Discrete bevrijder in het Kremlin

(3-7-2016)

Je zou er bijna nostalgisch van worden: de jaren tachtig in de Sovjet-Unie, toen veel nog mogelijk leek. De ontwikkeling van de USSR tot een socialistische wereldmacht waar niet langer repressie, maar vrijheid de norm zou zijn, bijvoorbeeld. Nu, dertig jaar later, lijkt dat een rondweg utopische gedachte. Maar in de jaren tachtig, toen in een deel van de Sovjet-elite ideeën rijpten die we later als perestroika en glasnost zijn gaan aanduiden, was het zo gek nog niet, al was een dergelijk toekomstperspectief binnen de Sovjet-elite zó omstreden en gewaagd, dat de voorvechters ervan zeer behoedzaam, of zelfs in het verborgene te werk moesten gaan.

De Amerikaanse Sovjetoloog Richard Pipes heeft een korte biografie het licht doen zien van Aleksandr Jakovlev (1923-2005), de man die – wellicht nog meer dan partijleider Michail Gorbatsjov – de ontwerper was van de ideologie van perestroika en glasnost, en daarmee – zegt Pipes – in feite de man is geweest die Rusland van het communisme heeft verlost. 

In de Amerikaanse Sovjetologie van de jaren 1970 en 1980 bestonden grofweg twee scholen, wanneer het erom ging het karakter van de Sovjet-elite te beschrijven. De ‘totalitaire’ visie zag de communistische nomenklatoera min of meer als een monolitisch blok, waarin binnen de grenzen van een als ‘democratisch centralisme’ omschreven hiërarchie de beslissingen en visies van de top prompt werden uitgevoerd in de lagere delen van de piramide. De tweede school ging uit van wat wel ‘bureaucratisch pluralisme’ werd genoemd: binnen de nauwe grenzen van de in steen gebeitelde ideologie van klassenstrijd en superioriteit van het Sovjet-socialisme, en vooral ook binnen de contouren van het ritueel discours van de Sovjet-staat, waarbij liefst in elke alinea van een toespraak of artikel Lenin moest worden geciteerd en geprezen, waren wel degelijk nuances bespeurbaar, die op het bestaan van verschillende richtingen binnen de partij en de Sovjet-elite wezen.

Pipes’ beschrijving van Jakovlevs leven illustreert de juistheid van de tweede benadering. Jakovlev was een zoon van zijn socialistische vaderland, die meer dan de gemiddelde Sovjet-kaders in het Westen was en uitvoerig op de hoogte was van de gang van zaken in de Verenigde Staten, waar hij (onder de hoede van de KGB) in 1958 een jaar kon studeren. Van 1973 tot 1983 was hij Sovjet-ambassadeur in Canada. Maar dat alles deed aan zijn patriottische afkeer van de vijanden van de USSR niet af. Die blijkt uit talrijke boeken en artikelen waarin hij – en niet alleen om opportunistische redenen – betoogt dat de VS, Engeland etc. nog steeds onverminderd op de vernietiging van de Sovjet-staat uit zijn.

Als bureaucraat was Jakovlev voornamelijk werkzaam in de staf van het Centraal Comité van de partij die zich met ideologie, propaganda, pers en dergelijke bezig hield. Zijn bekendheid dateert eigenlijk van 1972 toen hij een lang artikel publiceerde in het weekblad Literatoernaja gazjeta, dat met veel verwijzingen naar Lenin en in bedekte bewoordingen waarschuwde voor de opkomst van nationalisme, en Russisch nationalisme in het bijzonder, als een kracht die op den duur een bedreiging van de Sovjet-staat en het socialisme zou betekenen. Het schijnt dat de toenmalige partijleider, Leonid Brezjnjev, weinig ophad met zulke theorieën. Maar – tekenend voor het ‘bureaucratisch pluralisme – werd Jakovlev niet weggezuiverd, doch weggepromoveerd als ambassadeur in Ottowa.

Daar kreeg hij in 1983 Michail Sergejevitsj Gorbatsjov op bezoek, het jongste lid van het Politburo. Op diens voorspraak, en vermoedelijk ook omdat de ‘hervormingsgezinde’ vleugel binnen de Sovjet-leiding dacht dat hij nuttig kon zijn, haalde partijleider Joeri Andropov hem terug naar Moskou, om directeur van het IMEMO (Instituut voor wereldeconomie en buitenlandse betrekkingen) te worden. Onder Gorbatsjov werd hij later zelfs lid van het Politburo. Pipes drukt als bijlage bij de biografie een partij-intern memorandum uit 1985 af, waarin Jakovlev eigenlijk de gehele ideologie van glasnost en perestroika uiteen zet: de samenleving haar waardigheid en handelingsbevoegdheid teruggeven, zorgen dat de waarheid over heden en verleden naar buiten kan komen, een eind maken aan de verkalking van het politiek systeem, een eind maken aan het politiek monopolie van de Communistische partij. En dit alles natuurlijk in de hoop en verwachting, dat daarmee de Sovjet-burgers weer vertrouwen zouden krijgen in hun staat, en gemotiveerd zouden raken om mee te bouwen aan het vaderland.

Tot welke spectaculaire pogingen tot democratisering en uitbarstingen van autoritaire reactie dit alles tegen het eind van het decennium zou leiden, is bekend. Jakovlev, bij iedere denkbare maatstaf een loyaal Sovjet-burger, heeft zelfs voor de rechter gestaan op beschuldiging een CIA-agent te zijn (vrijgesproken) en was het mikpunt van haat-campagnes van rechtse zijde, ook met antisemitische strekking (ofschoon hij geen jood was). Na 1991 heeft hij zich overigens verdienstelijk gemaakt in officiële organen die de terreur onder Stalin en Lenin bestudeerden en veroordeelden uit die tijd officieel rehabiliteerden. Volgens Pipes verwierf hij in toenemende mate het inzicht, dat de Oktoberrevolutie van 1917, en ook de zo lang vereerde Lenin, in werkelijkheid de bron van alle kwaad in Rusland waren.

Jakovlev was geen liberaal in de Westerse zin, maar wel het levende bewijs dat er zelfs in de meest stabiele, rechtlijnige dictaturen mensen kunnen opstaan die zo niet vrijheid, dan toch fatsoen nastreven. Ook dat zou nu een reden tot nostalgie kunnen zijn – nu we ons geconfronteerd zien met een Russische politieke top die geen grove leugen of rancuneuze propaganda schuwt, en zelfs zo ver gaat voetbal-hooligans die in Marseille de straat onveilig maken, diplomatiek-politieke steun te geven. De ‘rechtse’ richting binnen de Sovjet-elite, zou je kunnen denken, die ook in de jaren tachtig voor onverzoenlijke antithese ten opzichte van het Westen was, heeft alsnog gewonnen.

Maar aan de andere kant: we weten eigenlijk over de politieke verhoudingen in het Kremlin nu zo mogelijk nog minder dan in de jaren tachtig. Een belangrijk verschil, lijkt het, is de overmatige concentratie van macht aan de top van de piramide, bij Poetin en een paar mensen van wie we weinig weten. Zo op het oog lijkt Rusland door een ondoorzichtige maffiose structuur te worden geregeerd, en dat lijkt me een duidelijke achteruitgang ten opzichte van de Sovjet-situatie in de jaren zeventig en tachtig. De Communistische partij was natuurlijk geen democratisch orgaan, maar een kader- en controle-apparaat. Er waren echter binnen die miljoenen-organisatie wel degelijk normen van zakelijke discussie en tolerantie – normen die nu ontbreken.

Over Poetin hoor je vaak zeggen dat diens reactionaire attitude wordt bepaald door zijn achtergrond in de KGB. Maar dat op zich is dat geen afdoende verklaring voor de ontwikkeling van de Russische politieke cultuur in de afgelopen jaren. Net als de Communistische partij was ook de KGB in zekere zin een ‘schaduw-maatschappij’, met reactionaire en hervormingsgezinde nuances. Wanneer hij niet in 1983 voortijdig was overleden, zou iets wat op perestroika en glasnost leek, vermoedelijk al zijn beslag hebben gekregen onder partijleider Andropov, die nota bene aan het hoofd stond van de KGB. 

Poetin kent natuurlijk deze geschiedenis, beter dan wij buitenstaanders. En dan weet hij vermoedelijk ook dat naarmate de macht steeds meer afhankelijk wordt van repressieve organen als de FSB (zoals de KGB nu heet), zo’n dienst ook weer een forum voor interne discussie en meningsverschillen wordt – een geheime dienst wordt ook niet geheel door domme slagers bevolkt. 

Onlangs heeft Poetin de voormalig minister van financiën Aleksej Koedrin benoemd tot directeur van een club die ‘Russisch Centrum voor Strategische Research’ heet. Koedrin, een erkende ‘liberaal’ binnen de Russische elite, kwam recent in de openbaarheid met het advies aan de president, diens lijn van geopolitieke confrontatie te minderen – omdat Rusland een economisch achterlijk land is en de rest van de wereld nodig heeft. Schone schijn, menen veel Westerse waarnemers: Poetin haalt iemand het Kremlin binnen om het Westen in de waan te brengen, dat het Russisch optreden best ook een ‘verlicht’ gezicht heeft. En dat Centrum stelt niks voor. Dat kan zo zijn, natuurlijk. Maar het leven van Aleksandr Jakovlev laat zien, dat het heel misschien anders kan uitpakken.

Richard Pipes: Alexander Yakovlev. The man whose ideas delivered Russia from Communism. NIU Press / DeKalb, 2016.

Afbeelding boven: Aleksandr Jakovlev. Onder: straatbeeld in Moskou, jaren tachtig. 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: