De schrijver en de dictator

(17-12-2017)

In 1937 verscheen bij Querido Verlag in Amsterdam, de beroemde uitgeverij van Duitse emigranten-literatuur, een boek waarvan de faam zijn auteur een leven lang zou achtervolgen – als een monument voor de goedgelovigheid of zelfs kwade trouw waarmee in principe democratisch gezinde intellectuelen waardering kunnen opbrengen voor dictators of dictaturen. Het schijnt dat de uitgever aan wie de in 1943 in Sobibor vermoorde Emanuel Querido het Duitse fonds had toevertrouwd, Fritz Landshoff, auteur Lion Feuchtwanger (1884-1958) de publicatie nog had afgeraden. Maar deze  Duitse succesauteur, wiens werk na Hitlers machtsovername in 1933 in de boekverbrandingen was beland, en die bovendien van joodse origine was en in Frankrijk in ballingschap leefde, zette door. Moskau 1937, ein Reisebericht fur Meine Freunde heet het boek voluit, alsof de schrijver ervan wel vermoedde dat hij aan het boek veel vijanden zou overhouden. Deze verwachting kwam uit.

Nu de democratie in onze dagen weer bedreigd wordt – in twee EU-landen zijn al autoritaire bewegingen aan de macht en wordt de persvrijheid bedreigd, in de VS – tot voor kort de garantie voor onze vrijheid in Europa – lijkt een dergelijke ontwikkeling ingezet, en aan de rand van ons democratische Europa slaan Rusland en Turkije steeds dreigender taal uit – lijkt het zinvol ons weer te beraden over het verschijnsel democratie. Waarom is democratie wenselijk en moet democratie verdedigd worden? In de New York Times heeft cultureel commentator David Brooks daarmee deze week een beginnetje gemaakt. Hij kondigt een reeks columns aan over basisteksten over democratie, en behandelt als eerste The coming Victory of democracy van Thomas Mann, uit 1938. Het is de tekst van een bepaald hoopvolle lezing waarmee Mann, zelf uit Duitsland naar de VS gevlucht, langs Amerikaanse universiteiten toerde. Democratie, is de strekking van het geschrift, zal overwinnen omdat het, ondanks tekortkomingen, het enige politieke stelsel is waarin de mens met vrucht zijn ambities en mogelijkheden kan realiseren.

Zou ik zelf tot zulk principieel optimisme in staat geweest zijn? vraag je je bij lezing van zo’n geschrift af. Het is het oude gezelschapsspel: als het nu oorlog was, ben ik, of zijn mijn vrienden goed of fout in die oorlog? Je hoopt van jezelf natuurlijk het eerste, maar zelfs in vredesomstandigheden, zoals nu nog, is er alle reden tot voorzichtigheid of pessimisme: als het erom spant, zijn de verleidingen van wegkijken of pacteren met de vijand groot, de dreiging die van machten kan uitgaan behoorlijk groot. Daarom heeft het zin om – als we nu de jaren dertig even als referentiepunt nemen – ook te kijken waarom de neutrale slappelingen, of zelfs regelrechte verraders van de democratische zaak, tot hun standpunten kwamen.

Feuchtwanger was, voordat hij moest vluchten, een succesauteur in Duitsland. Zijn bekendste roman is achteraf vermoedelijk Jud Süss, het verhaal van een joodse bankier in het 18de-eeuwse Stuttgart, omdat – ironie van de geschiedenis – dat boek in 1940 door de nazi’s is misbruikt als basis voor hun meest beruchte antisemitische speelfilm, waarbij de strekking van het boek volkomen verdraaid werd. Na 1933 woonde Feuchtwanger betrekkelijk geriefelijk in Sanary-sur-mer, aan de Franse Côte d’Azur en schreef nijver voort aan romans. Ofschoon – anders dan Heinrich Mann, Walter Benjamin of Bertolt Brecht bijvoorbeeld – niet echt een politiek-geëngageerde auteur, was hij niet ongevoelig van de lokroep van de Sovjet-Unie, vooral toen in 1934 Sovjet-leider Stalin de principiële bestrijding van niet-communistisch links leek te verruilen voor wat de doctrine van een ‘eenheidsfront’ tegen het fascisme heette. Vooral onder Duitse intellectuelen in ballingschap werd voor deze gedachte op instigatie van Moskou grote propaganda-arbeid bedreven. Feuchtwanger liet zich bijvoorbeeld verleiden om op afstand redacteur te worden van het Duitse litteraire tijdschrift Das Wort, dat in Moskou werd uitgegeven en mede bedoeld was als alternatief voor de Duitse emigranten-tijdschrift Die Sammlung, waarvan Querido in Amsterdam de publicatie wegens geldgebrek gestaakt had.

Moskous leidende rol in het internationaal antifascisme viel al snel door de mand als een poging om het antifascisme voor Stalins eigen doeleinden te monopoliseren. In 1935 vond in Parijs een befaamd, in feite vanuit Moskou geleid Congres voor de verdediging van de cultuur plaats, met deelname van prominente intellectuelen uit heel Europa, zelfs uit Rusland. Maar al spoedig kregen veel democratisch ingestelde schrijvers an anderen in de gaten dat er iets niet klopte aan Moskous leiderschap in de verdediging van de democratie. De manier waarop aan republikeinse kant communisten de gewapende strijd tegen Franco poogden te monopoliseren was een aanwijzing. En ook de onvrijheid die de schaarse bezoekers aan Sovjet-Rusland konden waarnemen. Het kritische reisverslag dat de Franse schrijver André Gide in 1936 het licht deed zien, Retour de l’URSS, en de compleet rabiate reactie van communistische zijde op dat boek, deden veel afbreuk aan Stalins pretentie als baken van vrijheidszin. En toen, eveneens in 1936, in Moskou het eerste grote showproces tegen oude bolsjewieken plaatsvond, waarbij Stalins voormalige collega’s in de partijtop na marteling de meest fantastische zelfbeschuldigingen uitspraken over anti-Sovjetsamenzweringen, spionage en wat niet al, was veel niet-communistische intellectuelen wel duidelijk dat de Sovjet-Unie niet zozeer een alternatief was voor Hitlers geweldsstaat in Duitsland, maar meer een variatie erop.

Zo niet evenwel Lion Feuchtwanger. Die nam eind 1936 een uitnodiging aan om de Sovjet-Unie te bezoeken. De geschiedenis van dat bezoek, en de boekpublicatie die erop volgde, zijn nu uitvoerig beschreven en gedocumenteerd in een aardig boek van de Duitse Rusland-kundige Anne Hartmann, Ich kam, ich sah, ich werde schreiben. De pretentie van het boek is een beetje dat hier voor het eerst met Sovjet-bronnen, met name bureaucratische, de geschiedenis van Feuchtwangers reis uit de doeken wordt gedaan – niet helemaal waar want de Australische Rusland-kundige deed dat al in 2007, zij het meer beknopt. Een andere verwachting die het boek wekt, is dat uit de bronnen zou blijken dat Feuchtwangers optreden anders moet worden begrepen dan voor de hand ligt: als een voorbeeld van kwade trouw, een val voor een dictatuur door een auteur die als democraat beter zou kunnen weten. Ook deze pretentie maakt het boek eigenlijk niet waar. Of je zou het hoofdstukje waarin Hartmann uitlegt dat Feuchtwanger vastbesloten was in de Sovjet-Unie een land te zien waar de Vernunft(intelligentie) aan de macht was en die zich bij die visie niet door de feiten liet afleiden, als zodanig moeten beschouwen. Dat is bij deze lezer althans niet het geval.

Maar een mooi boek is het wel. Zoals meestal met buitenlandse bezoekers in die jaren (en trouwens ook later in de Sovjet-Unie) oefenden de autoriteiten strikte controle uit over de belevenissen van de gast, te beginnen met de verwelkoming door een menigte van honderden juichende mensen op het Bjeloroeski vokzal, waar Feuchtwanger eind 1936 met de trein arriveerde. Zijn boeken bleken in vertaling uitgegeven en bleken overal lezers te vinden. Alleen al in kogellager-fabriek Kaganovitsj die hij bezocht had hij 1200 lezers, werd hem verteld. Het regende besprekingen, uitkering van auteursrechten in (niet-exporteerbare) roebels, eerbewijzen, lofredes, filmvoorstellen. De weduwe van de eerder dat jaar overleden nestor van de Sovjet-literatuur Maksim Gorki – overigens onder verdachte omstandigheden, maar dat kon Feuchtwanger niet weten – vertelde aan de bezoeker dat haar man rustig gestorven was, in de wetenschap dat er in Feuchtwanger een “nieuwe Balzac” in de Europese literatuur was opgestaan.

Feuchtwanger was al in Moskou niet kinderachtig met het verlenen van wederdiensten voor de genoten gastvrijheid. Zo schreef hij voor het partijblad Pravda een sterk afkeurend stuk over Gide, die als ‘estheet in de Sovjet-Unie’ werd weggezet, en een lofzang op de zojuist door Stalin gepubliceerde nieuwe grondwet – een van de meest democratische staatsordeningen ooit in druk verschenen. Ook woonde hij in 1937 het tweede grote Moskouse showproces bij, tegen Karl Radek en anderen, en liet na afloop van de veroordeling en de executies in de Sovjet-pers weten dat dit proces correct was verlopen. (Hij stond daarin geenszins alleen: de eveneens aanwezige Amerikaanse ambassadeur, Joseph Davies, telegrafeerde Washington ongeveer hetzelfde). 

Het merkwaardige bij dit alles is, dat Feuchtwanger in werkelijkheid helemaal niet zo gecharmeerd was van wat hij in de Sovjet-Unie te zien en te horen kreeg. We weten dat uit de bewaard gebleven, gedetailleerde verslagen die zijn tolk-gids, de charmante Dora Koravkina, dagelijks doorzond naar de organiseerde instantie, VOKS, en die vandaar bij de politieke politie en vermoedelijk zelfs op het bureau van Stalin zelf belandden. Koravkina behoorde overigens tot de weinige contacten van Feuchwanger, die de grote terreur van de jaren 1937/38 zou overleven. De autoriteiten maakten zich grote zorgen over de instelling van de Duitse gast, die in privé-gesprekken nietsvermoedend lucht gaf aan zijn afkeer van het gebrek aan vrijheid van meningsuiting, en zijn bezwaren tegen de ijzeren greep van de politieke leiding over literatuur en kunst. Achter de schermen had hij ook grote twijfels over de Moskouse processen – en twee lange gesprekken daarover met Georgi Dimitrov, de chef van de Komintern, konden hem daar niet van afhelpen. De persoonlijkheidscultus rond Stalin – overal portretten en bustes en overspannen loftuitingen – vond hij onsmakelijk en belachelijk.

Over de grootscheepse arrestatiegolf die tijdens zijn bezoek net een beetje op gang kwam, had Feuchtwanger ook informatie uit de eerste hand. Koravkina slaagde er weliswaar in om meer kritische geesten als de schrijvers Boris Pasternak en Boris Pilnjak bij Feuchtwanger uit de buurt te houden, en onderschepte zelfs al of niet anonieme brieven aan haar pupil, maar kon bijvoorbeeld niet verhinderen dat de vrouw van de Duitse dichter-anarchist Erich Mühsam Feuchtwanger vertelde over haar maandenlange opsluiting in de Ljoebbjanka-gevangenis, zonder vorm van proces. 

De bezorgdheid over dit alles was misschien nog wel het grootst bij de prominente schrijver-propagandist Michail Koltsov, die verantwoordelijk was geweest voor de uitnodiging aan Gide, en voor de desastreuze afloop van diens bezoek verantwoordelijk werd gehouden. Kolstov – die in 1940 op last van Stalin zou worden doodgeschoten – bevond zich overigens ten tijde van Feuchtwangers bezoek in Spanje, als verslaggever voor Pravda en politieke afgezant van Stalin. Uit het bezoek van Gide waren lessen getrokken. De Franse schrijver had een rondreis door de Oeral en de Krim gemaakt – Feuchtwanger kwam in zijn vijf maanden bezoek de stad Moskou niet uit. Ook werd gedacht dat Gide’s ontgoocheling wellicht verband hield met het feit dat hij niet met de charismatische leider Stalin had gesproken, en zo kwam het vermoedelijk dat Feuchtwanger deze eer wel te beurt viel. 

Maar liefst drie uur ruimde Stalin in voor het vraaggesprek. De niet bepaald ongedwongen foto van de bijeenkomst verscheen daags erna in de Sovjet-kranten (zie hieronder). De man rechts op de foto is het hoofd van de persafdeling van het Centraal comité, Boris Tal, die op latere versies van de foto is weggeretoucheerd nadat hij nog in 1937 op last van Stalin werd doodgeschoten. Weergaven van het gesprek staan in Moskau 1937 en verschenen al spoedig in Sovjet-kranten. In Hartmanns boek staat ook een vertaalde intern-Russische weergave van het gesprek – al lijken daarin al te saillante opmerkingen van Feuchtwanger over Stalins verdreven (en later in Mexico geliquideerde)  rivaal Trotski te zijn weggelaten. 

Je kunt niet zeggen dat de Duitse bezoeker te beroerd was om kritische vragen te stellen. Zo gaat Feuchtwanger in op de alom tegenwoordige Stalin-verering, die hij “overdreven en smakeloos” noemt. “Ik ben dat volledig met u eens”, zegt Stalin enigszins verrassend – hij had de verering immers zelf in de hand. Maar ach, wat wil je: “de mensen zijn maar al te blij dat het gelukt is, zich van de uitbuiting te bevrijden. (.) Dat alles schrijven ze aan mij toe, hoewel dat natuurlijk niet juist is, want wat kan één mens alleen uitrichten? In mij zien ze het symbool van het collectief en ontsteken om mij heen hun vreugdevuur”. Ok, die “gevoelens van liefde en hoogachting” zijn “absoluut terecht en elementair”, geeft Feuchtwanger toe, maar zou het Stalin niet mogelijk zijn aan de ergste opwellingen van enthousiasme, die de vrienden van de Sovjet-Unie in het buitenland irriteren, “door een machtswoord een einde te maken”? “Heb ik meerdere malen geprobeerd”, zegt Stalin dan. “Maar vergeefs. Dan zeg ik hun: dat is niet goed, zo gaat dat niet. Maar dan denken de mensen dat ik dat uit valse bescheidenheid zeg”. 

Zo gaat het gesprek nog geruime tijd door, waarbij de Duitse bezoeker zich beklaagt dat veel van die bustes en portretten van Stalin ook zo vreselijk lelijk zijn. In antwoord daarop laat Stalin iets van zijn mentaliteit doorschemeren: het zijn de bureaucraten die overal de bustes neerzetten, zegt hij, om kritiek op het ontbreken ervan te voorkomen. Dat is een geval van ‘Carrièrerisme’, zegt Stalin: bureaucraten stellen bustes op, om zich tegen kritiek op hun tekortkomingen te beschermen. Daarna gaat het gesprek verder over het gebruik van de term ‘democratie’ door Stalin en in de nieuwe grondwet, dat Feuchtwanger misplaatst acht. Stalin antwoordt met een betoog dat democratie in de Sovjet-Unie niet minder, maar anders en veel beter is in de burgerlijke landen – in termen waarvoor de hedendaagse Vladimir Poetin zich niet geschaamd zou hebben. Sovjet-democratie, zegt de leider, is iets heel anders dan “de uit de burgerlijke landen geïmporteerde democratie”. Vervolgens gaat Feuchtwanger in op de de Moskouse processen, en merkt op dat het zo merkwaardig is dat de bekentenissen van de verdachten de enige bewijzen vormen in het proces. Ook vraagt hij Stalin of, gezien de idiotie van veel van de bekende samenzweringen, de verdachten niet eerder in het gekkenhuis dan in de gevangenis zouden thuishoren. Het fascisme is tot alles in staat, is hierop Stalins antwoord.

Hartmann heeft de drukproeven gezien van het boek Moskau 1937, dat Feuchtwanger, eenmaal veilig terug in Sanary-sur-mer  over zijn bezoek schreef. Het blijkt dat de auteur aanvankelijk een betrekkelijk sceptische beschrijving gaf van Stalin, en vooral van diens conflict met Trotski, voor wie Feuchtwanger nogal waardering lijkt te hebben, bijvoorbeeld naar aanleiding van diens autobiografie, Mijn leven. In de drukproef-fase heeft de auteur zijn boek echter ernstig in pro-Stalin-richting bijgesteld, lof voor Trotski geschrapt en kritiek op Stalin afgezwakt. Waarom hij dat gedaan heeft, blijft een beetje duister – misschien om Koltsov, die hem in Zuid-Frankrijk kwam bezoeken, en anderen niet in gevaar te brengen. Want dat de terreur in Moskou inmiddels in volle gang was, kon Feuchtwanger inmiddels immers niet onbekend zijn. Voor het uiteindelijke boek bestond overigens maar heel weinig waardering – er verscheen weliswaar nog een Engelse vertaling van, maar in Frankrijk was geen uitgever te vinden voor zulke achterhaalde propaganda. Wel verscheen, op last van Stalin, een Russische vertaling, in 200.000 exemplaren, met een voorwoord van de grote leider zelf. Het was voor de Sovjet-Unie van die dagen zeker opmerkelijke lectuur – zonder de verplichte hysterische lof voor Stalin en met 124 keer de naam van Trotski, die overal elders niet meer in druk mocht verschijnen. Al spoedig bleek dat het bezit van het boek bij politieke vervolging een bezwarende omstandigheid was – beter laat zich de paranoia in Stalins Rusland eigenlijk nauwelijks illustreren.

De rest van zijn leven zou het boek Feuchtwanger blijven achtervolgen, ook nadat hij in 1940 met grote moeite de Franse ballingschap had kunnen verruilen voor de Californische en zijn loopbaan als romanschrijver voortzette. De Sovjet-Unie heeft hij nooit meer bezocht, maar hij heeft zich ook nooit gedistantieerd van Moskau 1937, of zijn stem verheven tegen bijvoorbeeld het Hitler-Stalin-pact van 1939 of de naoorlogse, anti-joodse ‘kosmopolitisme’-campagnes van Stalin, of gereageerd op de veroordeling van de Stalin-cultus door Chroesjtsjov op het XXste partijcongres in 1956. Wel stuurde hij tot aan zijn overlijden in 1958 elk jaar een felicitatietelegram naar Moskou, ter gelegenheid van de herdenking van de Oktoberrevolutie. In Moskau 1937 had hij geschreven over het “door allen in de USSR gedeelde vertrouwen dat de Sovjet-Unie in de naaste toekomst het gelukkigste en machtigste land op aarde zal zijn”. Bij die gedachte is het kennelijk gebleven.

Anne Hartmann. “Ich kam, ich sah, ich werde schreiben”. Lion Feuchtwanger in Moskau 1937. Eine Dokumentation. Wallstein Verlag 2017. 

Het genoemde stuk van Brooks staat HIER. Thomas Manns The coming Victory of Democracy is HIER te vinden. Van Feuchtwangers boek is bij mijn weten geen legale uitgave op internet te vinden. 

Eerder dit jaar schreef ik voor de Groene Amsterdammer een langer artikel over fellow-travellers en de Sovjet-Unie, Land van helden. Dat staat HIER. 

Afbeelding boven: De boekomslag van de Querido-uitgave uit 1937.

Afbeelding onder: knipsel uit de Komsomolskaja Pravda, 4-1-1937. V.l.n.r. Feuchtwanger, Stalin en de ongelukkige Boris Tal. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: