Napoleontische erfenis aan de Sarphatistraat

Het is een van de merkwaardigste straten van Amsterdam, heb ik altijd gevonden – het eind van de Sarphatistraat, tussen Muiderpoort en de molen De Gooyer, tegenover Artis. En mijn fascinatie is er niet minder op geworden sinds ik weet wat het is, deze 278 meter lange, imposante maar ook wat somber ogende, ononderbroken gevelwand van baksteen. Dit gebouw verrees tussen 1810 en 1813 als het ‘Quartier Saint-Charles’. Het is een napoleontische kazerne, gebouwd dus in de jaren waarin Nederland was ingelijfd bij het Franse Keizerrijk van Napoleon Bonaparte. Toen het net af was, verloor Napoleon de Slag bij Leipzig en kwam er een eind aan de Franse Inlijving. Het gebouw heette later Oranje-Nassau Kazerne en was tot in de jaren 1980 in gebruik bij de Landmacht. Ik kan me nog herinneren hoe ik als kleuter aan de hand van mijn grootmoeder – die vlakbij woonde aan de Alexanderkade – langs de poort liep en ze, wijzend op de wacht, zei: “eens zul je daar ook staan, jongen”. Helaas heb ik mijn dienstplicht in Bussum en Harderwijk vervuld, niet in Amsterdam. Het gebouw herbergt tegenwoordig bedrijven en appartementen.

Er gaat een merkwaardige fascinatie uit van wat wel ‘De Franse tijd’ in de Nederlandse geschiedenis genoemd wordt, een periode die in zekere zin al begon in 1795, toen met hulp van Franse troepen de eerste Nederlandse eenheidsstaat werd gevestigd, de Bataafse Republiek. In meer engere zin begint de Franse Tijd echter in 1806, als Napoleon Bonaparte zijn jongere broer Lodewijk Napoleon benoemt tot souverein van het ‘Koninkrijk Holland’. Omdat deze Lodewijk Napoleon zich te zeer een nationaal vorst betoont, en te weinig garant staat voor de belangen van het Franse Keizerrijk, wordt hij door de keizer afgezet en Nederland in 1810 eenvoudig ingelijfd bij het Franse Keizerrijk, compleet met Franse wet- en regelgeving en een bestuurlijke indeling in departementen. Het ‘Quartier Saint-Charles’ is een uitvloeisel van deze nieuwe verhoudingen: een ruim bemeten kazerne voor duizenden man troepen in de stad die – na Parijs en Rome – geacht werd de derde hoofdstad van het ‘Empire’ te zijn.

Het merkwaardige is dat de verhoudingen tussen 1806 en 1813 diepe sporen hebben getrokken in de Nederlandse politieke geschiedenis en samenleving, maar dat het desondanks gaat om een periode uit de vaderlandse geschiedenis waarover slechts besmuikt gesproken werd en wordt. Voor zover het nationale verleden van voor 1900 nog enigszins een rol speelt in het Nederlands collectief bewustzijn gaat het, denk ik, meestal om de Republiek, en dan natuurlijk liefst die in de gloriejaren van de XVII-de eeuw, toen de Republiek een grootmacht was.

De maatschappelijke en politieke verhoudingen van de Republiek zijn voor een hedendaagse Nederlander echter veel exotischer en moeilijker te begrijpen dan die van na 1795, en het verband met onze hedendaagse verhoudingen in Nederland is veel moeilijker aan te tonen. Toch blijft de razend interessante geschiedenis tussen 1795 en 1813 grotendeels iets voor historische specialisten – voor wie hier trouwens een zeer dynamisch onderzoeksveld ligt. Maar gelukkig is er nu ‘Napoleons nalatenschap’, een zeer toegankelijke en aardige bundel opstellen over Napoleons ‘sporen in de Nederlandse samenleving’, onder redactie van Lotte Jensen.

Die sporen zijn velerlei. Er is, behalve de eenheidsstaat natuurlijk, ook de met Lodewijk Napoleon begonnen en in 1813 heringevoerde monarchie. De historicus Bart Verheijen laat zien wat een paradoxaal gevolg dit eigenlijk was van de desillusie die veel Nederlanders, zowel volk als elite, voelden bij de Inlijving in de jaren 1810-1813. Als deel van Frankrijk werd Nederland, met name door het Continentaal Stelsel dat de handel met Engeland verbood, economisch naar de rand van de afgrond gevoerd. In de afkeer van, en min of meer discreet verzet tegen de Franse overheersing verloren de oude politieke tegenstellingen van de Republiek, tussen Orangisten en ‘staatsgezinden’ of ‘patriotten’, die in moderne vertaling nog een rol speelden in de Bataafse Republiek, hun betekenis. Uit de afkeer van het napoleontische bewind ontstond een nieuwe consensus om van Nederland een naar de maatstaven van de tijd moderne staat met een monarch te maken.

Nog zo’n paradox: de napoleontische periode legde de grondslag voor de latere economische overvleugeling van Amsterdam door Rotterdam, onder andere omdat de vissers van Scheveningen en Katwijk veel inventiever waren bij het ontduiken van het Continentaal Stelsel, en Amsterdam voor smokkel ongunstig aan een binnenzee was gelegen. Meer bekende verhalen als de invoering van de Franse Code Civil – basis voor het huidige Burgerlijk Wetboek – en de manier waarop Lodewijk Napoleon poogde een empatisch vorst te zijn (die bij rampen als die van het kruitschip in Leiden mededogen toonde en steun verleende) en de kunsten bevorderde, ontbreken niet in de bundel. Evenmin als de schildering van de funeste economische politiek in de napoleontische tijd. Of de invoering van de dienstplicht, die na 1813 overigens door het nieuwe Koninkrijk enthousiast zou worden voortgezet.

Bijna steeds kiezen de auteurs daarbij een verrassende invalshoek en verder staat de bundel vol met verhalen waarbij je de oren gaan klapperen. Elsbeth Kwant bijvoorbeeld vertelt het verhaal van de Nederlandse koetsier van Napoleon, een zekere Johannes Horn, die bij de slag bij Waterloo ernstig gewond raakt maar later in Engeland nog door het land toert als figurant op een reizende Napoleon-tentoonstelling. Nederlandse militairen die hadden gediend in de ‘Grande Armée’ in Rusland – tienduizenden overleefden die veldtocht trouwens niet – bleven na 1813 hun Franse onderscheidingen dragen, naast latere puur Nederlandse medailles als de Willemsorde. Wie van ons weet trouwens nog dat, tot 1940, ‘Waterloo-dag’ dienst deed als nationale feestdag?

Een staatsman – las ik onlangs in een artikel over de omgang van de Franse president Macron met de nagedachtenis van De Gaulle – wordt op den duur minder herinnerd om wat hij feitelijk gedaan heeft en meer om waar hij voor stond, wat hij symboliseert. Dat geldt mutatis mutandis ook wel een beetje voor Napoleon in Holland – voor 1813 door velen in Nederland afgeschilderd als een dwingeland, ja zelfs – zoals Rick Honings in zijn bijdrage laat zien – ‘de duivel’. In de XIX-de eeuw al wordt Napoleon eerder een idool, en de Franse tijd een periode waaruit naar hartelust kan worden geput, zowel voor de articulatie van een gevoel van moderniteit of – in kinderboeken bijvoorbeeld – mythologische voorstellingen over nationaal verzet.

Toch is die fascinerende gevel aan de Sarphatistraat in zekere zin ook een monument voor de manier waarop Napoleon de Nederlandse departementen van zijn rijk heeft gemaltraiteerd en uitgeknepen. Want niet alleen moesten Nederlandse jongens, ook de zonen van de elite, in dienst en mee naar ijzige velden van Rusland – ook draaide de burgerij van Amsterdam op voor de bouwkosten van het Quartier Saint-Charles. De afdracht bedroeg vijf procent van de huurwaarde van de woning, en wie dat niet ophoestte kon met inkwartiering van Franse militairen rekening houden.

De bouwopdracht was aanvankelijk verleend aan de stadsbouwmeester Abraham van der Hart, maar toen Napoleon zelf in 1811 de stad officieel bezocht, vond hij dat het niet voldoende opschoot. Zoals de kazerne er staat is hij mede het werk van de Franse ingenieur Picot de Moras – verantwoordelijk voor de opmerkelijke structuur van de kazerne: niet met lange gangen langs de slaapzalen, maar met talrijke ingangen die elk naar een cluster van zalen leiden. Toen het na het vertrek van de Franse troepen een onvervalst Nederlandse kazerne werd, hoefde alleen maar het napoleontische wapen aan de Sarphatistraat door het wapen van Oranje-Nassau vervangen te worden. Simple comme bonjour.

Napoleons nalatenschap. Sporen in de Nederlandse samenleving. Onder redactie van Lotte Jensen. De Bezige Bij, Amsterdam 2020.

Afbeelding onder: 1. Het schilderij ‘De intocht van Napoleon te Amsterdam’ op 9 oktober 1811, van de Antwerpse schilder Mattheus Ignatius van Bree (1773-1839). Het hangt sinds een aantal jaren, 4,08 meter bij 5,74 meter groot en gerestaureerd dankzij crowdfunding, in de vrij toegankelijke Schuttersgalerij van het Amsterdam Museum. Het toont hoe Napoleon van de plaatselijke bestuurders de sleutels van de stad krijgt overreikt aan het begin van de Oetewalerweg, de huidige Linnaeusstraat. Op de achtergrond is het karakteristieke torentje van het Rechthuis van de Watergraafsmeer te zien, dat er nog altijd is. De grenspaal van Amsterdam staat, op een andere plek, nu in het Amsterdamse Oosterpark. Talrijke bijzonderheden over dit markante schilderij – wie er bijvoorbeeld allemaal zijn afgebeeld – zijn te vinden op de site van het Museum:
https://hart.amsterdam/nl/page/3155/de-intocht-van-napoleon-te-amsterdam
2. Twee jaar later zijn de verhoudingen geheel anders. Na de aftocht van de Fransen slaan (Russische) kozakken, bevrijders zou je kunnen zeggen, op bijna dezelfde plek hun tenten op. Op de achtergrond de Muiderpoort. Schilderij uit 1813 van François Joseph Pfeiffer (1778-1835).
(Rijksmuseum)

2 gedachten over “Napoleontische erfenis aan de Sarphatistraat

Voeg uw reactie toe

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: