
(10-6-2018) De meeste atheïsten zijn niet serieus te nemen, omdat zij god inruilen voor een surrogaat-god: de vooruitgang, de Natuur, de wetenschap of de gedachte dat de geschiedenis ergens heen gaat. Zulk atheïsme is feitelijk een voortzetting van monotheïstische religie met andere middelen. Dat is, grof gezegd, de redenering van de Britse filosoof-atheïst John Gray in zijn vermakelijke, nieuwe boek Seven types of atheism.
Op niet mis te verstane wijze veegt Gray de vloer aan met vrijwel alle vormen van atheïsme in heden en verleden. Niet dat hij iets tegen atheïsme heeft. In een BBC-interview naar aanleiding van het boek vertelde Gray dat hij niets heeft met religie, niet uit militant atheïsme, maar gewoon omdat hij religie voor zichzelf niet relevant vindt. (Dat is trouwens ook zo’n beetje de attitude van schrijver dezes.) Dat weerhoudt hem er geenszins van om de intellectuele voosheid van veel vormen van atheïsme aan de kaak te willen stellen.
Het is allemaal de schuld van het Christendom, deze monotheïstische religie die door een toeval in ons deel van de wereld zo overheersend is geworden. Net als andere monotheïsmen heeft het Christendom de neiging van het individu geloof in iets te vergen, waar eerdere religieuze vormen, die van de Oude Grieken en Romeinen bijvoorbeeld, veel minder de pretentie hadden een grand design voor de wereld te bieden. De individuele mens weet maar weinig over de dingen, en hij kan ook weinig weten. Alles wat aantoonbaar is, zijn al die mensen die geboren worden, copuleren en doodgaan – materie dus, zonder duidelijk doel of rechtvaardiging.
Deze atheïstische visie is in de moderne geschiedenis echter met een lantaarntje te zoeken, weet Gray. Hij vindt haar – met enige moeite, lijkt het – bij zulke uiteenlopende figuren als de Spaans-Amerikaanse denker George Santanaya (van wie ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord had), de schrijver Joseph Conrad (die in de Belgische Congo alle geloof in het voortschrijden der Beschaving had verloren), bij Schopenhauer, Spinoza en Lev Sjestov.
De meeste atheïsten kunnen op Gray’s schampere veroordeling rekenen, omdat zij, ter vervanging van de christelijke god, een Ersatz-god aanleveren. Dat geldt voor degenen die het licht zien in de wetenschap, in het voetspoor van Auguste Comte, zoals Richard Dawkins met zijn evolutietheorieën of Yuval Noah Harari, die denkt dat de menselijke soort geleidelijk door kunstmatige intelligentie zal worden verdrongen. De wereld gaat nergens heen, dat is allemaal pretentieuze onzin, meent Gray.
Een groot aantal idees reçues onder atheïsten sneuvelt in dit boek. Zoals de gedachte dat atheïsten net zo goed ‘waarden’ kunnen hebben als gelovigen – dat kan wel maar het heeft met religie of a-religie niets te maken. Evenmin leidt een primaat van de Rede noodzakelijkerwijze tot een ‘hogere beschaving’, zoals John Stuart Mill betoogde. Er zijn voldoende atheïstische doctrines die zo’n pretentie van ‘hogere beschaving’ duidelijk ontkrachten, zoals communisme en fascisme. Atheïsme leidt geenszins automatisch tot een liberale instelling of staatsvorm.
Überhaupt is het onzin om over ‘de mensheid’ te spreken, meent Gray: die ‘mensheid’ is niet minder een product van verbeelding dan god. En als de klacht dan luidt dat er op die manier weinig ‘zin’ overblijft in het leven – dat klopt: “het enig waarneembare is het veelvormige dier dat mens genoemd wordt”. In uiterste consequentie betekent deze redenering dat atheïsme geen exercitie van betekenis is.
Seven types of atheism vormt vermakelijke lectuur, van een briljant essayist. Wel vraagt de lezer zich onwillekeurig af waarom Gray zich eigenlijk zo druk maakt over iets waarvan hij het belang – zowel van religie als van atheïsme – duidelijk zo laag inschat. Zie bijvoorbeeld de laatste zin van het boek: “een goddeloze wereld is net zo mysterieus als een wereld die met goddelijkheid overgoten – en het verschil tussen beide is wellicht kleiner dan u denkt”.
De vraag naar Gray’s motivatie komt in Seven types of atheism af en toe terloops voorbij. Het is de wijd verbreide gedachte onder liberale, modern denkende mensen dat de geschiedenis zich ontwikkelt in de richting van steeds meer beschaving, vrijheid, vrede en nog andere leuke dingen. Dat is een gevaarlijke illusie, meent Gray. Niet-monotheïstische levensbeschouwingen zoals die van de Oude Grieken of het Boeddhisme hadden de mens de overtuiging kunnen bijbrengen dat de dingen komen en ook weer ten onder gaan. Nu de liberale samenlevingen waarin wij leven aan alle kanten worden bedreigd en ten onder dreigen te gaan aan autoritarisme, obscurantisme en oorlog, kan het geloof in een noodzakelijkerwijze betere toekomst ertoe leiden dat wij die gevaren lijdelijk ten onder gaan.
Het is diezelfde bezorgdheid die Gray vorige maand tot uitdrukking bracht in een magistraal essay voor de New Statesman. ‘Liberals’ zien misschien wel in dat de actuele gevaren voor vrijheid en democratie niet in de laatste plaats het gevolg zijn van de door henzelf geschapen wereld van markt en post-Koude oorlog ordening, maar hebben zo’n rotsvast geloof aan de juistheid van hun uitgangspunten dat ze de gevaren van nu als een interregnum blijven zien. Straks gaat het gewoon weer verder met meer vrijheid en welzijn. Dat is, meent Gray, een vergissing die de mens duur te staan zal komen.
John Gray: Seven types of atheism. Allan Lane, London 2018.
Het genoemde essay uit de New Statesman, How we entered the age of the strongman, staat HIER.
Afbeelding boven: Meditatie, Sovjet-schilderij van Pjotr Michailov uit 1964. (Orthodoxe monnik wordt door vragen overmand na lezing van een krantenbericht over de eerste Sovjet-kosmonaut, Joeri Gagarin). Afbeeldingen onder: 1. Sovjet-propagandaposter waarop een kosmonaut enthousiast ‘Geen God’ roept. 2. Button van de Franse vrijdenkersorganisatie La libre pensée: Religies, nee dank u.


Geef een reactie