Leven als links in Frankrijk

(19-6-2016)

n Frankrijk leeft sterk de gedachte, dat een linkse demonstratie een ultieme uiting van de volkswil is – een machtig wapen waartegen de gevestigde macht zich slechts ten eigen detrimente kan verzetten. Vandaar ook de lichte ontsteltenis die de afgelopen week de kop opstak, toen nota bene een linkse regering dreigde verdere demonstraties van de vakbond CGT in Parijs te verbieden, omdat de demonstraties tegen de nieuwe Arbeidswet met de week gewelddadiger worden – deze week gingen zelfs bij een kinderziekenhuis de ruiten eruit. En de politie heeft het toch al zo druk, met de terreurdreiging en de gewelddadige voetbalfans.

Zeer verontwaardigd was de CGT, die aankondigde dat in Parijs een miljoen demonstranten de straat op was gegaan – terwijl de politie het op 80.000 hield. Hier werd het recht op demonstratie met voeten getreden! Terwijl de eigen ordedienst van de vakcentrale de veiligheid van de demonstrerende CGT-leden perfect had weten te garanderen. Maar die veiligheid is natuurlijk niet het probleem – het gaat eerder om de honderden gemaskerde casseurs die sinds maanden veel demonstraties tegen de nieuwe arbeidswet begeleiden, en gemaskerd de strijd met de politie aangaan, door het gooien van losgewrikt straatmeubilair en molotov-cocktails. 

Overigens komt de heilige verontwaardiging van de CGT ten aanzien van een grondrecht een tikje schijnheilig over. Er zijn beelden van leden van de CGT-ordedienst, herkenbaar aan een bepaald hesje, die bezig zijn met het loswrikken van stukken plaveisel om deze naar de oproerpolitie te gooien. En twee weken geleden had de vakcentrale – die overigens met radicale oppositie tegen de linkse regering poogt een dreigende krimp van de aanhang te bezweren – nog van alle landelijke dagbladen geëist dat deze een lange verklaring van de secretaris-generaal van de CGT zouden afdrukken. Toen ze daartoe niet bereid bleken – afgezien van l’Humanité, het communistisch huisorgaan van de CGT – legde de CGT een dag de drukkerijen plat, zodat de kranten niet konden verschijnen. Dat was een voor zover bekend in Frankrijk nog niet vertoonde inbreuk op de persvrijheid. Enfin, de CGT speelt dezer dagen een beetje revolutie, en de regering zit de protesten uit, in de wetenschap dat ook de ergste staking in Frankrijk wordt afgeblazen als straks het vakantieseizoen begint.  

Frankrijk bevindt zich dus in een heftige crisis – een regelmatig terugkerend verschijnsel. Bijzonder aan de crisis van thans zijn natuurlijk de terreurdaden waaraan het land nu al bijna twee jaar blootstaat. En de omstandigheid dat de politieke stakingen en betogingen zich richten tegen het beleid van een linkse president en regering, wier populariteit alle neerwaartse records aan het breken is. De verkiezing van François Hollande in 2012 – als pas de derde socialistische politiek leider in de Franse geschiedenis na Léon Blum en François Mitterrand – lijkt op een regelrecht fiasco uit te lopen, waarvan links zich vermoedelijk slechts met grote moeite herstellen kan. Dat weerhoudt de CGT er niet van om ten aanzien van de Arbeidswet – een naar algemeen-Europese maatstaven buitengewoon bescheiden hervorming van het arbeidsrecht – een toon aan te slaan alsof een omwenteling op handen is, weg van de neoliberale orde, weg van alle bezuinigingen. 

Ironie van de geschiedenis: dit alles speelt zich af rond de tachtigste verjaardag van het Front Populaire van 1936, niet echt een omwenteling, maar wel een gebeurtenis die het gezicht van Frankrijk blijvend veranderd heeft, in de richting van een meer sociale republiek. En dat in een internationale context die destijds in veel andere Europese landen werd gekenmerkt door opkomend fascisme en verrechtsing. Merkwaardig genoeg wordt het jubileum van het Front Populaire in Frankrijk van regeringswege maar heel discreet officieel gevierd – in tegenstelling tot de Slag bij Verdun van 1916 bijvoorbeeld. Misschien is de herinnering eraan te pijnlijk voor Hollande.

Ik ben op dat Franse Volksfront ooit afgestudeerd – of liever gezegd op het Comité de Vigilance des Intellectuels Antifascistes (CVIA), een club die voorafgaand aan de verkiezingen van 1936 de mogelijkheid van links politiek verbond van Socialisten, Communisten en Radicalen wilde demonstreren, en overigens het voorbeeld is geweest voor het Nederlandse Comité van Waakzaamheid tegen het fascisme van Ter Braak, Romein e.a. Maar ja, ik studeerde al af in 1976, dus ik was benieuwd hoe de historiografie van het Front Populairezich sindsdien heeft ontwikkeld. De juist verschenen Histoire du Front Populaire van Jean Vigreux, hoogleraar contemporaine geschiedenis aan de Universiteit van Bourgogne – geeft een overzicht in het licht van de jongste stand van het archiefonderzoek. Tot mijn verbazing overigens is het CVIA nog steeds een onderbelicht deel-onderwerp – misschien moet ik mijn oude doctoraalscriptie nog eens updaten. 

Het Franse Volksfront ontstond als reactie op de gebeurtenissen van 6 februari 1934, toen de aanhangers van een aantal extreem-rechtse, of fascistoïde organisaties, de zogeheten Ligues,optrokken naar de Chambre des Députés. Links schilderde deze rellen – die door de politie met de wapenen werden onderdrukt, met als resultaat vijftien doden – als een poging tot een fascistische staatsgreep naar Romeins of Berlijns model, maar Vigreux laat zien dat zulks tenminste een beetje overdreven was. Zeker hadden de Ligues – met als voornaamste speler de extreem-rechtse oud-strijdersorganisatie Croix de Feu van kolonel b.d. François de la Rocque – weinig op met de parlementaire democratie en de Derde Republiek, maar zowel hun omvang als hun fascinatie met het Italiaanse fascisme waren beperkt, en de anti-Duitse gevoelens van 14-18 stonden ook al te nadrukkelijke bewondering voor Hitlers machtsgreep van 1933 nog in de weg. 

De eerste verrassing in de studie van Vigreux is voor mij dat de Communistische Partij (PC) betrokken was bij de verijdelde bestorming van het parlement op 6 februari. Dat is pikant in het licht van latere gebeurtenissen maar hoeft begin 1934 niet erg te verwonderen. Ook de PC had – op instructie van Moskou – een broertje dood aan de ‘burgerlijke democratie’, en de lijn was dat de komst van het fascisme een historische fase in het kapitalisme was, waartegen de arbeidersklasse zich niet diende te verzetten. Deze betreurenswaardige afzijdigheid – waarvan het cynisme later nog door het Hitler-Stalinpact van 1939 overtroffen zou worden – was in 1933 al in Duitsland aan het licht getreden, toen de KPD had geweigerd met de SPD front tegen Hitler te maken. Ook in Frankrijk zag de PC de socialistische partij (Section Française de l’Internationale Ouvrière, SFIO) als de grootste vijand. De socialisten, die in 1920 hebben geweigerd zich aan te sluiten bij de door Moskou met straffe hand geleide Komintern, heetten in de communistische pers ‘sociaal-fascisten’. Deze strategie stond bekend als ‘klasse tegen klasse’.

Sinds 1976, toen ik mijn scriptie schreef, zijn in Moskou de archieven van de Komintern open gegaan. Wat natuurlijk al duidelijk was, kan nu ook aan de bron worden aangetoond: In de loop van 1934/35 verruilde Stalin de tactiek ‘klasse tegen klasse’ tegen een antifascistische Volksfront-strategie. De Communistische partijen moesten nu plotseling met andere linkse krachten een dam tegen het fascisme opwerpen. In Frankrijk werkte dat wonderwel. Er ontstond een verkiezingsverbond van SFIO, PC en de Parti Radical-Socialiste – die geen socialistische partij was maar een op kleine luiden steunende centrum-partij die in de jaren dertig meestal de premier leverde. (Frankrijk had toen nog een parlementair systeem, geen presidentieel, zoals nu).

De verkiezingsoverwinning van het Volksfront in 1936 leidde tot de eerste regering-Blum, die overigens na een jaar alweer ten val kwam. Daarna verdween het Volksfront – ofschoon het formeel nog wat jaren bestond – als politieke realiteit in de weinig verheffende raderen van de Franse politiek. In dat ene jaar, en in de aanloop naar de verkiezingen van 1936 gebeurde er echter heel veel dat van blijvende invloed is geweest. Er braken bijvoorbeeld in het hele land grote stakingen uit, veelal gepaard gaande met bedrijfsbezettingen uiting van een bij arbeiders levende gedachte dat er een nieuwe tijd was aangebroken. 

De Volksfront-partijen en de met hen verbonden vakbonden hadden die stakingen allerminst gewild. Onder druk van een min of meer spontane arbeidersbeweging dus, voerden Blum en de zijnen een aantal dingen in die nog altijd het Franse sociale systeem definiëren: het recht op vakantie met behoud van loon (de zogeheten congés payés), de beperking van de wettelijke werkweek (in 1936 gesteld op 40 uur) en de invoering van collectieve arbeidsovereenkomsten  per bedrijfstak. Het is wel curieus dat nu, anno 2016, de strijd deels gaat om de beweerde aantasting in de Arbeidswet van de wettelijke werkweek (thans 35 uur) en de mogelijkheid om binnen bedrijven te onderhandelen over afwijkingen van de CAO. 

De Volksfront-tijd leeft in de Franse collectieve herinnering voort als een zeer feestelijke periode. Dat begon al voor de verkiezingen: op 14 juli 1935 vond in Parijs de tot op dat moment grootste manifestatie uit de geschiedenis van deze nationale feestdag plaats, waar de menigte beurtelings de Marseillaise en de Internationale zong. Links maakte zich meester van nationale symbolen – tot Jeanne d’Arc aan toe – die in de decennia daarvoor voornamelijk het symbolisch eigendom van rechts of de liberalen waren geweest. In het verzet tegen het opkomend fascisme – of dat nu een reële binnenlandse dreiging betekende of niet – leerde de arbeidersbeweging waardering op te brengen voor de parlementaire democratie. 

De stakingen en bezettingen hadden ook vaak een feestelijk karakter – er zijn talloze foto’s bewaard van arbeiders die dansen op het fabrieksterrein. En het mooiste feest waren nog wel de eerste congés payés van 1936 – miljoenen Franse arbeiders hadden voor het eerst de mogelijkheid om er in de zomer op uit te trekken en hun land te zien – de kust van de Atlantische Oceaan of de Middellandse Zee bijvoorbeeld, waarvan de aanblik tot op dat moment praktisch voorbehouden was geweest voor de bevoorrechten. 

Het Volksfront was geen revolutie. Léon Blum maakte, als leider van de SFIO een theoretisch onderscheid tussen de conquête du pouvoir – de verovering van de macht die van Frankrijk in theorie een arbeidersstaat zou maken – en de exercice du pouvoir, die een Volksfront-regering binnen de context van de ‘burgerlijke’ democratie mogelijk maakte. ook dat was nogal een stap. De SFIO was namelijk – evenmin als haar zusterpartij in Nederland, de SDAP – in theorie geen ‘reformistische’ partij, die revolutionaire geloofsartikelen zomaar kon verruilen voor wat we tegenwoordig ‘sociaal-democratie’ zijn gaan noemen. 

Dat taboe leeft trouwens in Frankrijk nog voort, in de politieke retoriek van links. Hollande’s premier, Manuel Valls, wordt er door groten delen van zijn eigen partij, en natuurlijk helemaal door krachten links daarvan, dezer dagen met een vies gezicht van beschuldigd met de nieuwe Arbeidswet eigenlijk een ‘sociaal-democratisch’ programma te willen doorvoeren. Er is bij de Parti Socialiste (PS) van Hollande (de opvolgerpartij van de SFIO) natuurlijk niemand meer die in een marxistisch angehauchte vestiging van de dictatuur van het proletariaat gelooft, maar een demonstratief afscheid van deze linkse mystiek is ook voor de PS nog een brug te ver. En het is ook eigenlijk deze mystiek die in de huidige situatie – met zijn blokkades van raffinaderijen, gefingeerde cijfers over aantallen demonstranten en de rituele veldslagen met de oproerpolitie – aan de toestand een zekere romantiek verleent, de schijn van een arbeidersopstand in een land waar nauwelijks meer traditionele arbeiders zijn.

De feestvreugde van 1936 heeft niet lang geduurd. De economische crisis en werkloosheid die Frankrijk vanaf 1931 zwaar hadden getroffen, verdwenen niet en nog in 1936 brak de Spaanse burgeroorlog uit, die binnen het Volksfront tot grote interne spanningen leidde, want met name onder de Radicalen waren veel overtuigde pacifisten, die meenden dat elke militaire steun aan de Volksfront-kameraden in Spanje een onaanvaardbare voorbode van de herleving van de gruwelen van 14-18 zou zijn. Achter de schermen heeft de regering Blum de Spaanse Republiek wel gesteund met wapens, en meer dan 10.000 hebben aan Republikeinse kant tegen Franco gevochten. Maar van een openlijke Franse interventie in de Spaanse burgeroorlog kon geen sprake zijn.

Vigreux laat zien, dat het Volksfront over een langere periode bezien niet tot nationale eenheid heeft geleid, maar eerder de extremen in het politieke spectrum versterkt heeft. De PC groeide bijvoorbeeld sterk en leek zich tot een waarlijk nationaal platform te ontwikkelen, totdat de partij in 1939 in opdracht van Stalin het Hitler-Stalinpact moest toejuichen en veel leden als potentiële verraders in de dan algemeen verwachte Duits-Franse oorlog gearresteerd worden. Ook brengt 1936 in Frankrijk paradoxaal genoeg de wording van waarlijk fascistische, vaak pro-Duitse partijen teweeg, waarbij de haat tegen Blum, die joods was, een belangrijke katalysator is. 

Een voorbeeld daarvan is de nieuwe partij van de genoemde kolonel La Rocque: een van de eerste daden van de regering Blum was om diens Croix de Feu bij wet te verbieden, maar de kolonel richtte vliegensvlug een echt fascistische partij op, de Parti Social Français, die in 1938 al 1,3 miljoen leden had – meer dan alle Volksfront-partijen tezamen.  Ook maakt Frankrijk in dat jaar kennis met een heuse, door sommige industriëlen gesteunde, gewapende samenzwering tegen de Republiek, die bekend staat als la Cagoule

Sinds de jaren dertig zijn de politieke kaarten in Frankrijk talrijke malen opnieuw geschud: door het Vichy-bewind onder Nazi-protectie, dat extreem-rechts de macht gaf, door De Gaulle die eerst in 1944 de bevrijding bracht en later, als een uitweg uit het Algerijnse dekolonisatie-debakel, de huidige, Vijfde Republiek met zijn presidentiële systeem. De huidige crisis in Frankrijk staat mede in het teken van een door velen gevreesd, nieuw omslagmoment in de Franse politiek – dat met de spectaculaire opkomst van het Front National volgend jaar, bij de presidentsverkiezingen, wellicht extreem-rechts weer een sleutelrol in de Franse politiek zou kunnen spelen. In de Franse politieke geschiedenis lijkt er – met excuses voor het franglais maar ik weet geen betere Franse uitdrukking – never a dull moment. 

Jean Vigreux. Histoire du Front Populaire. L’échappée belle. Tallandier 2016.

Afbeeldingen: 

Boven: Feestende arbeiders tijdens een staking en bedrijfsbezetting in 1936. Onder: De eerste congés payés van 1936 – per trein of per tandem ontdekt de arbeidersklasse het vaderland. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: