
“Wie zegt, wie liegt dat Servië klein is?”, begint een bekend nationalistisch Servisch liedje – ‘Ko to kaze, ko to laze, Serbija je mala’ – uit het begin van de XXste eeuw. “Zij is niet klein, zij is niet klein, maar was drie keer in oorlog”, gaat de tekst verder, daarbij doelend op de Eerste Balkan-oorlog tegen de Turken, de Tweede Balkan-oorlog tegen de Bulgaren (onder andere), en de Eerste Wereldoorlog, waaruit Servië – zij het met forse verliezen – als een van de overwinnaars tevoorschijn is gekomen. Servië, is de strekking van het lied, moge dan wellicht qua territorium niet zo groot zijn, moreel is het wel groot.
Er is echter in de jaren negentig en daarna, bij het uiteenvallen van Joegoslavië, iets heel erg mis gegaan voor Servië. Het is nu kleiner dan ooit. Zelfs de broeders in het kleine Montenegro hebben zich afgescheiden in een kleine onafhankelijk staat, net als de Macedoniërs – om over het door veel Serviërs als het Servische hartland beschouwde Kosovo nog maar te zwijgen. Dat ‘Ko te kaze’ in de jaren negentig als strijdlied werd aangeheven door de Servische strijders die in Kroatië vochten voor een autonoom gebied, de Servische Krajina, heeft niet geholpen.
De huidige context wordt op hartverscheurende wijze weergegeven in dit fragment uit de Kroatische speelfilm ‘Niciji sin’ (Niemands zoon) van Arsen Ostojic uit 2008. De acteur Alen Liberic speelt daarin ‘Ivan’ die aan de Servische kant heeft gevochten, maar nog in Kroatië woont. Af en toe schuiven er traumatische herinneringen voor zijn geestesoog – de moord op zijn vader bijvoorbeeld. In een café waar fascistoïde Kroaten aan een tafeltje onder de Kroatische vlag de onafhankelijkheid van hun vaderland vieren, heft hij pesterig het ‘Ko to kaze’ aan. Geweld lijkt onvermijdelijk, maar de afloop is bepaald onverwacht.
In tenminste één opzicht – zou ik willen suggereren – is Servië echter zeker nog groot: de Servische videoclips met pittige populaire liedjes en erotische connotaties. De Servische zomerhits zijn onovertroffen, wat mij betreft. Hier is bijvoorbeeld ‘Slucajno’ (Ongelukje) van Sasa Kovacevic, uit 2013.
Een van de aardige dingen van deze clip van een bekende Servische popster is – behalve de onmiskenbare ‘production value’ van het filmpje – dat ie aan zee speelt. Zoals bekend heeft Servië, sinds de ‘Alleingang’ van de Montenegrijnen, geen directe verbinding meer met de zee. In de Servische traditie heeft de zee eerder iets engs, zoals blijkt uit de patriottische evergreen ‘Tamo daleko’. Dat is een nationalistisch lied over het Servische leger dat na de Oostenrijkse invasie van 1915, dwars door de Albanese bergen, de wijk moest nemen naar het eiland Corfu – een tocht waarbij zo’n beetje de helft van de manschappen omkwam, waarvan velen op zee. In deze tekst is de zee een vloek: “Daar ver weg, ver weg van de zee / daar is mijn dorp, daar is Servië”. Het liedje werd in 1916 op Corfu geschreven door een zekere Djordje Marinkovic en was verboden in het socialistische Joegoslavië van Tito, als zijnde een uiting van Servisch chauvinisme.
In het huidige Servië lijkt de zee niet langer een vloek, maar een hedonistisch gegeven. Serviërs hebben de smaak te pakken gekregen en verlangen niet alleen meer naar de schoonheid van berg en dal. Dat blijkt ook uit uit deze clip van de Servische ster Sandra Afrika, ‘Devojka tvog druga’ (Het mokkel van je vriend). De zee lijkt hier ook voor een herleving van de oude Joegoslavische gedachte te staan, getuige het in de tekst steeds terugkerende rijtje namen van republieken: Bosnië, Servië, Kroatië enz. Het is niet alleen onbezorgde pret wat de klok slaat. In het liedje vraagt rapper Costi zich af hoe zijn vriend zou reageren als bekend werd dat hij met diens vriendin flikflooit. Geweld en dreigend geweld werken erotiserend.
Dat deze clip iets gangster-achtigs uitstraalt is niet toevallig. Het genre populaire muziek waarover we het hier hebben, is verbonden met een milieu van stoere jongens (en meisjes) die niet over zich laten lopen, om het zacht uit te drukken – en in die zin wellicht enigszins te vergelijken met Amerikaanse gangsterrap. Bij het ontstaan van deze muzieksoort – in de jaren negentig aangeduid met de inmiddels in onbruik geraakte term ‘turbofolk’ was er ook vaak een personeel verband met de misdaad.
Neem bijvoorbeeld Ceca, de artiestennaam van Svetlana Velickovic. Zij was de vriendin, en vanaf 1995 echtgenote van Zeljko Raznatovic, beter bekend als Arkan. Die was in de jaren negentig de machtigste gangster van de Servische hoofdstad Belgrado en oefende het gezag uit over een hele stadswijk. Ook leidde Arkan een eigen militie, de Tijgers, die in Kroatië en Bosnië vocht. Tot een voorgeleiding voor het Joegoslavië-tribunaal in DEn Haag is het niet meer gekomen. Begin 2000 werd Arkan met twee lijfwachten doodgeschoten in de lobby van het Intercontinental Hotel in Belgrado. De weduwe Raznatovic treedt nog steeds regelmatig op, maar is helaas erg actief bij het verbieden van het doorplaatsen van haar video’s. Hier een plaatje uit gelukkiger tijden. De bruiloft werd destijds twee-en-een-half uur live op de televisie uitgezonden.

Een andere turbo-folk-ster uit de jaren negentig om geen ruzie mee te krijgen is Aca Lukas. Hij heeft in zijn leven een aantal keren de gevangenis van binnen gezien, onder andere vanwege verboden wapenbezit en drugshandel. Ook werd hij zelf in 2009 in zijn been geschoten toen hij zijn auto in de garage onder zijn huis wilde zetten. Maar nog steeds trekt hij stadions vol publiek. Hier uit 2003 ‘Digla si mi cenu’ (Je hebt mijn prijs verhoogd). Let op de sigaar.
Ik sla hier nu wel af en toe een ironische toon aan, maar eigenlijk kan ik geen genoeg krijgen van die muziek. De leukste landen en mensen zijn immers die welke niet helemaal willen deugen, en wat dat betreft ben je in Servië en bij de Servische pop natuurlijk aan het goede adres. Neem nu een recent nummer als ‘Exploziv’ van Emina en Gazda Paja, waarin de vleeskleurige maillot goede diensten bewijst. De explosie neemt paradijselijke vormen aan.
Deze clips staan stijf van de suggestie van seks, net als de clips die MTV in de jaren tachtig vertoonde, toen het fenomeen muziekvideo voor het eerst de Nederlandse huiskamers binnenkwam via de nieuwe uitvinding ‘de kabel’. Ze zijn alleen veel sneller gemonteerd dan die van toen, en er mág ook meer in de Servische video’s, zoals in deze van Relja, over de droefenis van een coke-dealer in een Porsche.
Of deze van Rada Manojlovic, over een dame die op rijden onder invloed wordt betrapt. Zij heeft, in afwachting van verhoor, haar gevangenispakje alvast aangetrokken.
Maar de seks blijft natuurlijk het leukst. Hier Mc Yankoo en Milica Todorovic in ‘Lubi me budalo’ (Bemin me, sufferd).
In de popmuziek bestaat ex-Joegoslavië nog – en niet alleen in Servische songteksten over de zee. Servische rock-groepen zijn tot in Slovenië en Kroatië razend populair – tot niet geringe ergernis van de plaatselijke patriotten die hun landje cultureel als deel van Midden-Europa willen zien, en de afstand tot de woeste Balkan – lees Servië – zo groot mogelijk willen houden. En omgekeerd zijn in het turbofolk-genre de sterren soms afkomstig uit de noordelijke republieken. Dat geldt voor de Kroatische Severina Vuckovic – beter kortweg bekend als Severina – die in Belgrado moeiteloos de Arena vol krijgt – capaciteit 25.000 bezoekers.
Tot de bekendheid van Severina heeft niet weinig bijgedragen dat er een aantal jaren geleden een zelfgemaakt videotje ‘uitlekte’ waarop zij het – op uiterst aanstekelijke wijze overigens – ‘deed’ met een Bosnische muziek-producer. Hier een stukje van een optreden van Severina in Belgrado. Net als in de rest van de wereld komt in Servië door de algemene beschikbaarheid van clips en muziek-opnamen op internet het grote geld tegenwoordig voornamelijk van optredens in grote zalen. In ‘Tarapana’ gaat het om de zorgeloze, vaak weinig affectieve wijze waarop mannen met meisjes omgaan – een handelwijze die Severina, in smoking, grijpgraag treffend tot uitdrukking weet te brengen. Met enige moeite zou je er een feministisch liedje in kunnen zien.
Als u inmiddels mijn verslaving aan Servische popvideo’s deelt, kan ik u het Youtube-kanaal van IDJTunes van harte aanbevelen. Of, mocht het u alleen om de muziek gaan, de webversie van het Belgradose radiostation Pink Radio. Ik krijg er enorme zin van om naar Belgrado af te reizen, wel wetend dat het een vrij lelijke stad is, waar het werkelijke leven – even afgezien van de alomtegenwoordigheid van gangsters wellicht – weinig overeenkomst vertoont met de wereld van de video’s. Maar ze demonstreren er wel regelmatig voor de democratie, gelukkig. Daar kunnen wij in Nederland nog een voorbeeld aan nemen. Waarin een klein land groot kan zijn.
Tot slot nog één keer Sandra Afrika, in ‘Neko ce mi nocas’ (Er zal niemand zijn vanavond). Als je land geen zeekust heeft, kun je voor de clip altijd nog het zwembad van een vriend lenen. Volgende week gaat dit blog over de structuur van de Russische economie. De boog kan niet altijd ontspannen zijn, hoe warm het ook is buiten. Die man in pyama naast de schemerlamp in de video ben ik, trouwens.
Geef een reactie