder regel dan uitzondering. Roth blijkt van dit alles een krachtig tegenstander: hij betreurt het verdwijnen van elegantie bij vrouwen, en de directe benadering in sexualibus in het algemeen. Vanwaar deze duidelijke stellingname bij een auteur die in een brief laat weten, in twee maanden onvoldoende stof te hebben opgedaan voor een boek over de Sovjet-Unie en zich verder vrij voorzichtig uitlaat in zijn literaire reportages? Het is bekend dat de organisatie VOKS, bij de pogingen om bij de buitenlandse gast goodwill te kweken voor het socialisme, absoluut niet te beroerd was om deze te laten kennismaken met de moderne seksuele moraal in het vaderland van het socialisme. Dus wellicht had Joseph Roth hier meer authentieke kennis opgedaan, dan ten aanzien van – bijvoorbeeld – de economische politiek.
Zowel Roth als Benjamin deden in de Sovjet-Unie van de jaren twintig weinig inspiratie op: de nieuwe mens bleek in de straten van Moskou een weerbarstig object voor bewondering. Maar dat zou, voor sommige intellectuelen, veranderen in de jaren dertig, toen Stalin met harde hand regeerde en menigeen zich maar al te snel liet verleiden, in de Sovjet-Unie de toekomst van de mensheid te zien. Soviet communism – A new civilisation? heette het beruchte boek van Sidney en Betrice Webb uit 1932, resultaat van een eveneens door VOKS ‘gecoördineerd’ reisje. In de tweede druk verdween ook nog eens het vraagteken uit de boektitel. Een totalitaire werkelijkheid, en dictatoriaal bestuur zijn kennelijk beter voor de pr in het buitenland, dan een halfslachtige, maar minder bloeddorstige formule als de NEP.
Joseph Roth: Spoken in Moskou. Reportages en brieven uit Rusland. Vertaling Els Snick. Voorwoord Tom Lanoye. Uitgeverij Bas Lubberhuizen, 2018.
Walter Benjamin: Dagboek uit Moskou. Vertaling Hans Hom. De Arbeiderspers, Privé-domein nr. 97, POD.
Afbeelding boven: Joseph Rot in 1926. Afbeeldingen onder: Moskou in de jaren twintig – straatkinderen (waarvan er duizenden door Moskou zwierven), straathandel en de buiten zijn oevers getreden rivier de Moskva ter hoogte van de kathedraal.



Geef een reactie