De kunstenaar als fascist

Misschien had Erich Wichman (1890-1929) net zo goed een bekend en gewaardeerd Europees kunstenaar kunnen zijn. Sommige werken op de overzichts-tentoonstelling die het Centraal Museum in Utrecht aan hem wijdt, getuigen van groot talent – de olieverfschilderijen in expressionistische stijl uit de jaren twintig bijvoorbeeld. Maar zo is het niet gelopen. Wichman is bij zijn leven, als beeldend kunstenaar en als schrijver, een marginale figuur gebleven. De oorzaken daarvan zijn min of meer begrijpelijk: hij was een ten diepste ongelukkig man, en pestkop en ruziemaker daarbij, die er niet tegenop zag vijanden te maken. En daarbij werd hij tegen het eind van zijn leven een overtuigd en actief aanhanger van het (Italiaans) fascisme, wat na 1945 afbreuk deed aan uitbundige postume waardering. Want al was Wichman dan nooit nazi – hij stierf in 1929 -, veel van zijn fascistische vrienden van het blad De Bezemwaaraan hij meewerkte werden dat later wel. Bovenstaand schilderij uit 1928, van duidelijk anti-parlementaire strekking, is zelfs in het bezit geweest van NSB-leider Anton Mussert.

En zo houdt iedere grote Wichman-tentoonstelling – dit is, als ik mij niet vergis, de derde sinds 1945 – iets apologetisch. Dat fascisme van Wichman was maar één van de ideologische vormen die de radicaal anti-burgerlijke instelling die onder Nederlandse kunstenaars in het interbellum bon ton was, kon aannemen. Erichs oudere zus, de beroemde criminologe Clara Wichmann (1885-1922) was bijvoorbeeld de anarcho-socialistische beginselen toegedaan. Maar tegelijkertijd lijkt, rondlopend op de tentoonstelling, Wichmans keuze voor juist het fascisme ook weer niet geheel toevallig. Fascisme was, in de woorden van Menno ter Braak, een ‘rancuneleer’ en veel van het werk straalt inderdaad agressieve frustratie uit. En haat – zowel zelfhaat als de haat die iemand er toe brengen kan alles kapot te willen slaan om de schijnheiligheid en slechtheid van de wereld aan de kaak te stellen. Er zit iets in Wichmans werk dat doet denken aan hedendaagse fenomenen als de boze mannen die op Geen Stijl anderen willen beledigen en steeds maar bozer worden als ze niet serieus genoeg genomen worden, of de Amerikaanse pubers die uit teleurstelling over de wereld met een semi-automatisch wapen hun klasgenootjes onder vuur nemen.

Die woede spreekt bijvoorbeeld al uit een litho uit 1918, “Romantische avond”: bijna uitsluitend zwarte, woest aangebrachte strepen. In de jaren daarvoor had Wichman, onder de indruk van de kleurenleer van Vasilli Kandinsky, schilderijen vervaardigd die vermoedelijk de eerste abstracte doeken uit Nederland zijn. Op de expositie hangen er twee. Maar in het geheel van zijn oeuvre blijven die toch uitzonderingen. Het meeste van zijn werk laat verwrongen koppen zien, als litho, in olieverf, als masker of in de vorm van metalen voorwerpen. Veel van dat werk is erg indrukwekkend. Wichman had contacten met de groep Duitse expressionisten rond het blad Die Brücke. En aan hun werk doet Wichmans oeuvre ook vaak denken. Maar de bijtende ironie en sociale satire die je bijvoorbeeld in het werk van Otto Dix ziet, zoek je bij Wichman tevergeefs. Die neemt in elk werk de kortste weg naar ondergang, kwelling, zelfvernietiging en haat. 

Zoals vaker bij de waardering voor buitenbeentjes, is de nagedachtenis van Wichman in handen van enthousiaste enkelingen. Wim Zaal, specialist in litteraire en ideologische rariteiten, verzorgde in 1971 een bloemlezing uit Wichmans letterkundig oeuvre, waarin de briljante boutade Lenin stinkt en het geestige pamflet Het witte gevaar – over de gevaren van melk drinken – niet ontbreken. De interessante tentoonstelling in Utrecht nu leunt zwaar op de inspanningen van twee kunstverzamelaars, die los van elkaar veel hebben gedaan om de schriftelijke- en kunstzinnige nalatenschap van Wichman voor het nageslacht veilig te stellen. 

Beiden hebben zich ook uitgebreid verdiept in de persoon van Wichman, en willen nagaan waarom hij zo ongelukkig en rancuneus geworden is. Aanknopingspunten te over: Wichman had maar één oog, en een nogal verknipte relatie met zijn moeder. Dat laatste doet denken aan de roman Il conformista van Alberto Moravia, en de gelijknamige film van Bernardo Bertolucci, waarin een man zich eveneens tot het gewelddadig fascisme bekeert om de perversie van zijn moeder te wreken. Een conformist kun je Wichman echter bezwaarlijk noemen – daarvoor was hij te zeer een gekweld en onhandelbaar man, die trouwens tot het eind toe ook niet-fascistische vrienden had, zoals Arthur Lehning en Joris Ivens. 

Wichman had veel wat je voor hem in kon nemen: talent, originaliteit, interessante contacten in de kunstwereld. Maar innemend was hij geenszins, eerder een nare provocateur, ruziemaker en klaploper, met erg veel zelfmedelijden. Op een vreemde manier straalt het in Utrecht geëxposeerde werk dat ook uit: je kunt door Wichman gefascineerd zijn en zijn werk zelfs bewonderen; maar tenslotte ben je als bezoeker toch blij dat je weer weg mag. 

De expositie Erich Wichman, vrije radicaal is tot 24 juni te zien in het Centraal Museum in Utrecht. Meer info HIER. 

De expositie had moeten samenvallen met de verschijning van een biografie van Wichman van de hand van Frans van Burkom, een van de twee genoemde grote Wichman-kenners. Helaas is die studie, Erich Wichman – ironische kunst, tragisch leven, niet op tijd gereed gekomen. De verschijning van het boek, tevens een oeuvre-catalogus, vindt nu vermoedelijk dit najaar plaats. Meer info op www.waandersdekunst.nl.  

De andere grote Wichman-kenner, F.J. Haffmans, publiceerde in 1999 al zijn bijdrage aan de Wichman-kunde, Geest, Koolzuur en Zijk, dat een biografische schets bevat, en verder voornamelijk is gewijd aan de briefwisseling van de kunstenaar. Uitgeverij Van Gruting, 1999. 

De bloemlezing door Wim Zaal van Wichmans geschriften, Lenin stinkt en andere satirische geschriften (Arbeiderspers 1971) is uitsluitend nog antiquarisch te vinden. 

Sommige teksten van Wichman zijn op internet te vinden. Lenin stinkt staat HIER.  En via dbnl is HIER Het witte gevaar te lezen.

Afbeeldingen: Regeeringscompromis (boven), is uit 1928. Onder: Zelfportret, uit1925 (Foto Centraal Museum). Daaronder: het café De Bohemien in de Kerkstraat in Amsterdam in 1928. Naar verluidt werd dit café ook wel de ‘fascistenhemel’ genoemd. Wichman zit aan het tafeltje links, aan het tafeltje achter hem zit de schrijver Maurits Dekker – geenszins een fascist en de auteur van de ten onrechte vergeten grote-stadsroman Amsterdam uit 1931. Ofschoon ze meer aan Werkman doen denken, zijn de muurschilderingen van Wichman. (Foto NIOD) 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: