
Donald Trump had voor zijn krankzinnigste dag als president van Amerika tot nu toe, een omineuze datum uitgezocht: 23 augustus, de 80-ste verjaardag van het Hitler-Stalin-pact. Niet dat Trump hier zonder meer als een Hitler 2.0 moet worden afgeschilderd. Dat zou een vorm van historische kitsch zijn. Maar er is wel een overeenkomst tussen de gebeurtenissen op deze datum in 1939 en 2019. Hoezeer je ook zou willen of tot dan toe hebt willen geloven dat de soep niet zo heet gegeten etcetera – het politieke kwaad heeft zich geopenbaard en laat zich niet langer wegredeneren.
In 1939 was het de zekerheid dat Hitler een oorlog westwaarts in de zin had, waarvoor Sovjet-leider Stalin hem door een vriendschapsverdrag rugdekking gaf, zodat de Duitse leider geen oorlog op twee fronten zou hoeven voeren. De implicaties van het akkoord werd al spoedig duidelijk toen Duitsland en de Sovjet-Unie Polen onder elkaar opdeelden. Of Trump een oorlog in de zin heeft, weten we niet. Maar deze week bleek zonneklaar dat hij zich ziet als door god gezonden – vastbesloten de wereldeconomie en de internationale rechtsorde te vernietigen, als dat past in zijn intellectueel inferieure ideeën over hoe de wereld werkt.
Een belangrijk verschil tussen 1939 en 2019 is natuurlijk dat we in het eerstgenoemde geval weten hoe de geschiedenis verder is gegaan. Hoe vreselijk ook – onzekerheid over hoe het toen verder ging, is op zich geen reden om ’s nachts wakker te liggen. Dat is in 2019 natuurlijk anders. Die martelende onzekerheid in 1939 weer voelbaar te maken, is de opzet van de Britse historicus Frederick Taylor, wiens ‘1939, de oorlog die niemand wilde’ deze zomer in Nederlandse vertaling is verschenen. Het is een vergelijkende studie over hoe in Duitsland en Groot-Brittannië in 1938 en 1939 werd omgegaan met de donkere wolken die zich, politiek gesproken, boven Europa samenpakten. En dat door middel van ‘subjectieve’ bronnen als dagboeken, contemporaine pers- en andere publicaties en andere archieven.
Taylor legt in zijn inleiding zelf het verband met de onzekerheden van nu. Er is, schrijft hij, thans niemand die, hoe onrustbarend veel ontwikkelingen nu ook zijn, echt wil geloven dat er een oorlog of soortgelijke catastrofe ophanden is, maar er is ook niemand die denkt dat zoiets volstrekt uitgesloten is. Met die wetenschap kun je je beter verplaatsen in de zucht van verlichting die door heel het continent ging toen de Britse premier Chamberlain en de Franse premier in 1938 verkondigden de Europese vrede te hebben gered na eerst Tsjechoslowakije te hebben opgeofferd aan Hitlers territoriale ambities. Zo extreem was de gedachte toch niet dat het Hitler erom te doen zou zijn de Duitse minderheid in Sudetenland weer bij het Duitse Rijk te trekken en dat het daarna rustig zou blijven? Spoedig bleek de wens de vader van de gedachte, toen Hitler een einde maakte aan het zelfstandig voortbestaan van de rest van Tsjechoslowakije. Het ging hem er wel degelijk om op grote schaal Europa te veroveren.
De titel van Taylors boek heeft betrekking op het verondersteld geringe enthousiasme van Britten en Duitsers voor de oorlog in 1939. In 1914 waren Duitsers, Britten en anderen nog enthousiast ten strijde getrokken, het hart gloeiend van vaderlandsliefde en optimisme over de overwinning. Maar 14-18 was uitgelopen op een welhaast industriële slachting zonder weerga en de herinnering daaraan was in de jaren dertig nog redelijk vers. De Britse historicus beschrijft een scène in 1938 na Hitlers ultimatum inzake Sudetenland, waarbij de leider op het balkon van zijn Rijkskanselarij in Berlijn verschijnt om, zoals hij vaak deed, zijn fans toe te zwaaien. Waar de menigte anders bij de aanblik van de Führer in gejuich losbarstte, heerste in de straat nu een bedrukte stilte. Naar verluidt zou Hitler bij die gelegenheid hebben geconcludeerd dat het Duitse volk nog niet rijp was voor de oorlog die hij in de zin had. Gelukkig voor hem gaven Chamberlain en Daladier hem gauw daarna zonder oorlog zijn zin.
Taylor citeert een rapport van de NSDAP, afdeling Bielefeld uit 1939. In het bijzonder onder Duitse vrouwen, heet het daarin, wordt de opvatting gehoord dat er geen oorlog zal komen – waarachter zich de angst verbergt dat er inderdaad een oorlog zal komen. “In werkelijkheid houden ze allen rekening met een oorlog, een waarmee niemand – een paar jongeren uitgezonderd – de geringste sympathie heeft”.
Maar hoe heeft het dan toch tot die oorlog kunnen komen? Taylor gooit het op de hamerende propaganda die jarenlang over de Duitsers is uitgestort, en die de geesten rijp heeft gemaakt voor een oorlog die hoe langer hoe meer als onvermijdelijk werd gezien. Ik vind dat Taylor deze ontwikkeling in zijn meer dan 400 pagina’s omvattende, grotendeels anekdotische studie niet erg onderbouwt, maar met de conclusie kan ik het wel eens zijn.
Bij de enige oorlog die ik met eigen ogen heb zien ontstaan, ging het net zo. In de Bosnische hoofdstad Sarajevo begon de oorlog in april 1992. Daaraan waren maanden, of eigenlijk jaren van provocaties, intriges en nationalistische propaganda vooraf gegaan, waaraan vrijwel niemand zich kon onttrekken. In Sarajevo woonden maar weinig fervente nationalisten, van welke richting dan ook, maar de niet aflatende spanning of er wel of geen oorlog zou komen, bracht veel vreedzame stadsbewoners, die eerder in 1992 nog hadden gedemonstreerd voor vrede en verdraagzaamheid, er op den duur toe te hopen dat de vijandelijkheden nu zouden losbarsten.
Dan zou het tenminste voorbij zijn en de lucht geklaard, was hun gevoel meestal. Luttel konden zij vermoeden dat de oorlog en het beleg van Sarajevo drie jaar zouden duren. Die vreemde, welhaast dialectische oorlogsbereidheid bij anderszins vreedzame mensen heeft mij destijds zeer geschokt, moet ik bekennen. Maar aan het alternatief, oorlog tot iedere prijs voorkomen, kleven natuurlijk ook nadelen, zoals de smadelijke nagedachtenis van het Akkoord van München en de opoffering van het democratische Tsjechoslowakije aan Hitlers ambities laten zien.
Het aardige van Taylors boek is dat het die radeloosheid en onaantrekkelijke dilemma’s van de tijdgenoten bloot legt. Deze lezer zou wel graag wat meer structuur hebben willen zien – de stelling dat bijna niemand de oorlog wilde, zou misschien wat beter uit de verf komen wanneer er ook wat enthousiastelingen aan het woord zouden komen. Wel is er gelukkig aandacht voor het deel van de Britse publieke opinie dat de verkwanseling van Tsjechoslowakije meteen al een een slecht idee vond. Het overheersende beeld, aan beide zijden van de Noordzee, lijkt een soort fatale berusting geweest. Wat kun je doen tegen de onheilspellende ontwikkeling, als individu? Wegkijken, dansen op de vulkaan – het is helaas ook nu bekend terrein.
Taylors boek leest wat je noemt lekker weg, al geeft het dan verrassend weinig analyse. Schokkend is de veronachtzaming van de jodenvervolging in Duitsland en het over het algemeen zeer geringe enthousiasme van de overige landen om de uit Duitsland gevluchte joden onderdak te bieden – een onderwerp dat wellicht eerder een aparte studie zou verdienen. Schier ongelofelijk is wat Taylor vertelt over de Londonse huisdieren. Als in 1939 tenslotte overduidelijk wordt dat het spoedig weer oorlog zal zijn, vragen veel Londenaren zich af wat ze aan moeten met hun huisdier bij bombardementen, gasaanvallen of deportaties. Dat leidt begin 1939 tot het afmaken van 400.000 katten, honden, vogels etc.
Toch had ik dus graag gezien dat Taylors boek wat meer was geweest dan een verzameling anekdotes. Hulpeloosheid is immers één ding, leren uit de geschiedenis iets anders. Het gaat er daarbij niet om, goedkope en kreupele vergelijkingen van het genre Trump=Hitler te maken. De Verenigde Staten van nu zijn met Nazi-Duitsland niet te vergelijken, al geeft het onophoudelijke bombardement van leugens en schokkende uitspraken van Trump, waarmee heel de VS en in ieder geval de Amerikaanse media nu al bijna drie jaar dagelijks bezig zijn, wel sterk te denken. Steeds vaker lees je de klacht dat de Amerikanen murw raken voor het optreden van hun president.
Die vermoeidheid voor de propaganda, en de weerlegging ervan, bieden degene die verantwoordelijk is voor de manipulatie kansen. Bijvoorbeeld om – even terugkomend op het Hitler-Stalin-pact – een verbond te sluiten dat volgens alle denkbare criteria volstrekt onmogelijk leek. De Duitse historica Claudia Weber heeft er op gewezen dat dit pact veel meer was dan een list van Stalin om de oorlog nog even weg te houden van de Sovjet-Unie – in het licht van de latere gebeurtenissen nog steeds een veel gehoorde interpretatie. Het pact was een gestructureerde poging van Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie om Europa onder elkaar op te delen. De SS en de NKVD voerden bij de opdeling van Polen coördinerende besprekingen over hun respectieve zuiveringen onder ongewenste elementen uit de bevolking. Het waren grondstof-leveringen uit de Sovjet-Unie die Duitslands veldtochten tegen Frankrijk, Nederland en zoveel andere landen mogelijk maakten.
Dat het tij keerde toen Hitler alsnog Rusland binnenviel, neemt niet weg dat het pact tot die tijd voor beide partijen bevredigend werd nageleefd. Na 1945 realiseerde Stalin trouwens alsnog zijn ambitie, Europa op te delen in invloedssferen. In het licht van de – wat zullen we zeggen – warme gevoelens en affiniteit die Trump tentoonspreidt voor de Russische leider Poetin, en zijn afkeer van de Navo, is het zaak ook deze geschiedenis in het oog te houden.
Frederick Taylor: 1939, de oorlog die niemand wilde. (Vertaling George Pape en Herman Meester) Spectrum 2019
Afbeeldingen. Danseressen van het Londense Windmill-theatre – bekend om zijn gewaagde dans en bekend van de film ‘Mrs. Henderson presents’ – bereiden zich in 1939 voor op mogelijke oorlogshandelingen; een straathoek in Berlijn in 1939.

Geef een reactie