
Zelden heeft de toespraak van een Amerikaanse president zo veel verontwaardiging gewekt als die welke George H.W. Bush op 1 augustus 1991 in Kiev hield in de Opperste Sovjet (parlement) van de Oekraïense Socialistische Sovjet-Republiek, destijds nog deel van de grote Sovjet-Unie. “Vrijheid is niet hetzelfde als onafhankelijkheid”, aldus de president. “De Amerikanen zullen geen steun geven aan degenen die onafhankelijkheid willen om een tirannie van buiten af te vervangen door lokaal despotisme. Zij zullen steun onthouden aan de voorstanders van suïcidaal nationalisme op basis van ethnische haat”.
Vooral de term ‘suïcidaal nationalisme’ bleef hangen. Niet alleen de Oekraïense nationalisten, maar ook die in de drie Baltische Sovjet-republieken begrepen tot hun schrik dat de Amerikaanse leiding niet bij voorbaat gecharmeerd was van hun nationale onafhankelijkheid – een door velen in die landen lang gekoesterde wens waarvan de vervulling dichterbij leek dan ooit, omdat het centrale Sovjet-gezag onder Michail Gorbatsjov wankelde. Ook uit de rest van Bush’ toespraak bleek dat de Verenigde Staten in de liberalisatie van de USSR in haar geheel de beste kansen zagen, en het mogelijk uiteenvallen van ’s werelds tweede supermacht als een avontuur met onvoorspelbare risico’s beschouwden.
De hoon was niet van de lucht, en niet alleen onder Oost-Europese nationalisten en met kringen van emigranten verbonden Amerikaanse conservatieven, voor wie het zelfbeschikkingsrecht der onderdrukte volkeren van Oost-Europa het alfa en omega was van hun politiek voor de regio. Columnist William Safire (1929-2009) muntte in de New York Times de term ‘Chicken Kiev Speech’, waaronder de toespraak nog steeds bekend is. De grap is helaas onvertaalbaar: ‘to chicken out’ betekent zoveel als angstig het hazenpad kiezen, en ‘Kip Kiev’ is een gerecht: een stukje kipfilet in deeg gefrituurd. Safire meende dat de Amerikaanse president ‘de krachten van de geschiedenis had misverstaan’ en noemde de toespraak ‘beledigend’ voor de Oekraïners. De VS vervreemdden zich op deze manier van een Europese macht in opkomst, Oekraïne, vond de commentator.
Bush’ waarschuwing was geen lang leven beschoren: nog voor het einde van datzelfde jaar was de Sovjet-Unie in 15 zelfstandige staten uiteengevallen. Het ‘worst case scenario’ kwam daarbij niet uit – er viel geen schot bij de opheffing van het Sovjet-imperium en het leek er op alsof de voornaamste delen ervan – de Russische Federatie en Oekraïne – zich gingen ontwikkelen tot vreedzame, democratische staten. De grote nachtmerrie van Bush en vele andere Westerse politici – dat het uiteenvallen van de USSR zou leiden tot een grote burgeroorlog van allen tegen allen waarbij dan ook nog eens kernwapens een rol zouden spelen – was, afgezien van wat conflicten in met name de Kaukasus, niet uitgekomen.
De USSR was niet het enige dossier waarin George H.W. Bush behoedzaam opereerde. ‘Hij was de laatste aristocraat in het Witte Huis’, schrijft de Amerikaanse ex-journalist en professor in de geopolitiek Robert D. Kaplan in zijn zojuist verschenen boek ‘The tragic mind’. ‘Geschiedenis noodt tot voorzichtigheid’, schrijft Kaplan. Bush sr. reageerde in 1989 op de slachting onder de kritische soldaten van het Tiananmen-plein niet met het verbreken van alle betrekkingen met China, maar slechts met een tijdelijke verkoeling van de Amerikaans-Chinese betrekkingen. Toen in 1990 Amerikaanse en Britse troepen een einde hadden gemaakt aan de Iraakse bezetting van Koeweit, zag Bush er van af om verder op te rukken naar Bagdad om de verslagen dictator Saddam Hoessein af te zetten. Deze terughoudendheid leverde Bush enorm veel negatieve pers op, net als bij zijn reserves ten aanzien van nationalistische aspiraties in de USSR. Van links tot rechts waren journalisten en intellectuelen verontwaardigd over het gebrek aan daadkracht waarmee de laatst overgebleven supermacht op aarde het goede nastreefde.
Dat juist Robert Kaplan anno 2023 zo veel waardering uit voor Bush sr. zou enige verbazing kunnen wekken, omdat hij zich in de jaren negentig en de eerste jaren van de nieuwe eeuw juist als havik, of zelfs ‘neocon’ had laten kennen. Onder George W. Bush, oftewel Bush jr., woei er na 2001 in het Witte Huis een beduidend minder behoedzame wind, getuige de Amerikaanse inval in Afghanistan, dat rijp voor democratie gemaakt zou worden, en natuurlijk de invasie in Irak, waar Bush jr. het werk dat zijn vader had laten liggen, zou afmaken: de wereld bevrijden van een wrede dictator. Met name van deze laatste onderneming was Robert Kaplan een gloeiend voorstander.
In ‘The tragic mind’ legt hij uit hoe hij tot andere gedachten is gekomen. De dictatuur van Saddam Hoessein was een staat waarin op industriële schaal werd gemarteld en gemoord. Maar achteraf bezien was dat nog te verkiezen boven de toestand waarin Irak na de Amerikaanse inval van 2003 geraakte: een staat van anarchie waarin iedereen de wapens opnam tegen iedereen. Vele jaren van tirannie, schrijft Kaplan, richten minder schade aan dan één jaar van anarchie. Dat geeft buitenlands beleid soms, of zelfs vaak, het karakter van een tragedie: maar al te vaak gaat het er niet om het goede te laten prevaleren boven het kwaad, maar is de keus die tussen twee kwaden – het laten voortduren van kwaad om erger te voorkomen. Geopolitiek is, anders dan soms gedacht, niet zozeer een cynische bezigheid, maar eerder een tragische, omdat de mens – of liever gezegd de machthebber – zich voortdurend geconfronteerd ziet met de beperkingen die het onvoorspelbare noodlot hem oplegt.
Kaplan zet deze thesen kracht bij met een keur aan beschouwingen over de Griekse tragedies van Sofokles, Aischylos en Euripides, en verder komen ook nog Shakespeare en natuurlijk Friedrich Nietzsche (‘Geburt der Tragödie’) en Albert Camus voorbij. De tragiek die eigen is aan geopolitiek, lijkt Kagan te willen aantonen, was in vroeger eeuwen ruimschoots present als ‘tragisch bewustzijn’, maar die kennis lijkt ergens in een recenter verleden verloren te zijn gegaan – en met name na het einde van de Koude oorlog. De Amerikaanse president Franklin Roosevelt wist nog waarom hij met het kleinere kwaad, Stalin, een verbond moest sluiten om het grotere kwaad, Hitler, te elimineren. Maar jongere generaties politici, die niet aan den lijve hebben ervaren wat anarchie, en gevaar voor je eigen hachje kunnen betekenen – hebben die nog wel dat tragische bewustzijn?
Te weinig, denkt Kaplan. Hij dankt zijn eigen bekering van neocon naar realist vooral aan zijn eigen oorlogservaringen in Fallujah en Sierra Leone – momenten waarop hij het gevoel had in redeloos geweld terecht gekomen te zijn, dat hem elk moment de kop kon kosten. Al die literaire verwijzingen in dit in sommige opzichten wat merkwaardige boek(je) lijken niet in de laatste plaats een verdediging tegen het verwijt van platitude (waar gehakt wordt vallen spaanders, een balletje kan raar rollen etc.) en een schild tegen een gevoel van eigen schuld. Wie van ons westerlingen geneert zich niet voor het feit dat na de investeringen van vele miljarden en de levens van honderden soldaten, we Afghanistan hebben achtergelaten in de staat waarin het nu onder de teruggekeerde Taliban verkeert?
Merkwaardig genoeg ontleent ‘The tragic mind’ zijn belang vooral aan een kwestie die in het boek nauwelijks aan de orde komt: de Westerse houding tegenover de oorlog in Oekraïne. Kaplan schrijft ergens dat Oekraïne altijd veel belangrijker zal zijn voor Rusland, dan voor de VS of de rest van Europa, maar daar blijft het bij – dit boek is niet bedoeld als een case-study van concrete conflicten. Maar Kaplans grondthese is in de actuele toestand ruimschoots herkenbaar: terwijl Polen en enkele andere landen in navolging van de regering in Kiev vinden dat alleen een Russische nederlaag en herovering van de Krim soelaas kunnen bieden, vrezen de meer ‘tragisch denkenden’ in Parijs, Berlijn en Washington dat een onbevredigende wapenstilstand, waarbij Rusland grote stukken van Oekraïne behoudt, nog altijd beter is dan een zich jaren voortslepende, bloedige oorlog met allerlei risico’s van escalatie en onbedoelde neveneffecten, bijvoorbeeld voor de wereldeconomie.
Net als bij de Bush-speech in 1991 zijn het vooral de ‘hardliners’ die van zich laten horen, en in de openbaarheid het meest een moreel gelijk aan hun kant lijken te hebben en daardoor populariteit genieten. Passie doet het in het publieke debat beter dan koele analyse – dat was altijd al zo, maar nog sterker in het tijdperk van de sociale media, schrijft Kaplan.
Nog is het moment niet aangebroken van de moeilijkste, tragische keuzes. Nog ligt het voor de hand om de moedige Oekraïners voldoende wapens te sturen om zich te verdedigen tegen de onaanvaardbare agressie van een Rusland dat zich in snel tempo tot een totalitaire dictatuur ontwikkelt. Het moet gezegd dat het Kremlin ons zo’n keuze ook makkelijk maakt – gezien de grootscheepse Russische misdaden tegen Oekraïense burgerbevolking en de wel erg in het oog lopende kwade trouw en leugenachtigheid van Poetin en andere Russische prominenten. Er is voor het optreden van Poetin en de zijnen eenvoudigweg geen excuus.
Maar dan, als de oorlog maar voortduurt? Hoe evolueert dan de Westerse afweging? Welk belang hechten wij aan de idee van een onafhankelijke Oekraïne, afgewogen tegen de zware hypotheek van een gefrustreerd, rancuneus groot land met kernwapens dat, wat er ook gebeurt, niet plotseling zal ophouden te bestaan en een probleem blijft vormen? Een Russische nederlaag – waarvan niemand overigens weet hoe die er precies uit zou moeten zien – is evenmin als een Russische overwinning een oplossing voor het probleem Rusland. En dan hebben we het nog niet eens over de mogelijkheid die Bush in 1991 ten aanzien van de Sovjet-Unie scherp voor ogen stond: de desintegratie van een staat met kernwapens, in het onderhavige geval de Russische Federatie, leidende tot burgeroorlog-achtige anarchie.
Bush sr. was geenszins de eerste die zich zorgen maakte over het mogelijke effect van Oekraïense onafhankelijkheidsstrevingen op de ontwikkeling van Rusland. In 1948 deed dat al de befaamde Amerikaanse diplomaat George Kennan (1904-2005), in veel opzichten de ‘bedenker’ van de Westerse politiek van ‘containment’ waarmee Stalins onderwerping van Europa een halt kon worden toegeroepen. In een voor de Amerikaanse president Harry Truman geschreven beleidsadvies, ‘U.S. Objectives with Respect to Russia’, waarschuwde Kennan nadrukkelijk voor Amerikaanse inmenging in de vorm van steun aan een eventuele Oekraïense onafhankelijkheid. (Er waren in deze eerste naoorlogse jaren nog gewapende Oekraïense nationalisten actief op het grondgebied van de Sovjet-republiek).
Kennans argumenten zouden vandaag de dag Poetin als muziek in de oren klinken: omdat een onderscheid tussen Russen en Oekraïners nauwelijks te maken is, en de economie van Rusland en Oekraïne nauw verweven, zou een scheiding tussen beide staten kunstmatig en destructief zijn. De VS zouden daarbij niets te winnen hebben, meende Kennan, die trouwens ook begrip toonde voor de gevoelens van ‘Groot-Russen’ die een mogelijke afscheiding van ‘Klein-Russen’, oftewel Oekraïners, als een vernederende slag in het gezicht zouden ervaren.
Ook op latere leeftijd bleef Kennan waarschuwen voor de mogelijkheid dat Westers beleid onnodig Russisch ressentiment zou oproepen. In februari 1997 waarschuwde Kennan in een opiniestuk voor een uitbreiding van de Navo in oostelijke richting, op een moment dat er van de Russische Federatie geen bedreiging uitging. Zo’n beleid, meende Kennan, speelde alleen maar nationalistische, anti-Westerse en militaristische stromingen in Rusland in de kaart en had het derhalve in zich, de verdere ontwikkeling van Rusland in democratische richting te bemoeilijken, en daarmee een constructieve opstelling van Rusland in relatie tot het Westen.
Een jaar later was de uitbreiding van de Navo met Polen, Hongarije en Tsjechië een feit en noemde Kennan dat in een gesprek met New York Times-correspondent Thomas Friedman ‘het begin van een nieuwe Koude oorlog’. ‘Ik denk dat de Russen hier mettertijd zeer negatief op zullen reageren en dat het ook van invloed zal zijn op de Russische politiek. Ik denk dat dit een tragische vergissing is. Er was ook geen enkele reden voor. Niemand bedreigde wie dan ook’. Wat Kennans reactie geweest zou zijn toen twee jaar na zijn overlijden, in 2007, zelfs de drie voormalige Baltische Sovjet-republieken in de Navo werden opgenomen, laat zich raden.
In datzelfde telefoongesprek voorspelde Kennan ook dat de landen van het voormalige Sovjet-blok die zich onnodig bij de Navo wilden aansluiten, en de voorstanders – met name in de VS – van zulke Navo-uitbreiding zich door een eventuele negatieve reactie van de Russische kant in hun gelijk bevestigd zouden zien. Eerst provoceer je een agressieve reactie van Moskou, en vervolgens presenteer je die reactie als argument voor je eigen gelijk: zie je wel, Rusland zal altijd een agressieve, imperialistische mogendheid blijven.
Zulke spelletjes worden heden ten dage inderdaad gespeeld, en niet zonder verve. In Polen en de Baltische landen maar ook in de VS gaan stemmen op dat slechts een Russische nederlaag – die noodzakelijkerwijze met een Oekraïense herovering van de Krim gepaard zou moeten gaan – een oplossing kan bieden voor het ‘Russische probleem’, en dat het het beste zou zijn dat er een einde komt aan het ‘Russische imperialisme’, doordat de Russische Federatie van nu uit elkaar valt. Maar wat gaan we eigenlijk doen als Rusland in Oekraïne de overhand krijgt, ondanks al die sophisticated wapens uit het Westen? Is onze solidariteit met Oekraïne ons ook een grotere oorlog waard? Of wordt het Afghanistan 2.0? Onze toekomst is zwanger van nog menige tragische vergissing – om daarvoor te vrezen zijn Euripides en Shakespeare eigenlijk niet nodig.
Robert D. Kaplan: The tragic mind. Fear, fate and the burden of power. Yale University Press, 2023.
De citaten van George Kennan komen uit het online-archief van de NYT (betaalsite):
1. A fateful error (5-2-1997); 2. Now a word from X (2-5-1998).
De tekst van Bush’ ‘Chicken Kiev Speech’ staat HIER. Het roemruchte commentaar van William Safire staat HIER in het NYT-archief.
Afbeelding: De Amerikaanse president George H.W. Bush wordt op 1 augustus 1991 op het vliegveld van Kiev verwelkomd door Leonid Kravtsjoek, op dat moment de Communistische partijleider van de Sovjet-republiek Oekraïne, en daarna de eerste president na de onafhankelijkheid.
Dank voor dit boeiende stuk. Een opmerking; het uiteenvallen van de Sovjet-Unie verliep niet geheel zonder bloedvergieten. In januari 1991 trachtte het Soviet leger het uitroepen van de onafhankelijkheid van Litouwen met geweld te voorkomen. Daarbij kwamen 14 burgers om het leven.
LikeLike