
De geschiedenis schrijven van iets wat nog niet voorbij is – dat blijft een moeilijk concept. Natuurlijk: in zekere zin is de geschiedenis nooit voorbij. Achteraf veranderen immers voortdurend het perspectief en ons inzicht: de Middeleeuwen, ooit bestempeld tot een soort van ‘pauze’ in de ‘pelgrimstocht der mensheid’ tussen de Klassieke Oudheid en de Renaissance, hebben deze positie al lang geleden verloren. Hetzelfde geldt voor de ‘Belle époque’ die mooie tijd voordat de Eerste Wereldoorlog een eeuw van moorddadige conflicten inluidde, maar achteraf veel meer een tijd van strijd en spanning lijkt. De ‘belle époque’ als term is trouwens pas in de jaren 1920 en 1930 in zwang geraakt – tussen 1890 en 1914 waren vooral visioenen van ondergang in de mode. En dan is er natuurlijk het zo langzamerhand voldoende uitgebeende ‘einde van de geschiedenis’ na 1989 en het einde van de Koude oorlog, waarvan verstandige mensen al decennia zeiden dat het niet bestond en dat in 2022, met het begin van een heuse grote oorlog in Europa en een nieuwe politiek-militaire tweedeling op ons continent, definitief ten grave kan worden gedragen.
De vraag blijft echter: kun je de geschiedenis schrijven van iets wat nog bezig is, en zonder dat je weet hoe het verder gaat, dat wil zeggen in welk licht je de gebeurtenissen van nu moet zien. Het moet gezegd dat de Oekraïense historicus Serhii Plokhy, hoogleraar aan de Amerikaanse Harvard-universiteit, een heel eind komt met zijn ‘The Russo-Ukrainian war’, waarvan hij de kopij in februari 2023 heeft afgesloten. Dat komt vooral omdat Plokhy, eerder onder andere auteur van een ook in het Nederlands vertaalde geschiedenis van Oekraïne (The gates of Europe), een alleszins plausibel en interessant antwoord geeft op de vraag ‘hoe het zo gekomen is’. Hij doet dat ook zonder de veel voorkomende opgewondenheid die naar mijn smaak veel analyses kenmerkt – over Poetin die altijd al heeft toegewerkt naar de vreselijke oorlog van nu, of de Russische imperiale traditie waartegen niets anders helpt dat ons tot de tanden bewapenen – iets wat we na 1989 tot ons eigen nadeel zouden hebben nagelaten.
Plokhy vermijdt de aan veel analyses eigen neiging te zeggen dat het niet alleen zo gekomen is zoals het is, maar dat het ook zo heeft moeten komen. En zijn historisch verhaal werpt ook licht in vragen die velen zich stellen – stilletjes meestal want het gaat niet aan om in het licht van een misdadige invasie de Russische pogingen tot rechtvaardiging van de oorlog te ondersteunen. Is Oekraïne nu wel of niet een min of meer vanzelfsprekend onderdeel van een Russische staat? Is er wel zo’n snijdend onderscheid tussen Rusland en Oekraïne wat betreft democratisch gehalte en corruptie sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991? Bestaat er eigenlijk wel zoiets als een Oekraïense natie-staat? Om maar een paar ongemakkelijke vragen te noemen. Plokhy neemt zulke vragen niet rechtstreeks bij de kop – met de geschiedenis laten zich immers vele antwoorden en standpunten rechtvaardigen. Maar een remedie tegen de flagrante vertekeningen van de geschiedenis waaraan Moskou’s propaganda en machtigen zich overgeven, is zijn boeiende exposé zeker.
Aan het begin van dit aardige boek citeert Plokhy George Kennan, zoals bekend de ‘uitvinder’ van de Koude oorlog in die zin dat hij als ‘Mr.X’ in een artikel in Foreign Affairs als een der eersten ‘containment’ bepleitte, dat wel zeggen de noodzaak om het Stalinistische Rusland de hoek te wijzen en er een passende bescherming tegen te organiseren. “I find it hard to think of an event more strange and startling, and at first glance more inexplicable, than the sudden and total disintegration and disappearance from the international scene, primarily in the years 1987 through 1991, of the great power known successively as the Russian Empire and the Soviet Union”, schreef Kennan in 1995 in een boekbespreking.
Nu, aan deze verwondering kan nu een einde komen: het heeft er alle schijn van dat we nu, dertig jaar later, alsnog geconfronteerd worden met de pijnen die horen bij de desintegratie van een imperium. Voor Plokhy is het geenszins toevallig dat het nu juist Oekraïne is, waar het dertig jaar uitgestelde drama zich voltrekt. De zeggenschap over Oekraïne is een ‘sine qua non’ voor Russische imperialisten. Het was ook het referendum in Oekraïne in 1991 waarbij tot ieders stomme verbazing de bevolking van Oekraïne zich uitsprak voor onafhankelijkheid, dat de opmaat vormde tot de opheffing van de USSR, later dat jaar.
Was die referendum-uitslag het gevolg van een lang onderdrukt nationaal vrijheidsstreven onder Oekraïners? Dat valt eigenlijk niet goed vol te houden. Zeker heeft het land sinds het einde van de Negentiende eeuw nationalistische bewegingen gekend, en autonomistische stromingen die door de Russische- en Sovjet-imperialisten met kracht onderdrukt werden. Maar het enthousiasme voor de Oekraïense onafhankelijkheid laat zich toch maar moeilijk vergelijken met de vrijheidswens in de Baltische landen, of in Polen dat zich in de afgelopen anderhalve eeuw eveneens met kracht aan de Russische overheersing heeft ontworsteld.
De politieke elites die in Kyiv na 1991 de dienst hebben uitgemaakt waren niet zozeer vurige nationalisten of minder corrupt dan hun tegenpolen in Moskou. Ze zagen echter geen aanleiding om anderen in hun republiek de dienst te laten uitmaken – als je nu toch corrupt bent, of min of meer machtig, kun je dat beter voor eigen rekening doen. Het resultaat van dit alles was een soort onbeholpen, spontaan democratiseringsproces – anders dan in Rusland, waar de macht steeds bij dezelfde kliek bleef, deden (sommige) verkiezingen in Oekraïne echt ter zake, met af en toe een volksopstand. Het heeft er overigens alle schijn van dat pas de vorig jaar door Poetin begonnen oorlog gezorgd heeft voor een echte opleving van Oekraïens nationalisme en nationaal gevoel. In tegenstelling tot wat men in het Kremlin verwachtte, lijkt het feit dat meer dan de helft van Oekraïne geheel of gedeeltelijk Russisch-talig is, nauwelijks meer een rol van betekenis te spelen.
Met prijzenswaardige zakelijkheid doorloopt Plokhy de geschiedenis van de Russisch-Oekraïense betrekkingen, van het Pools-Litouws Gemenebest (1573-1795), via de Kozakken-staten naar de repressie onder Russisch Imperium en Sovjet-staat. Over de meer recente geschiedenis weet Plokhy vaak bijzonderheden te debiteren, die ik nog nergens heb gelezen. Bijvoorbeeld dat de vorig jaar overleden, extreem-rechtse Russische politicus Vladimir Zjirinovski in 2008 brieven zond aan de regering van Polen, Roemenië en Hongarije, met een plan om in de regio’s van Oekraïne die ooit aan deze landen hadden toebehoord, referenda te organiseren, waarna deze zich van Oekraïne zouden afscheiden. Naar het schijnt was Poetin niet tegen dat plan.
Onwillekeurig ga je denken aan een van de grote, verzonnen thema’s van de Russische propaganda van nu: dat Polen euvele plannen zou koesteren om een deel van de West-Oekraïne te veroveren. De Polen zijn voor Poetin in meerdere opzichten de kwaaie pier: historisch gezien zouden zij er steeds op uit zijn geweest de Oekraïners – of in Russisch-nationalistisch jargon ‘Klein Russen’ – van het moederland te vervreemden. Maar voor het moment lijkt het vooral Rusland zelf dat Oekraïne van zich vervreemdt, bijvoorbeeld door het bombarderen van Charkiv, qua taal en geschiedenis vermoedelijk de meest ‘Russische’ stad van het land. De grootscheepse bombardementen die Rusland voortdurend afvuurt op Charkiv, sinds al spoedig na het begin van de oorlog in februari 2022 duidelijk werd dat deze hoofdprijs Rusland zou ontgaan, vormden een treurige nouveauté in de politieke geschiedenis, constateert Ploky: voor het eerst werden Russischtaligen op grote schaal vermoord, uit naam van hun bevrijding als Russischtaligen.
Serhii Plokhy: The Russo-Ukrainian war. The return of history. W.W.Norton & Company, Inc. New York 2023
Afbeelding: Marijoepol na de slag.

Plaats een reactie