
‘Indië verloren, rampspoed geboren’ was de leus van een comité van ‘wijze mannen’ dat na de Duitse Bezetting vond dat Nederlandsch-Indië tot elke prijs voor ons koninkrijk behouden moest blijven, op straffe van verarming van het kleine land aan de Noordzee. Ze hadden zelfs plannen voor een staatsgreep, mocht de regering aan hun roep geen gehoor willen geven. Gelukkig maakte Amerikaanse druk vlug een einde aan de koloniale oorlogen – schijnheilig ‘politionele acties’ genoemd – waarmee Nederland poogde de Indonesische onafhankelijkheid tegen te houden.
En toen bleek dat de verwachting van ‘rampspoed’ een historische vergissing was: Nederland was nog nooit zo rijk als in de tijd nadat het zich had ontdaan van de Oost. Hetzelfde gold trouwens voor andere Europese landen die hun koloniaal imperium hadden verloren, vaak kwaadschiks: Frankrijk was beter af zonder Indochina en Algerije, Groot-Brittannië zonder het ‘Empire’. Het rijkste land van Europa heeft nooit kolonies gehad: Zwitserland. Portugal, dat tot in de jaren 1970 vasthield aan Angola en Mozambique, was daarentegen lang een der armste landen van Europa.
Het hebben van een koloniaal imperium, met andere woorden, was wel een groots negentiende-eeuws idee, van machtsgeloof, als jachtterrein voor jonge mannen om op het slagveld eer te behalen en te dromen over de verheffing van inboorlingen tot ons eigen, Europese, verondersteld superieure niveau. Maar economisch was het imperiale project enorm kostbaar, ook al omdat het – zoals de Nederlandse Atjeh-oorlogen – nogal veel militaire investeringen vergde. Vóór de negentiende eeuw had het Europese kolonialisme zich voor een groot deel tevreden gesteld met handelsposten en de afpersing voornamelijk aan plaatselijke heersers en handelscontacten overgelaten. Maar het ‘moderne’ imperialisme zag volledige controle over territoria als de norm. Dat kon niet slagen zonder enorme investeringen en veel gewelddadigheden.
Geen Europees land dat nu nog terugverlangt naar koloniën. De resten van imperia – de Antillen, Groenland – zijn eerder een hinderlijke, geld-slurpende erfenis. In de negentiende eeuw waren Europese imperia, zoals het Habsburgse- en het Ottomaanse, eerder al ten onder gegaan, nadat het napoleontische aan het begin van de eeuw in de knop was gebroken. De etnisch min of meer homogene natiestaat raakte ín zwang, multinationale imperia waren en zijn ouderwets – ze kosten veel te veel geld, en vergen een mate van repressie die nergens goed voor is. Blij dat we er van af zijn.
Maar wacht: er is één uitzondering. Het Russische imperium, dat voor een belangrijk deel ook in de negentiende eeuw zijn moderne vorm heeft gevonden, bestaat nog steeds, onder de naam ‘Russische federatie’. Sterker nog: de huidige leider van dat Rusland, Vladimir Poetin, blijkt zich ten doel te hebben gesteld om dat imperium in volle glorie te herstellen en zoveel mogelijk de gedeeltelijke liquidatie ervan in 1991 ongedaan te maken. In Poetins ogen heeft zich in dat jaar voor Rusland de ‘grootste geostrategische ramp uit de geschiedenis’ voltrokken, toen het Russische imperium – in die jaren bekend als ‘de Sovjet-Unie’ – ongeveer werd gehalveerd – niet zozeer in vierkante kilometers maar in bevolking en economische ressources. Poetins restauratie-streven is een – naar algemeen beschaafde maatstaven – nogal anachronistisch plan en het zelfde verwijt van anachronisme treft de vernietigingsoorlog in Oekraïne die Poetin in dit kader is begonnen.
Poetin wil een historische continuïteit zien, waar wij – de rest van Europa – eigenlijk eerder een historische breuk hadden waargenomen. Niet zozeer een breuk met het Russische imperium van vóór 1917. Daaraan, dachten wij, had de communistische tijd al lang een eind gemaakt. De historische breuk die wij in het Westen wilden onderscheiden was die van de jaren 1989-1991: het einde van het communisme en de Sovjet-Unie, waarvan wij een nieuw begin, en een schone lei verwachtten.
Poetin, met zijn oorlog en zijn imperialistische of zelfs koloniale ambities lijkt ons ervan te willen overtuigen dat die hele communistische geschiedenis feitelijk maar een ondergeschikt verschijnsel is geweest in de Russische geschiedenis – een episode slechts, geen begin of einde. Misschien heeft hij gelijk en moeten we wennen aan het Russische Rijk als een constante in de Europese geschiedenis, en ermee leren leven dat dit imperium goed is voor een aantal even onsympathieke als permanente kenmerken op het gebied van politiek en diplomatie: een agressieve militaire expansiepolitiek en een binnenlandse bestuurstraditie waarin repressie het meestal wint van democratie.
Dat laatste is zo’n beetje de stelling van de Franse historica Sabine Dullin in haar ‘L’ironie du destin’, een alleraardigste geschiedenis van de Russen en hun imperium tussen 1853 en 1991. Het door Dullin beschreven historisch continuüm werkt ook zeer verhelderend ten aanzien van de huidige situatie rond Oekraïne.
1991 is dus niet de historische breuk geworden die we er eigenlijk van verwacht hadden. Rusland als imperialistische, koloniale macht in Europa en Azië bestaat nog. En vormt tegelijkertijd een groot probleem. Want ook dat is niet veranderd sinds de negentiende eeuw: Rusland is machtig en achterlijk tegelijk. Niet alleen zijn allerlei normen van beschaving en moderniteit aan de Russische heersers niet besteed, maar Rusland blijft ook enorm achter qua economische ontwikkeling, demografische ontwikkeling, technische ontwikkeling, kwaliteit van leven voor de bevolking etc. Het machtige Russische Rijk is steeds een reus op lemen voeten, die dat van zichzelf weet en dat ook als een probleem ziet – wat iets anders is dan de oplossing weten. Het land wil een behoudende macht zijn, maar is in de praktijk een bron van permanente instabiliteit.
Ook dat is niets nieuws. Als sinds de tijd van Peter de Grote weet de macht in Rusland, dat er van de Russische staat en economie geen bal terecht komt zonder intellectuele en culturele input vanuit de meer beschaafde delen van Europa of het Westen. Tegelijkertijd ondergraaft die moderniserende ‘input’ de Russische eigenheid, die voor een deel samenhangt met dat anachronistische imperium.
Wie in de Hermitage of het Kremlin de dienst uitmaakt, ziet zich dus steeds geplaatst voor een duivels dilemma: de autocratische, imperiale macht kan alleen worden behouden door radicale afschutting van de moderniteit, als vertolkt door de Verlichting, de idealen van de Franse revolutie, negentiende-eeuwse ideeën over onafhankelijke natiestaten of liberalisme en meer recentelijk gedachten over open internet-samenlevingen en dergelijke. Maar al deze de macht bedreigende verschijnselen zijn tegelijkertijd onmisbaar, wil Rusland niet afglijden tot een mate van achterlijkheid, waarin van meekomen in de wereld machts-technisch en militair evenmin sprake kan zijn.
Het gevolg van dit dilemma is een geschiedenis vol breuklijnen: pogingen om van Rusland een ‘normaal’, althans met de rest van de wereld meedoend land te maken, worden afgewisseld met veelal panisch aandoende campagnes van verstrakking en afgrendeling.
Wat we nu meemaken is van dat laatste een voorbeeld. De oorlog in Oekraïne is natuurlijk heel erg maar van meer blijvende betekenis is – denk ik – de oorlog die Poetin in eigen land begonnen is tegen alles wat zweemt naar intelligentsia, openheid, marktdenken en moderniteit in het algemeen. Volgens sommige bronnen heeft al bijna een kwart miljoen van Ruslands meest dynamische en veelbelovende geesten de wijk genomen naar het buitenland. Alleen de conformisten zijn nog over. Dat zal niet zonder gevolg blijven voor de economische en sociale dynamiek van Rusland.
De Russische nederlaag in de Krim-oorlog, in 1856 is een voorbeeld van het sein tot ‘liberalisering’. De oorlog was begonnen om een conflict over de positie van de Russische orthodoxie bij de plaatsen in het Heilige land, waar volgens de tsaar de paus van Rome te veel invloed had. Tot verbazing van de tsaar schaarden Engeland en Frankrijk zich aan de kant van het Ottomaans Imperium, toen hij dat in 1853 de oorlog verklaarde en poogde de Krim te veroveren.
De smadelijke nederlaag van Rusland had veel te maken met de achterlijkheid van de eigen infrastructuur: er waren nauwelijks spoorwegen voor de aanvoer van versterkingen en voorraden, in tegenstelling tot de vijand konden de Russen niet per telegraaf communiceren en ook de technische stand van de Russische artillerie en vuurwapens bleef ernstig achter. Fnuikend voor het moreel was ook de archaïsche manier waarop in Rusland soldaten werden geronseld: uitsluitend Russische jongens werden door daartoe aangestelde commissarissen geslecteerd voor 25 jaar dienstplicht, wat door de vele besmettelijke ziekten en de krijgskansen meestal betekende dat zij hun hele leven soldaat waren – geen goed recept voor motivatie.
Tsaar Aleksandr II meende, niet ten onrechte, dat slechts radicale modernisering zijn Rijk uit de misère kon trekken. Er moest een eind komen aan de perceptie in de rest van Europa van Rusland als een Rijk van duisternis en dwang – de befaamde ‘Russofobie’ waarover ook Poetin c.s. zich tegenwoordig graag beklagen. En er moest ook een einde komen aan de lichtelijk paranoïde afschutting van Rusland voor Europese invloeden die onder Aleksandr’s voorganger Nicolaas I een hoge vlucht had genomen – vooral naar aanleiding van de systeem-bedreigende Dekabristen-opstand van 1825.
Aleksandrs belangrijkste en beroemdste ‘liberale’ hervorming was de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 – een stap die in veel opzichten vergelijkbaar was met de afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten. In wel meer opzichten deed het Russische Rijk in deze jaren aan de VS denken: door de enorme expansie in het Verre Oosten, de Kaukasus en Centraal-Azië bijvoorbeeld. Rusland werd in deze jaren ook een geliefd object voor buitenlandse investeerders, in het spoorwegnet in het Europese deel van het Rijk, in de Transsiberische spoorweg, en in de Transkavkaz. Rusland kreeg voor het eerst een Centrale bank, de roebel werd door goud gedekt, in de Donbass en andere gebieden werd rap geïndustrialiseerd. En er kwam in 1871 een nieuwe dienstplicht op moderne grondslag, waarbij alle jongens in het Rijk voor beperkte tijd het leger in moesten, en niet alleen de Russen onder hen.
Het waren grote veranderingen allemaal maar de ontwikkeling was ook nogal eenzijdig, volgens een patroon dat we ook in later tijden nog zichtbaar was: de nadruk viel sterk op de uitbouw van macht en leger, en de daarmee verbonden zware industrie, terwijl de ontwikkeling van de landbouw en de levenstandaard van de bevolking sterk achterbleven bij die in de rest van Europa. Om over niet-materiële kanten van het leven in het Rijk nog maar te zwijgen.
De afschaffing van de lijfeigenschap had, anders dan verwacht, niet een verbetering van de agrarische productiviteit ten gevolge, door de opkomst van allerlei nieuwe, collectieve beschermingsconstructies als de ‘zemstvo’ en de ‘mir’. Terwijl niemand eigenlijk goed kon aangeven wat de economische zin was van de vaak door zware strijd gerealiseerde gebiedswinst aan de randen van het Rijk (Daghestan, Tsjetsjenië, Boechara, Samarkand) nam de repressie elders in het Rijk zeker niet af. Zo werden in Polen – dat sinds de Poolse delingen aan het einde van de achttiende eeuw feitelijk grotendeels deel uitmaakte van het Russische rijk – de laatste resten Poolse identiteit uitgegumd: de Poolse taal werd verboden en zelfs de naam ‘Polen’ werd verboden en vervangen door ‘territoria van de Vistula’.
Dat laatste was voor straf: in 1863 had de tsaar met veel geweld een Poolse opstand moeten onderdrukken. Maar ook in delen van het Rijk waar de volkeren zich over het algemeen loyale onderdanen betoonden, werd vaak een onbegrijpelijk hard beleid van ‘russificatie’ doorgevoerd – in het tot het Rijk behorende groothertogdom Finland, Letland en Estland bijvoorbeeld. Litouws moest voor straf in cyrillische letters worden geschreven. Het tsaristisch bewind beschikte over een wonderbaarlijk vermogen van vrienden vijanden te maken.
Ondanks de modernisaties slaagde Rusland er in deze jaren maar zelden in de overige Europese grootmachten zijn wil op te leggen. Tot grote voldoening van de Russische publieke opinie, die in de ban was van ‘panslavische’ gedachten en grote sympathie had voor de vrijheidsstrijd van de slavische broedervolkeren op de Balkan tegen het Ottomaanse juk, greep de tsaar met troepen regelmatig in op de Balkan. Maar toen in 1878 op de conferentie van Berlijn de territoriale buit verdeeld zou worden, wisten de andere Europese machten Russische expansie op de Balkan te verhinderen, ten gunste van de oprichting van tal van kleinere Slavische natiestaten.
En inmiddels groeide de onvrede: aangezien elke oppositie verboden was en werd bestraft met tenminste verbanning naar Siberië, nam de oppositie die er was al vlug extremistische en meteen ook vaak terroristische vormen aan. Op die manier pleegde de ondergrondse beweging ‘Volkswil’ (Narodnaja volja) in 1881 een succesvolle moordaanslag op tsaar Aleksandr II, de meest ‘liberale’ Russische tsaar in de negentiende eeuw. Diens opvolger Aleksandr III (overigens het idool van Poetin) koos voor de harde hand. Vanaf 1890 zeker stond Rusland slecht bekend, als het meest gewelddadige en geradicaliseerde land van Europa – een baaierd van aanslagen, met geweld onderdrukte stakingen en opstanden en ander ongerief, waaraan de voordelen van het moderne kapitalisme voorbij leken te gaan.
In 1897 was er een volkstelling: het Rijk had toen 125 miljoen inwoners. Het was in veel opzichten nog steeds achterlijk, naar Europese maatstaven. 77,5 procent van de onderdanen was agrariër, er waren in heel het Rijk slechts 55 steden met meer dan 50.000 inwoners, slechts 20 procent van de bevolking kon lezen en schrijven. Russen vormden met 44,3 procent van de bevolking een minderheid in eigen land – reden te meer om Klein-Russen oftewel Oekraïeners (17,8 procent) en Witrussen (4,3) daarbij te willen optellen. Het hoogste opleidingsniveau in het Rijk hadden Esten en Letten.
Temidden van alle politiek en sociaal geweld bedacht tsaar Nicolaas II in 1905 dat het goed zou zijn een makkelijk te winnen, de natie verenigende oorlog te beginnen. Japan, waarmee Rusland in de buurt van Mantsjoerije in voortdurende spanning en rivaliteit verkeerde, leek daarvoor een geschikt slachtoffer. Rusland verloor echter ook deze oorlog, onder andere omdat Frankrijk en Engeland ook nu weer partij tegen Rusland kozen en de Russische vloot en landstrijdkrachten ondanks allerlei prachtige parades en militaire grootspraak niet op orde bleken, en hun moreel ronduit belabberd. (Waar hebben we dat meer gehoord). Het binnenlandse resultaat van de oorlog was een heuse revolutie, met name in de grote steden, die het tsaristische gezag met moeite in veel bloed wist te smoren.
Eens te meer achtte het bewind het moment voor hervormingen gekomen – er is immers een grens aan wat je met repressie kunt bereiken. Er kwam een heus parlement, de middels een districtenstelsel verkozen (en door de tsaar vanwege een ongewenste verkiezingsuitslag twee maal ontbonden) Doema, en bij wet werden ook persvrijheid en vrijheid van meningsuiting ingevoerd.
Het succes van deze hervormingen was gering, in die zin dat het Russische Rijk na 1914 in de Eerste Wereldoorlog een belabberd figuur sloeg tegen de Duitse vijand. Vlak voor de ineenstorting van het Russische front leek het in Rusland, na het onverwachte einde van drie eeuwen Romanov-dynastie, nog even te komen tot een parlementaire democratie, maar al spoedig wist een kleine, hecht georganiseerde club van marxistische revolutionairen onder leiding van Vladimir Iljitsj Lenin in een staatsgreep de macht aan zich te trekken.
Deze zogeheten ‘bolsjeviki’ verrichtten een wonder: ze slaagden erin om aan het einde van een verwoestende burgeroorlog tussen 1918 en 1920 het Russisch imperium te laten herleven, nu onder de naam van USSR, Unie van Socialistische Sovjet-republieken. Poetin heeft zich de afgelopen jaren meerdere malen erg boos gemaakt over Lenin omdat deze de Oekraïeners nationale rechten gegeven heeft terwijl Oekraïne helemaal niet zou bestaan. Maar die kritiek is onverdiend: zonder Lenin zou niet alleen Oekraïne al veel eerder onafhankelijk zijn geweest, maar zou ook die hele USSR in het geheel nooit hebben bestaan.
Lenin had integendeel een bepaald geniale oplossing voor het Rijk dat in heel de beschaafde wereld inmiddels bekend stond als ‘de gevangenis der volkeren’. Verregaande, vooral culturele, autonomie voor de volkeren was de enige manier om het imperium bij elkaar te houden, op basis van vrijwilligheid of althans quasi-vrijwilligheid. Zo geschiedde: meer dan honderd verschillende ‘nationaliteiten’ werden erkend en kregen recht op eigen taal en cultuur, eigen scholen en als het even kon een thuisland. Soms in de vorm van een SSR, een van de Unie-vormende republieken, of anders op een lager bestuurlijk niveau als een ASSR of een Autonome provincie.
Alleen Polen, de drie Baltische landen en Finland gingen in de burgeroorlog na 1918 voor het imperium verloren, in het Poolse geval na een verwoestende oorlog die Rusland zoals gewoonlijk verloor.
Er volgden jaren van bloeiende nationale culturen. Sommige van de erkende nationaliteiten wisten niet eens dat ze er eentje waren, de Toerkmenen bijvoorbeeld, of de Kazakhen. Joden wisten dat wel – de USSR was in deze tijd het grootste joodse land op aarde. Ook zij werden erkend en kregen zelfs in 1928 een eigen ‘thuisland’ aan de Amoer in het Verre Oosten, de nog altijd bestaande ‘Autonome Joodse Provincie’, met als hoofdstad Birobidjan en jiddisj als officiële voertaal.
Maar deze lente der nationaliteiten was van korte duur: Lenin overleed in 1924 en opvolger Stalin had andere ideeën. Nationalisme en ‘chauvinisme’ werden nu veroordeeld en gestraft en met harde hand werden collectivisering van de landbouw en geforceerde industrialisering doorgevoerd. In toespraken legde Stalin uit dat de Sovjet-Unie alleen door versterking van zijn militaire macht niet langer verliezer zou zijn in de oorlogen van de toekomst.
In 1939 was het weer oorlog. Stalin wist door geheime afspraken met Hitler-Duitsland een deel van het in de burgeroorlog verloren terrein aan de Westgrens terug te winnen: een deel van Polen, de Baltische landen. De herovering van Finland – het enige gebied waarvoor oorlog nodig is – mislukte grotendeels. Eerste stap na de herovering was steeds de eliminatie van lokale elites, die werden neergeknald of op transport gesteld. Er werd onder Stalin heel veel gedwongen gemigreerd – hele volkeren gingen op transport, vooral uit de grensstreken: Volga-Duitsers, Krim-Tataren, Tsjetsjenen.
De veroveringen van 1939 kregen een blijvend karakter na de Duitse nederlaag van 1945. Sterker nog: Rusland kreeg er een hele zone landen bij waar het de dienst uitmaakte – bijna de helft van het Europese continent. Niet alles lukte: Tito’s Joegoslavië maakte zich in 1948 los uit het door Moskou gedomineerde Oostblok, en hetzelfde lukte Albanië. De communisten verloren de Griekse burgeroorlog, en Finland wist zelfstandig te blijven. Maar daar stond veel tegenover: het Russisch imperium reikte van Berlijn en Praag tot Vladivostok en de Beringstraat. Bovendien voelden talrijke landen Latijns-Amerika, Afrika en Azië zich met het Sovjet-imperium verbonden. ’s Werelds laatste imperium wist zich met succes te verkopen als het vaderland van anti-imperialisme. Heel af en toe was het nodig om militair in te grijpen ter bestendiging van de verhoudingen: in Oost-Berlijn in 1953, in Hongarije in 1956 en in Polen en Tsjechoslowakije in 1968.
Maar ja, er bleef dat oude probleem bestaan: macht en militair vertoon zijn één ding, kwaliteit van leven voor de bevolking – of zelfs overleven want de USSR was decennialang ’s werelds grootste graanimporteur – een tweede. De kwaliteit van leven nam, materieel gezien, in de USSR na 1953 gestaag toe maar bleef ver achter bij die in het kapitalistische Westen. Rijen van uren voor sardines of sinaasappelen waren geen karikatuur, maar tot eind van de USSR bittere werkelijkheid. En dan hebben we het nog niet eens over de niet-materiële aspecten des levens – de vrijheid om te zeggen en lezen wat je wilt bijvoorbeeld. De USSR was aan het eind van de jaren 1980 geen wrede dictatuur meer, maar een min of meer versteende ideologische structuur, en een almachtige politie.
Het werd medio jaren 1980 dus hoog tijd voor weer een nieuwe liberale episode in de sage van het Russische imperium. Het land dreigde in alle opzichten steeds verder achterop te raken, economisch, demografisch, technologisch en daardoor ook militair en als machtsfactor in de wereld. Gorbatsjov en zijn als ‘perestroika’ en ‘glasnost’ bekend staande liberale hervormingen moesten uitkomst bieden.
Wat het imperium betreft, ging de nieuwe vrijheid gepaard met allerlei onbedoelde effecten. Dat de staten van het blok in Oost-Europa het voor gezien hielden, was nog tot daaraantoe. Zo’n imperium is duur: je moet troepen onderhouden voor de controle en al die bloklanden waren verslaafd aan de goedkope grondstoffen die uit Rusland kwamen. Maar onbedoeld ging door politieke strijd binnen de Sovjet-elite ook de USSR zelf ten onder als politieke structuur: de Unie viel uiteen in vijftien republieken, met als grootste de RSFSR, nu bekend als Russische Federatie – Rusland zeg maar.
Als het uiteenvallen van de USSR een democratisch experiment zou zijn geweest, dan was het maar zeer ten dele geslaagd. De drie Baltische landen werden democratische landen en ook in Oekraïne, Georgië, Armenië en Moldavië zijn er ontwikkelingen ten goede. Hetzelfde geldt voor Kirgizië, zij het na vreselijke burgeroorlog in de jaren negentig die niemand in het Westen interesseerde. Maar andere landen zijn quasi-feodale, persoonlijke dictaturen: soms betrekkelijk ontspannen zoals Kazachstan of Azerbaidjan, maar soms ook in de vorm van keiharde politiestaten: Belarus, Toerkmenistan, Oezbekistan, Tadjikistan.
Als Europeanen is nu natuurlijk ons grootste probleem dat democratie en de daarmee verbonden gematigdheid, vredeswil en gehechtheid aan de internationale rechtsorde, evenmin zijn aangeslagen in wat rest van het Russische rijk, de Russische Federatie. Men zegt dat de eerste Russische president, Boris Jeltsin, afscheid wilde nemen van het imperiale denken, maar in 1994, bij de eerste Tsjetsjenië-oorlog tot de conclusie kwam dat Rusland zich dat niet kon veroorloven. In 1993 had Jeltsin overigens al bij een politiek conflict het Russische parlement laten beschieten.
Zijn opvolger Poetin heeft zich nu kennelijk voorgenomen zoveel mogelijk het verlies van het Russische Imperium goed te maken, onder andere door een heuse oorlog tegen Oekraïne te beginnen. Daarbij lijkt Poetin de Russische krijgskansen schromelijk te hebben overschat – net als zijn voorgangers aan de top van het Imperium in 1853, 1905, 1914 en bij de inval in Afghanistan in 1979.
Een lichtpuntje is misschien dat op verloren oorlogen meestal een ‘liberale’ periode volgt omdat men in het Kremlin inziet dat er iets moet gebeuren, wil Rusland niet verder wegzinken. Nu tal van verhalen over rampzalig verloop van de oorlog de ronde doen – dat een land dat in de komende lente 134.000 dienstplichtigen oproept voor de eerste oefening zich gedwongen voelt in Syrië voor de lopende oorlog vrijwilligers te werven, zegt veel over dat verloop – is wel duidelijk dat er behoefte bestaat aan hervormingen.
Maar laten we ons niet rijk rekenen: Poetins positie als dictator lijkt voorshands niet in gevaar, in die zin dat de buitenwereld geen enkel uitzicht heeft op een alternatief, laat staan een liberaal alternatief. Over Rusland daalt dezer dagen een wolk van censuur en repressie neer, die niet lijkt bedacht om spoedig te worden opgeheven. Of we willen of niet: we zullen met dit Russische imperium moeten leven en er ons zonodig tegen moeten wapenen. De droom van een ongedeeld en vrij Europees continent waarin het nooit meer oorlog zou zijn – een droom die soms bijna een vanzelfsprekendheid leek geworden – ligt in duigen. Rampspoed is ons deel.
Sabine Dullin: L’ironie du destin. Une histoire des Russes et de leur empire. (1853-1991). Petite Biblio Payot 2021.
Illustraties: Encyclopedia Brittanica.


Een heldere analyse, waar uk veel van opgestoken heb, dank!
LikeLike
Geachte heer Van den Boogaard
Ik waardeer uw artikelen zeer en ik verbaas mij er eigenlijk over dat ze gratis toegankelijk zijn. Kan ik een bijdrage leveren?
Mvg
Roger Somers
LikeLike
Geachte heer Somers,
wat een aardig aanbod! Maar mijn blog blijft gratis, want ik schrijf die bijdragen voor mijn genoegen. Ik werk ook af en toe mee aan de Groene Amsterdammer en De Republikein, die ik hierbij van harte wil aanbevelen. (Vooral de Groene, als ik eerlijk ben). Vriendelijke groet, Raymond van den Boogaard
LikeLike
Mooi en rijk verhaal, veel dank. Maar Rusland gaat die oorlog met Oekraïne natuurlijk niet verliezen.
Beste groet,
Hans
email: hasleurink@gmail.com
GSM: 00 32 486 32 90 30
LikeLike