
Het eerste teken van onraad is dat het Parijse Théâtre du Châtelet, waar het mega-kunstspektakel DAU deze donderdag zou moeten beginnen, wordt gerestaureerd. Mannen met helmen op hebben de voorgevel van het pand onderhanden en bij de ingang is de vloer opengebroken. En duidelijk niet in het kader van een kunstproject. “Wat zegt u? Dau? Geen idee. De directie van het theater heeft een eigen ingang, om de hoek. Probeert u daar eens”. Maar om de hoek ligt ook alles open, zelfs de café’s die in het pand zijn gevestigd. Hoe een theater waarvan de ingang niet begaanbaar is, een publieksevenement zou kunnen huisvesten, is onduidelijk.
Het is niet bepaald een veelbelovende eerste kennismaking met een kunstmanifestatie die – zoals talrijke media, waaronder Le Monde en de New York Times, hebben bericht – zijn weerga in de geschiedenis niet zou hebben. 700 uur film zou de Russische filmmaker Ilja Chrzjanovski tussen 2009 en 2011 hebben geschoten op een locatie nabij de Oekraïense stad Charkiv. Daaruit zouden veertien films zijn gemonteerd – totale lengte 20 uur – die nu in Parijs hun wereldpremière gingen beleven.
En dat niet alleen. Daar bij Charkiv, is het verhaal, had de ambitieuze filmmaker een stad gecreëerd waarin de Sovjet-Unie van weleer herleefde, compleet met de kleren, meubels, voedsel en wat er nog meer typerend was voor het Sovjet-leven tussen 1938 en 1968. Deze sensatie zou in Parijs op drie plaatsen herleven, want de permanente filmvertoningen – dag en nacht van 24 januari tot 17 februari op drie locaties – werden omlijst met theater, performances, kunst, lezingen en wat niet al.
Veel seks beloofde de website van DAU ook. De Sovjet-Unie was, behalve een supermacht, ook “een land waar mannen hun vrouw bedrogen” heette het in de trailer van het project. De potentiële bezoeker van DAU werd op die site ook nogal streng toegesproken – wat het project nog interessanter maakte want ieder kind weet tenslotte dat de Sovjet-Unie ook een politiestaat was. De rode draad van het project is de biografie van Lev Landau, een Sovjet-natuurkundige die ooit de Nobelprijs kreeg. En zijn vrouw bedroog.
Een kaartje kopen was er niet bij. Op de website kon je een ‘visum-aanvraag’ indienen, voor zes uur (35 euro), een etmaal (75 euro) of onbeperkte toegang voor de duur van het project (150 euro). Omdat je voor de twee lange formules een uitgebreide vragenlijst moest invullen, en ik bovendien aan een kortstondige academische studie dramaturgie in de jaren zeventig een levenslange, hartgrondige afkeer heb overgehouden aan alles wat riekt naar publieksparticipatie bij voorstellingen, leek het me beter voor die zes uur te gaan, de eerste zes uur op de eerste dag, van 12 tot 18 uur. Kon ik meteen de Thalys naar huis van 20.15 nog halen.
Tot mijn vreugde werd de visumaanvraag ommegaand goedgekeurd – sneller dan in de voormalige Sovjet-Unie het geval was. Wel werd ik in verband met mijn engagement van korte duur digitaal streng toegesproken. Er was geen sprake van dat ik door de manifestatie mijn eigen parcours zou kunnen bepalen. Dat werd voor mij gedaan, aan de hand onder andere van de talenkennis waarvan ik bij de visumaanvraag had blijk gegeven. Ook het meenemen van mobieltjes was natuurlijk streng verboden. Ik zou mij, zoals dat past bij een autoritaire structuur, aan DAU moeten uitleveren, tot op zekere hoogte. En ik moest mij een halfuur voor aanvang bij het Théâtre du Châtelet melden, opdat mijn van internet geprinte bevestiging kon worden omgezet in een geldig visum. Enfin, voor de kunst moet je iets over hebben.
Ik besluit mijn licht op te steken bij het theater aan de overkant van het plein, het Théâtre de la Ville (vroeger ook bekend als Théâtre Sarah Bernardt), dat volgens de documentatie eveneens een deel van DAU huisvest. Er zouden, heb ik uit Le Monde begrepen, zelfs plannen geweest zijn om tussen de twee theaters een soort luchtbrug te construeren, maar deze voornemens waren door de gemeentelijke overheid doorkruist – autoriteiten zijn soms een beetje kinderachtig bij het tolereren van artistieke expressie. Daarom ook kon de eerder geplande première van DAU in Berlijn niet doorgaan. Men had daar een heel stadsdeel bij Unter den Linden willen ommuren, en die muur zou vervolgens door de beroemde Chinees Ai Weiwei worden beschilderd. De gedachte aan een nieuwe Berlijnse Muur was echter zo impopulair gebleken bij de Berlijnse politiek, dat het hele project in de Duitse hoofdstad moest worden afgelast.
Halverwege het plein tussen beide theaters word ik plots een kiosk-achtig gebouwtje gewaar, met posters voor DAU. Nu komt alles natuurlijk goed. Maar dat valt een beetje tegen. Voor de kiosk heeft zich een kleine menigte verzameld voor een Frans en gebrekkig Engels sprekende jongeman die uitlegt dat de opening van DAU helaas wegens technische redenen moet worden uitgesteld. De visa-houders van vanmiddag 12 uur (zoals ik) en 15 uur kunnen zich om 18 uur aan de ingang van het Théâtre de la Ville vervoegen, dan gaat de zaak alsnog van start. Wie dan niet beschikbaar is, kan middels een eenvoudig mailtje aan info-mailadres van Dau een ander tijdstip in de komende weken prikken, of zijn geld terugvragen.
Als ik het kantoortje wil binnengaan om, zoals in het vooruitzicht gesteld, mijn geprinte bevestiging voor een echt visum in te wisselen, wordt dat niet echt op prijs gesteld en vraagt een juffrouw wantrouwig wat ik kom doen. Maar hier komt de ervaring met de echte Sovjet-Unie goed van pas – een intimiderende contra-smoes is gauw verzonnen. Mij valt trouwens op dat niemand hier Russisch blijkt te spreken – anders dan je zou verwachten bij dit project. Min of meer tot mijn verbazing liggen de visa binnen echter wel degelijk klaar: honderden geplastificeerde kaarten in een soort schoenendoos, alfabetisch gerangschikt.
Om de tijd te doden neem ik het advies van de jongeman voor de kiosk te baat, een kijkje te gaan nemen in het Centre Beaubourg. Op deze derde locatie van DAU is de zaak wel klaar, zegt hij. Dat blijkt zowaar te kloppen. In een hoekje van de vierde verdieping van dit immense paleis voor moderne kunst is een soort huiskamer ingericht – met meubelen en andere huisraad die kennelijk de sfeer van een stalinistisch appartement in de jaren vijftig moeten oproepen. De kamer waarin de toeschouwer door kijkgaten een blik kan werpen, is echter duidelijk veel te laag voor deze suggestie. In de kamer leeft een manspersoon die net doet alsof hij zich onbespied waant – hij doet net een dutje.
Een wassen beeld met gleufhoed en regenjas houdt inmiddels de toeschouwers nauwlettend in de gaten, de geheime dienst natuurlijk. Er zijn ook twee leuzen te zien op de museum-muur voor de huiskamer, in het Russisch. Vpered k sotsialismoe (Voorwaarts naar het socialisme) is een beetje rare slogan, daar immers het socialisme in de Sovjet-Unie reeds gerealiseerd heette. ‘Op naar het communisme’ bedoelt men vermoedelijk. De andere slogan is Vychoda njet (Geen uitgang), wat overal in de Russische metro hangt om je erop te wijzen dat je in het kader van de passagiers-circulatie die gang niet moet nemen. Ik had in Moskou een Russische vriend die een bordje met deze tekst in de metro had losgeschroefd en in de huiskamer gehangen – als een samenvatting van het leven in de Sovjet-Unie.
Ik kan niet zeggen dat het geheel in het Centre Beaubourg de toeschouwer ‘onderdompelt’ in de Sovjet-ervaring, zoals het streven van de manifestatie heet te zijn. Het is eerder een beetje flauw en makkelijk. Maar ach, tenslotte is dit maar bijgebeuren. Om 18 uur sta ik, in de koude winteravond, voor de deuren van het Théâtre de la Ville, vastbesloten mij alsnog te laten onderdompelen. Het is trouwens opvallend, dat ook dit theater duidelijk in verbouwing is. De ramen zitten er weliswaar nog in maar zijn met witte verf dicht gekalkt, en duidelijk niet als kunstzinnige uiting.
Ik heb in Moskou een aantal jaren geleden een expositie van contemporaine kunst bezocht op de bovenste verdieping van een gloednieuw kantoorgebouw, terwijl op de lagere verdiepingen nog bouwvakarbeiders bezig waren het betonnen staketsel met muren in te vullen. Dus dat zegt niks, die ramen. Evenmin als het feit dat om 18 uur de deuren van het theater dicht blijven. Punctualiteit was al nooit de voornaamste kwaliteit van kunstenaars, dus de stemming in de kleine menigte voor de deur blijft opperbest.
Na een kwartiertje evenwel komt er een grijzende heer naar buiten en deelt mede dat we helaas niet naar binnen kunnen. De ‘Préfecture’, zegt hij, daarmee de lokale overheden bedoelend, heeft een vergunning geweigerd. Men is bezig de zaak te regelen, maar vanavond zal dat ik geen geval nog resultaten afwerpen. Morgen terugkomen. Even later komt er een groepje boos kijkende, geüniformeerde mannen naar buiten, die de indruk wekken brandweerlieden te zijn. De grijzende heer vertelt inmiddels dat alleen medewerkers van de manifestatie het theater mogen betreden, alsmede genodigden die in het bezit zijn van een juiste pincode. Die zullen dan de ‘kostuumrepetitie’ kunnen bijwonen.
Terwijl de meeste mensen voor de deur afdruipen, trek ik – samen met een Nederlandse filmmaakster die net als ik speciaal uit Amsterdam is gekomen – een welgevuld blik smoezen open. Wij zijn van ver gekomen en hebben wel een beetje toegang verdiend, temeer daar we niet in Parijs kunnen blijven. Wij hebben wel zo’n pincode maar helaas kon de vriendin die hem in haar telefoon had niet blijven en we kunnen haar niet bereiken om hem te vragen. Wij vertegenwoordigen het puikje van de Nederlandse kunstpers, en ons niet toelaten zou zeer nadelig zijn voor DAU, waarop ook in de Lage Landen nu juist velen zich zo hadden verheugd. En heeft het hele project nu niet juist zijn oorsprong in een funding op de Rotterdamse Cinemart?
Een reactie op dit alles blijft zeker niet uit, al leidt het niet tot toegang. In een uurtje tijd worden een drietal Franse jongeren op ons en andere klagers afgestuurd, om geduldig onze verbale capriolen aan te horen en ons op begripsvolle toon opnieuw te laten weten dat er helaas niets mogelijk is. Een van hen, een keurige jongeman wederom, bekent daarbij dat hij door een bureau voor de contacten met de pers is ingehuurd en verder nergens weet van heeft. Na een uurtje soebatten loop ik de Parijse avond weer in. Tot zover DAU, wat mij betreft. En dan te bedenken dat ik hiervoor de immer oergezellige opening van het Rotterdamse Filmfestival heb gemist!
Eenmaal terug in Nederland lees ik, dat DAU vrijdagvond 21.00 uur alsnog van start gaat, in het Théâtre de la Ville alleen. De organisatie verstuurt mails waarin de pers wordt aangeraden te wachten met komen totdat DAU in zijn totaliteit van start zal gaan, op een voorshands nog onduidelijke datum. Het is trouwens maar goed dat ik nog niet per mail mijn geld heb teruggevraagd, want het blijkt dat ze bij DAU niet weten dat je bij een mail aan honderden mensen tegelijk niet iedereen in de kolom ‘geadresseerd’ moet zetten, omdat iedereen dan al die email-adressen heeft. Het lijkt slechts een kwestie voor tijd voordat DAU ook per ongeluk al onze bankgegevens gaat verspreiden. Tenslotte heeft Le Monde gemeld dat DAU heeft samengewerkt met de malafide firma Cambridge Analytica, die ook zo’n merkwaardige rol heeft gespeeld bij het Brexit-referendum en de exploitatie van Facebook-gegevens bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Plots wordt de wetenschap, dat een Russische oligarch miljoenen heeft gestoken in DAU, reden tot zorg.
De gedachte dat we hier te maken hebben met een prachtig stukje charlatannerie, zo niet fraude, wordt versterkt door de schaarse berichten van de gelukkigen die vanaf vrijdagavond 21.00 wel naar binnen mochten. Le Monde citeert een bezoekster die eerst verplicht een uur lang naast een wassen beeld moest zitten en daarna in de grote zaal twee uur moest kijken naar ‘een soort homo-porno’, totdat zij er niet meer tegen kon en er de brui aan gaf. Een zekere Karl Hurb meldt op twitter dat er in het theater niets veel anders is te beleven dan wachten op een volgende filmvertoning, op scherm of in een van de alluminium boxen. Een medewerkster van DAU twittert, kennelijk als troost, dat degenen die bij het project werken net zo in verwarring verkeren als de toeschouwers. Op Facebook vind ik een verhaal over een kapotte video-projector, waarbij de organisatie het probeert voor te stellen als de ‘vertoning van een film zonder beeld’.
Is DAU dan helemaal een hoax? Toch niet helemaal, blijkt merkwaardigerwijze dit weekeinde uit de Britse pers. Journalisten van Sight and Sound en The Guardian blijken, onder streng embargo, in Londen dertien van de veertien films van het project te hebben gezien, en berichten daarover. Of je, afgaande op de beschrijving, die films zou willen zien is een tweede. Iets aan DAU bestaat kennelijk in ieder geval. Of ik over een paar maanden afreis naar Londen om daar de pendant van de Parijse manifestatie bij te wonen, kan ik echter niet beloven.
Alfred Jarry begon in 1896 zijn toneelstuk Ubu Roi– over een absurde schertsfiguur die nu in Donald Trump zijn belichaming lijkt te hebben gevonden – met de regieaanwijzing: “l’action se passe en Pologne, c’est à dire nulle part” (De handeling speelt zich af in Polen, dat wil zeggen nergens). Zo is het ook met de Sovjet-Unie van DAU. Die is nergens.
Hier het stuk uit The Guardian: https://www.theguardian.com/film/2019/jan/26/inside-the-stalinist-truman-show-dau-i-had-absolute-freedom-until-the-kgb-grabbed-me
En hier dat van Sight and Sound: https://www.bfi.org.uk/news-opinion/sight-sound-magazine/features/dau-ilya-khrzhanovsky-report-and-first-look
Afbeelding boven: het nutteloze ‘visum’ voor 24/1.
Afbeeldingen onder: enkele door DAU zelf verspreide foto’s van het project.
UPDATE. Eerlijk is eerlijk. DAU heeft de 35 euro van mijn niet-gebruikte visum na een verzoek per email keurig teruggestort.




Geef een reactie