
De meer dromerige, filosofische en visionaire passages in de toespraken van de Russische president Vladimir Poetin krijgen in het Westen meestal minder aandacht dan zijn onversneden politieke opmerkingen. Nu ja, tot voor kort dan. Toen Poetin zich onlangs tot historicus ontpopte en in een mijmerend opstel bewees dat al sinds de vroege Middeleeuwen Russen, Wit-Russen en Klein-Russen (oftewel Oekraïners) één volk zijn, daagde het inzicht dat het wellicht de moeite loont om Poetins diepere gedachten wat aandacht te geven. Zo is de president, volgens de Franse filosoof van Russische afkomst Michel Eltchaninoff, een aanhanger van het Russische Kosmisme – of, als dat misschien wat te sterk is uitgedrukt, toch tenminste beïnvloed door deze pseudo-wetenschappelijke, half-religieuze onderstroom in het Russische- en Sovjet-denken.
In zijn vermakelijke ‘Lénine a marché sur la lune’ probeert Eltchaninoff, hoofdredacteur van het Franse ‘Philosophie magazine’ zijn these van Poetins sympathie voor het ‘Kosmisme’ handen en voeten te geven. Op het eerste gezicht wekt die immers verwondering. Poetin, gepokt en gemazeld als employée van de Sovjet-geheime dienst KGB, stel je je eerder voor als een geharde atheïst, in de sfeer van een van de bekendste anti-religieuze posters uit de Sovjet-tijd: een kosmonaut die voor ons aardbewoners de gelegenheid heeft in de kosmos rond te kijken en ons opgetogen meldt wat wij en de Communistische Partij reeds vermoedden: er is geen God!
Zulk militant atheïsme is in het Kremlin nu niet meer in de mode. Tenslotte heeft Poetin de Moskouse kathedraal laten herbouwen die de door hem in ander opzicht zozeer bewonderde Jozef Stalin met dynamiet had laten opblazen. Ook laat de president zich regelmatig in een orthodoxe kerk zien en weet hoe hij zich moet bekruisen. Dat Poetin ook nog speelt met het gedachtengoed van het ‘Russische Kosmisme’, dat normaal gesproken in Rusland vooral aantrekkingskracht uitoefent op mystici, hoeft dus geen grote verwondering te wekken.
Eltchaninoff heeft het vooral voorzien op een toespraak uit 2007, waarin Poetin op lyrische toon sprak over de menselijke verovering van het heelal – niet zozeer als een kras staaltje van techniek, maar als een menslievend en vooruitstrevend project. In die zelfde toespraak kondigde hij ook de bouw aan van een nieuw Russisch ‘kosmodrome’, in het Verre Oosten van de Russische Federatie, kennelijk ter vervanging van de inmiddels in onafhankelijk Kazakhstan gelegen raketbasis Baikonoer. Die nieuwe basis, nabij het plaatsje Vostotsjni en de rivier de Amoer, zou vernoemd moeten worden naar Konstantin Tsjolkovski (1857-1935), een ‘Kosmistisch’ denker en geleerde en in Sovjet-tijden vaak gepresenteerd als de aartsvader van de Russische ruimtevaart. Van die basis is trouwens, om onbekende redenen, sinds 2007 weinig meer vernomen. Ook de plannen voor verdere bemande Russische ruimtevluchten blijven voorshands een beetje vaag. Duidelijk is alleen dat er in het Kremlin weinig animo meer bestaat voor voortzetting van de samenwerking met de Amerikanen op dit punt.
Het Russische Kosmisme dateert uit de tweede helft van de Negentiende Eeuw, een tijd waarin – naar de lezers van Dostojevski en Tolstoj weten – er in Rusland geenszins gebrek was aan originele, visionaire en niet zelden een tikje zonderlinge denkers. Voor Nikolaj Fjodorov (1828-1903) ook wel de ‘Moskouse Sokrates’ genoemd, moest religie meer zijn dan een verzameling in de loop van de geschiedenis verzamelde dogma’s, een persoonlijke overtuiging of een visie op de mens. Dat alles was Fjodorov te min.
De gelovige mens moest iets teweeg brengen – en niet alleen maar passief afwachten wanneer het de Heiland zou believen wederop te staan en de doden met hem. Niet wederopstanding maar wederopwekking moest het doel zijn. Het was, met andere woorden, de taak van de moderne mens om de doden weer tot leven te wekken – onder gebruikmaking van de wetenschap die in deze tijd immers grote vooruitgang boekte. Niets, meende Fjodorov, ging op deze aarde immers verloren: het stof der overledenen niet, en ook niet de trillingen en vibraties enzo die ze teweeg hadden gebracht. Door wederopwekking van reeds gestorven generaties zou een grote sociale verbondenheid worden gerealiseerd.
Zo’n reconstructie van de mensheid was een technische, ethische en politieke taak van grote, zeg maar rustig kosmische importantie. In één opzicht doen de ideeën van Fjodorov enigszins denken aan die van Karl Marx. Waar deze grondlegger van het ‘wetenschappelijk socialisme’ (zoals dat in de Sovjet-Unie wel heette) ooit schreef dat filosofen de wereld alleen maar hadden geïnterpreteerd, en dat het nu zaak was om de wereld te veranderen, stelde Fjodorov iets dergelijks voor ten aanzien van religie. Maar Vladimir Lenin (1870-1924), leider van de Bolsjeviki en grondlegger van de Sovjet-Unie, zag niets in de ideeën van Fjodorov, wiens gedachtengoed in het geheel niets van doen had met het door Lenin en de zijnen gehuldigde historisch-materialisme.
Toch werd Lenin, na zijn verscheiden in 1924, in zekere zin het eerste slachtoffer van het Kosmisme en de gedachte aan wederopwekking der doden. Tegen zijn wil – zowel Lenin zelf als diens weduwe Natalja Kroepskaja wilden dat hij zou worden begraven op het Novodjevitsji-kerkhof in Moskou – werd Lenins lijk gebalsemd en tentoongesteld in een mausoleum op het Rode Plein – waar hij trouwens nog steeds ligt, al bijna een eeuw lang. Dat was voor een groot deel het werk van Lenins financiële rechterhand, de revolutionair Leonid Krasin (1870-1926), die er vast van overtuigd was dat het lang meer kon duren of de wetenschap wist hoe doden weer op te wekken.
Krasin was evenwel geenszins de enige prominent in de jonge Sovjet-Unie van de jaren 1920, die in zijn hart naast het historisch materialisme ook nog een warm plekje voor Fjodorov en het Kosmisme had. Aleksandr Bogdanov (1872-1928), arts en filosoof, schreef essays en romans die verwezen naar wat hij ‘empiriomonisme’ noemde: de gedachte dat er geen onderscheid bestaat tussen de fysieke en de psychische ervaring van iets. Door het opheffen van die scheiding kan het individu zich verliezen in een collectieve reactie – en zou bijvoorbeeld de kapitalistische uitbuiting niet langer bestaan. De overwinning van het proletariaat had, in deze visie, dus weinig van doen met de economie. De nieuwe mens was geboren.
Ook de invloedrijke intellectueel Anatoli Loenatsjarski (1875-1933) en de in heel Europa befaamde romanschrijver Maksim Gorki (1868-1936) zagen de Oktoberrevolutie in het licht van een idealistische-, geestelijke strijd. Loenatsjarski beschreef het socialisme eens als “de georganiseerde strijd van de mensheid tegen de natuur terwille van de totale onderwerping aan de rede”. Samen met Bogdanov en Gorki richtte bij de ‘Beweging der Godbouwers’ op, die op basis van het officiële atheïsme voor de ‘nieuwe mens’ van het socialisme een spiritueel leven wilden ontwerpen – ‘godbouwerij’, zoals de beweging in het Russisch genoemd werd (‘Bogostroitelstvo’).
Bogdanov was in dit verband een van de meest enthousiaste werkende leden. Niet alleen was hij de conceptuele vader van ‘Proletkoelt’, een poging om voor de nieuwe mens een heel eigen cultuur, ver verwijderd van die van de bourgeoisie, te ontwerpen. Ook experimenteerde hij ijverig met bloedtransfusies, bedoeld als een middel om de veroudering in het menselijk lichaam tegen te gaan en – wie weet – tot een overwinning op de dood te geraken. Bij een van deze experimenten, op zichzelf, stierf Bogdanov in 1928. Van de Godbouwerij had Lenin evenmin iets willen weten, en ook Stalin leek er later weinig mee op te hebben. Hij liet zich weliswaar in 1953 eveneens balsemen om naast Lenin in het mausoleum te liggen, maar dat zal wellicht zijn hoogmoed geweest zijn en de wens niet bij Lenin achter te blijven.
Er waren meer Kosmisten in de Sovjet-Unie van de jaren Twintig, veelal uit de kring van revolutionaire anarchisten, met wie het onder het bewind van Stalin maar al te vaak slecht afliep. Het is, door al die decennia van censuur en afgeknepen publiek debat in de Sovjet-Unie, waaraan pas in de jaren tachtig onder Michail Gorbatsjov een einde zou komen, moeilijk om te beschrijven hoe ondergrondse, niet openlijk beleden geestelijke stromingen in de USSR konden voortbestaan. Maar Eltchaninoff’s stelling dat het Russisch Kosmisme steeds een sterke trend was, omdat zulke gedachten pasten in een messianistische instelling die de Russische cultuur eigen is, komt mij zeer aannemelijk voor.
En er is de figuur van de kennelijk dus door Poetin bewonderde Konstantin Tsjolkovski die net als Fjodorov uit de stad Kaloega afkomstig was en deze ook in zijn jeugd ontmoet had en door hem geïnspireerd was. Deze ontmoeting, en de lezing van Jules Verne’s in 1865 verschenen roman ‘De la terre à la lune’, brachten de jonge Tsjolkovski tot onderzoeken naar de mogelijkheid van ruimtevaart, door middel van straalmotoren en raketten. De eerste min of meer relevante plannen voor een ruimteraket publiceerde hij al in 1895, en het was hem vergund in 1935 in zijn bed te sterven, als een alleszins geëerd Sovjet-burger.
Maar het technisch vernuft dat hij bij zijn studies aan de dag legde, kwam volgens Eltchaninoff wel degelijk mede voort uit quasi-religieuze, messianistische motieven. Want Tsjolkovski had van Fjodorov al vlug begrepen dat ruimtevaart een absolute noodzaak was: wanneer de mensheid en de wetenschap de dood zouden hebben afgeschaft of zelfs de voorouders weer tot leven hadden gewekt, zou het veel te vol worden op aarde. Kolonisatie van de ruimte, kosmische expansie dus, was dure noodzaak voor de mensheid – zoals ooit de Russische natie de eindeloze vlakten van Siberië had veroverd.
Overigens was Tsjolkovski tevens een eugeneticus: het combineren van atomen zou niet alleen voor eeuwige jeugd en eeuwig leven kunnen zorgen, maar ook voor verbetering van de menselijke soort. Ofschoon hij een erkende Sovjet-prominent was, had zijn denken weinig marxistisch of dialectisch. Je kunt hem eerder een cartesiaan noemen, denkt Eltchaninoff, gezien zijn ideeën over volstrekte onderwerping van de natuur aan de mens. Maar dat op zich ging heel goed samen met de Sovjet-ideologie.
Tsjolkovski was het grote voorbeeld voor de geleerde Sergej Koroljov (1906-1966), de raketontwerper en hoofd van het Sovjet-ruimteprogramma die verantwoordelijk is geweest voor de eerste kunstmaan in 1957, Spoetnik-1, en in 1961 Joeri Gagarin als eerste mens de ruimte in stuurde – misschien de laatste gelegenheden waarbij de Sovjet-Unie kon pretenderen de progressieve voorhoede der mensheid te zijn.
Curieus is de carrière van de geoloog en chemicus Vladimir Vernadski (1863-1945), door Eltchaninoff beschouwd als een Kosmist omdat hij de bedenker van de term ‘Antropoceen’ zou zijn – een geologisch tijdperk waarin het optreden van de mens de dominerende factor is. Vernadski was overigens ook de bedenker van de term ‘biosfeer’, en geldt in het hedendaagse Rusland als de vader van de Ecologie (en van plaatselijke versies van ‘New Age’). Dat Vernadski, ondanks soms openlijke kritiek op Stalin, in 1945 toch in zijn eigen bed overleed, heeft hij vermoedelijk te danken aan het feit dat zijn onderzoekingen naar atomaire energie mede de basis hebben gelegd voor het Sovjet-arsenaal aan atoomwapens.
In de Sovjet-Unie van de jaren 1970 en 1980, waarin het Marxisme-Leninisme wel in elke publicatie en bij elke gelegenheid moest worden beleden, maar elke overtuigingskracht had verloren, bestond er soms een beetje ruimte voor het ventileren van Kosmistische ideeën over eeuwig leven en verovering van de ruimte, in science fiction-romans bijvoorbeeld. Ook in de films van Andrej Tarkovski zijn zulke elementen bespeurbaar. Vaak waren Kosmistische motieven verbonden met een Russisch-nationalistische stroming die zich binnen de Sovjet-elite openbaarde, in het maandblad ‘Molodaja Gvardija’ bijvoorbeeld – waar ‘Novi Mir’ de meer ‘liberale’ stroming vertegenwoordigde, en ‘Oktjabr’ die van de verstokte stalinisten.
Met Gorbatsjovs ‘glasnost’, gingen in Rusland ideologisch de remmen los. Alle vormen van occultisme, religie en pseudo-wetenschap waren voortaan toegestaan. In de praktijk lijken het vooral de religieuze fanatici of extreem-nationalisten die zich tegenwoordig tot Kosmistische ideeën over een hoge opdracht voor het Russische volk, het eeuwige Rusland en de eeuwige dood voelen aangetrokken. Dat het Kosmisme opduikt bij Vladimir Poetin, die met de jaren steeds ‘ideologischer’ en neo-nationalistischer wordt, ligt dus wel een beetje in de lijn.
En wie weet doet zich hier op den duur een mogelijkheid tot toenadering tussen Oost en West voor. Want Amerikaanse superrijken als Jeff Bezos en Elon Musk investeren immers, net als sommige Russische oligarchen, in ‘cryogenisatie’ en andere technieken om de dood op een afstand te houden, of tenminste de optie van een herleving in de toekomst open te houden. Ook de gedachte aan kolonisatie van het heelal, mocht het op aarde niet meer te harden zijn, is in Silicon Valley nog springlevend. Kosmisten aller landen, verenigt U!
Michel Eltchaninoff: Lénine a marché sur la lune. La folle histoire des cosmistes et transhumanistes russes. Solin/Actes Sud, Parijs 2022.
Afbeeldingen: 1. Anti-religieuze Sovjet-Poster uit de jaren ’60: ‘God is er niet!’. 2. Konstantin Edoeardovitsj Tsjolkovski, vermoedelijk in 1924, fotograaf onbekend. 3. Vladimir Ivanovitsj Vernadski in 1934. Fotograaf onbekend. Archief Academie van Wetenschappen, USSR.


Geef een reactie