
(10-4-2014) Moeilijk moment voor de Heideggerianen onder ons: nu de ‘Schwarze Hefte’ waaraan de Duitse filosoof Martin Heidegger tussen 1930 en 1970 gewerkt heeft – met de bedoeling dat deze na zijn dood zou worden gepubliceerd – dan nu eindelijk zijn verschenen, blijkt Heidegger een antisemiet.
En niet zo’n beetje ook, meent Peter Trawny, de bezorger van de zwarte cahiers. Het geloof in het bestaan van een wereldwijde joodse samenzwering, en zelfs in het belang van de ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’, een eind 19de eeuw vervaardigd quasi-bewijs voor het plan van de joden om de wereld te beheersen, is volgens Trawny niet zomaar een bevlieging of een onbesuisd toegeven aan de modes van de tijd. Volgens deze Heidegger-kenner maken de antisemitische thema’s integraal onderdeel uit van Heideggers kijk op de wereld en zijn filosofie.
Dat antisemitisme draagt namelijk een “seinsgeschichtlich” karakter, schrijft Trawny. Ik moet bekennen dat ik op dit punt de draad kwijtraak in het verder aardige boekje dat Trawny over zijn ontdekking heeft geschreven. Voor zover ik al eens een poging gewaagd heb om een touw vast te knopen aan Heideggers gedachtegoed, duizelde het mij van de gezwollen retoriek die wat mij betreft niet tot verder lezen noodt.
Echt verwonderen doet het mij echter niet, dat Heidegger antisemiet was. En dan hebben we het nog niet eens over het feit dat hij na Hitlers machtsovername in 1933 vrolijk rector van de universiteit in Freiburg werd en meehielp de academische wereld in nationaal-socialistische zin te hervormen. En ook niet dat hij trouw lid van de NSDAP bleef, tot aan het bittere einde in 1945. Dat is allemaal allang bekend, en door zijn filosofische bewonderaars op verschillende manieren goedgepraat, verklaard of althans verstouwd.
Nee, het gaat om Heideggers geschiedfilosofische wereld, waarin het antisemitisme makkelijk kon worden ingepast – deze in brede streken geformuleerde gedachten over Arische, Griekse of Duitse cultuurhistorische lotsverbondenheid, en historische opdrachten voor zulke volksgemeenschappen – tot de dood erop volgt.
Toch maken zulke gedachten nog niet noodzakelijkerwijze de antisemiet – als we daaronder iemand verstaan die meent dat er tegen joden, joodse invloed etc. iets ondernomen moet worden omdat de joden een negatieve invloed op de gang der dingen zouden hebben. Ik schrijf nu zelf aan een moeizaam vorderend boekje over een 19de-eeuwse dominee, Herman Hugenholtz jr., die geheel ten prooi is aan in zijn tijd geaccepteerde, aan de opkomende archeologie en taalkunde ontleende populair-wetenschappelijke inzichten over een Arische beschaving en mentaliteit die zich vanuit het Oosten geleidelijk naar Europa zou hebben uitgebreid, en waarvan sommige culturen en volkeren (Germanen, Duitsers, Hollanders, Grieken in de Oudheid) meer weg zou hebben dan andere. (De katholieke Italianen bijvoorbeeld, in de denkwereld van mijn calvinistisch opgevoede dominee).
Dat leidt dan, na 1880, tot pleidooien voor een nieuwe godsdienstigheid waarin de ‘semitische’ godsdienstige erfenis (Oude Testament, Christelijke heilsleer etc.) zou moeten worden aangevuld met ‘Arische’ elementen als het Buddhisme, de Veda’s etc. Hedendaagse ogen doet dit jargon bepaald pijnlijk aan, omdat we weten hoe het onder Hitler met deze denktradities verder is gegaan. Maar een antisemiet was mijn dominee zeker niet – hij klaagt zelfs dat er zo weinig (ongelovige) joden lid willen worden van zijn kerk, houdt inzamelingen voor de slachtoffers van pogroms in Oost-Europa die via Amsterdam naar de Verenigde Staten vluchten en de vrijlating van Dreyfuss is aanleiding tot een feestavond in de kerk.
De gedachte dat joodse Nederlanders door de staat of anderszins op een bijzondere manier tegemoet moeten worden getreden staat vér van hem af – ondanks de voor ons in 2014 nogal omineus aandoende terminologie. Hugenholtz overleed in 1911, maar ik kan mij niet goed voorstellen dat hij, die de geestesvrijheid minde, zich tot een nazistisch-antisemitisch gedachtegoed had laten verleiden.
Maar Heidegger, 1889-1976, dus wel – zoveel wordt uit het boekje van Trawny pijnlijk duidelijk. Het blijft trouwens onduidelijk waarom de gewraakte passages over de ‘Protocollen van de Wijzen van Zion’ en andere antisemitische onzin over de rol van de joden bij de ‘vergeldelijking’ van de wereld nu pas opduiken als onderdeel van de ‘zwarte cahiers’, en door de denker uit eerder gepubliceerd werk zijn weggehouden. Heideggers invloed zal nooit meer dezelfde zijn, nu we weten dat antisemtisme een van de grondslagen van zijn denken was, schrijft Trawny. We zullen zien.
Peter Trawny. Heidegger und der Mythos der jüdischen Weltverschwörung. Klostermann 2014.
Geef een reactie