(30-04-2016)

Crisis is het, naar het oordeel van de Fransen zelf, bijna altijd in Frankrijk. Maar nu is het toch wel heel erg. Somberheid allerwegen – over de toekomst van het land, over de economie, over de ondergang van de Franse cultuur, noem maar op. En nergens is een ‘homme providentiel’ te bekennen met een babbel die weliswaar tot felle controversen aanleiding zou geven, maar tegelijkertijd het leven er weer een beetje in zou kunnen brengen. François Hollande ontpopt zich tot vermoedelijk de zwakste president uit de in 1958 begonnen geschiedenis van de Vijfde Republiek – als je mij vraagt ook een aanzienlijke bijdrage tot de breed gevoelde malaise. Je krijgt vaak de indruk dat de president er zelf ook nauwelijks meer in gelooft – de halfhartige manier waarop bijvoorbeeld onlangs de bescheiden hervormingen van de (inmiddels al weer deels uitgeklede) arbeidswet in het politieke debat werden ingebracht, is anders dan door demoralisatie in het Élysée nauwelijks te verklaren.
Fransen hebben met Nederlanders gemeen dat zij de publieke zaak meestal veel somberder inschatten dan de kwaliteit van hun eigen leven. Dat schrijft tenminste Marcel Gauchet in een aardig essay, Comprendre le malheur francais. Gauchet is een verstandig man, begiftigd met een betoogtrant en een open wereldbeeld die hem ook buiten de Franse context genietbaar en begrijpelijk maken – wat niet van alle Franse essayisten gezegd kan worden Hij is een van de redacteuren van het voortreffelijk tijdschrift Débat en vooral beroemd door zijn al uit 1985 daterende Le désenchantement du monde. In dat boek betoogde hij dat de ‘onttovering’ van de wereld door het weren en verdwijnen van al het godsdienstige uit het openbare leven, op den duur tot een dor en uitzichtloos materialisme en spirituele dorheid zou leiden, waar op den duur ook seculiere geestelijke en republikeinse waarden onder te lijden zouden hebben.
Comprendre le malheur français is in zekere zin een vervolg op dat destijds opzienbarende essay. Het basisprobleem van Frankrijk is, meent Gauchet, dat het land meer dan andere moeilijkheden heeft zijn plaats te vinden in de mondialisering (in Nederland zeggen we meestal globalisering, maar dat vind ik geen fijn woord). Dat komt omdat in Frankrijk, meer dan in andere landen, de nationale staat en cultuur hun bestaan ontlenen aan het propageren en in praktijk brengen van universele waarden – althans waarden waarvan men zou willen dat ze uverseel waren: vrijheid, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid etc. Die waarden evenwel zijn niet alleen maar in de wijdere wereld bedreigd en vervangen door puur-economische logica – ze worden sinds de jaren zeventig ook in Frankrijk ook met voeten getreden.
Bête noir van Gauchet is in dit verband vooral president François Mitterrand die eerst lang de Vijfde Republiek te vuur en te zwaard bestreed, maar zich in 1980 als een soort keizer in het ambt van president installeerde. Zijn bewind muntte uit door kortzichtigheid en onbetrouwbaarheid – in 1980 gekozen op een traditioneel links programma van nationalisaties e.d., schakelde hij al vlug om naar een meer rechts economisch programma van de snit die we nu ‘neoliberaal’ zouden noemen. Maar wat Gauchet Mitterrand vooral kwalijk neemt is de welbewuste onttakeling van republikeinse waarden van gelijkheid. In plaats van de Franse natie gelijke kansen voor iedereen in het vooruitzicht te stellen, lanceerde hij bijvoorbeeld de acties van SOS Racisme onder de slogan Touche pas à mon pote. Tegen racisme – mooi natuurlijk, maar tegelijkertijd sanctioneerde de Franse staat hiermee het bestaan van gemeenschappen die elk hun ‘soevereiniteit in eigen kring’ konden genieten. Gauchet ziet dat als een beslissende aanslag op de Franse identiteit.
Franse politici ter rechterzijde komen er bij hem nauwelijks beter af, want die zijn sinds de jaren zeventig ook allemaal in de ban van de a-politieke, economische denktrant, waarin politiek en universele waarden hoogstens nog als folklore en verkiezingsslogans fungeren. De laatste periode waarin Frankrijk nog zichzelf was, was onder Charles de Gaulle (1958-1969). Toen gingen een ‘zeker idee van Frankrijk’ en politieke doelstellingen nog samen met een expansief economisch beleid, waarbij de economie ondergeschikt was aan hogere doelstellingen. Langs dit stramien geeft Gauchet een betrekkelijk verwoestend oordeel over van alles en nog wat: het onbegrip voor enig islamitisch radicalisme onder politici die niet meer weten wat geloof is, het volstrekt ondemocratisch karakter van de Europese organen, de onmacht van de politieke klasse, de ondergang van de ‘haute culture’ die eigenlijk al sinds 1871 de basis vormt onder de republikeinse ideologie van vrijheid, rechtvaardigheid en emancipatie voor allen.
Wat die Franse cultuur betreft – als Nederlander kun je natuurlijk eigenlijk alleen maar verlekkerd kijken naar wat er in Frankrijk nog van over is. Op het gebied van de humaniora, politieke wetenschap, filosofie en wat dies meer zij, overtreft wat er in Frankrijk wordt gezegd, geschreven, uitgegeven, gestudeerd vele malen wat er in Nederland bestaat – en niet alleen omdat het een groter land is, ook in kwaliteit en diversiteit. De onvrede met de actuele toekomst – die malheur dus – is geen Frans alleenrecht, en neemt her en der toe. De geldende neo-liberale orde staat in toenemende mate onder druk, onder intellectuelen vooral, en niet alleen in Frankrijk. Het wordt zo langzamerhand weer tijd over alternatieven na te gaan denken – als utopieën wellicht aanvankelijk, maar geschraagd door actie. De heersende orde is niet voor eeuwig, leert de Franse geschiedenis sinds 1789 als geen andere. Wie weet is er voor Frankrijk in de komende ideeën-strijd best een belangrijke rol weggelegd.
Marcel Gauchet. Comprendre le malheur français. Avec Éric Conan et François Azouvi. Stock, 2016.
Illustratie boven: affiche voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in 1965, Mitterrand vs. De Gaulle. De Gaulle won, gelukkig.
Geef een reactie