De vergeten oorsprong van Paradiso: de Vrije Gemeente van 1877

(4-3-2018)

Nu in de boekhandel: mijn boek De religieuze rebellen van de Vrije Gemeente – De vergeten oorsprong van Paradiso. (Uitgeverij Bas Lubberhuizen) De vereniging De Vrije Gemeente wilde de religie van toekomst en vooruitgang introduceren in het dynamische Amsterdam van die tijd en liet daarvoor in 1880 het huidige Paradiso neerzetten, als ‘gebouw voor samenkomsten’. Mijn boek gaat over de stichting van de Vrije Gemeente, de heftige conflicten in de Nederlandse Hervormde Kerk van die tijd, de roemruchte eerste voorganger Herman Hugenholtz, de introductie van boeddhisme en andere niet-christelijke elementen op zondag, over vrijdenkers en religieus feministen. Helaas voor de hemelbestormers aan de Weteringschans werd hun moderne, liberale ‘religie van de toekomst’ al vlug overvleugeld door andere vormen van moderniteit: de arbeidersbeweging, de ‘onzedelijke’ literatuur van de Tachtigers, elkaar snel afwisselende religieuze ‘modes’ als Tolstoj, theosofie, spiritisme, Rein Leven enzovoorts. Bij wijze van voorproefje hier een deel van de inleiding van het boek: 

De religieuze voorgeschiedenis van een concertzaal

Iedere keer als ik in Paradiso een concert bijwoon of een feestje vier, kijk ik even naar die plek boven het podium. ‘Soli deo gloria’ staat daar in steen gebeiteld – God alleen de eer. De gouden verf waarmee de letters in 1907 waren ingekleurd, heeft de tand des tijds niet doorstaan. Op een dag in 1941 hebben mijn ouders onder die inscriptie gestaan om hun huwelijk religieus te vieren – zij in het wit, hij in jacquet.
Niet dat ze gelovig waren. Maar dat hoefde ook niet in de Vrije Gemeente, de godsdienstige vereniging die het huidige Paradiso heeft laten bouwen als ‘gebouw voor samenkomsten’. Het woord ‘kerk’ was taboe, zo vrijzinnig en open wilde de Vrije Gemeente zijn. Ik vermoed dat mijn ouders, wier burgerlijk huwelijk eerder die dag was voltrokken op het Amsterdamse stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal, hier voornamelijk stonden om de vader van de bruid een plezier te doen. Deze Johannes Gaukstert was van eenvoudige komaf en had het tot bankdirecteur gebracht. Waarschijnlijk was hij bezorgd dat zijn moeizaam verworven maatschappelijk prestige eronder zou lijden, wanneer het huwelijk van zijn enige kind werd voltrokken zonder religieus ritueel. In godsdienstig opzicht ‘niets’ zijn werd tot in de jaren zestig van de vorige eeuw in sommige kringen met argwaan bezien.
In zo’n geval was de Vrije Gemeente een veilige keus: de enige verplichting voor de gemeenteleden was het betalen van contributie. Vanaf het begin in 1877 was de vereniging een godsdienstige vrijhaven, zonder leerdwang en zonder belijdenis. Een non-kerk die de gedachten vrij liet. Zodat je, wanneer je gevraagd werd naar je geloof, niet ‘niets’ hoefde te antwoorden.

De spreuk boven het podium van Paradiso is niet de enige zichtbare herinnering aan de oorspronkelijke functie van het gebouw. Achter de mengtafels van de geluidstechnici in de grote zaal is in de muur een gedenksteen aangebracht voor P.H. Hugenholtz jr. (1834-1911), voorganger tijdens de eerste decennia. Achter de bar bevindt zich een soortgelijke plaquette ter ere van zijn collega H.G. van Wijngaarden, die na de Eerste Wereldoorlog de in het slop geraakte vereniging nieuw leven wist in te blazen.
Wie het gebouw betreedt, ziet boven de hoofdingang nog altijd  ‘De Vrije Gemeente’ gebeiteld in het natuurstenen portaal. De ruimten die ooit lokalen voor godsdienstles waren, links en rechts van de hoofdingang, zijn nu in gebruik als garderobe en receptie. De grote zaal is verrassend goed bewaard gebleven, met zijn gietijzeren pilaren en die grappige houten balustrade van het eerste balkon. Op het uitbouwtje in het midden stond ooit de koordirigent met zijn stokje te zwaaien. Bij het bekijken van negentiende-eeuwse foto’s van de zaal herken je onmiddellijk Paradiso. Alleen waren toen de hoge ramen nog niet verduisterd, zodat de zaal overdag baadde in licht.
We mogen de rebelse jongeren van de jaren zestig wel dankbaar zijn dat het gebouw er nog staat. Met hun kraakacties en bezettingen dwongen ze bij de gemeente Amsterdam een ‘beat-sociëteit’ af. Zonder hun gedram zou het gebouw in 1965 zijn afgebroken, om plaats te maken voor een hotel.
Vele bezoekers van Paradiso hebben nog wel een vaag vermoeden van de vroegere functie van het gebouw. Het was een kerk, zeggen ze dan – de oprichters van de Vrije Gemeente zouden zich in hun graf omdraaien, als ze het hoorden. Hun streven was niets meer of minder dan een algehele vernieuwing van het religieuze leven. De godsdienst moest worden bevrijd van knellende historische conventies en van het geloof aan wonderen, zij moest in overeenstemming worden gebracht met de laatste stand van zaken in de wetenschap, zoals de evolutieleer van Darwin. Hoewel het christelijk geloof in zijn protestantse vorm de basis bleef, was er ook aandacht voor andere wereldgodsdiensten, zoals het boeddhisme. Die openheid kwam voort uit een groot, liberaal vertrouwen in de vooruitgang van de mensheid, materieel en geestelijk.
Zo’n programma doet anderhalve eeuw later wat naïef en zelfs zonderling aan, omdat de godsdienst niet langer wordt ervaren als de vanzelfsprekende hoeksteen van het maatschappelijke leven. De oprichters van de Vrije Gemeente meenden in 1877 echter dat er bij alle stormachtige economische, technische en maatschappelijke veranderingen van hun tijd een risico bestond dat de mens vervreemd zou raken van moreel of spiritueel besef, en dat een leven dat geheel in de greep was van materiële overwegingen, de menselijke natuur te kort deed. Ook naar hedendaagse maatstaven is dat geen vreemde gedachte.

LEES MEER IN:

Raymond van den Boogaard: De religieuze rebellen van de Vrije Gemeente. Uitgeverij Bas Lubberhuizen 2018. 240 pp. Geïllustreerd. 22,99 euro. 

image

Afbeelding: Het gebouw van de Vrije Gemeente, foto naar glasplaat-negatief, verspreid als ansichtkaart 1880-1883. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam.  

2 gedachten over “De vergeten oorsprong van Paradiso: de Vrije Gemeente van 1877

Voeg uw reactie toe

    1. Wat interessant! Herman, de grote man van de VG tot aan zijn verscheiden in 1911, was uit Leeuwarden naar Amsterdam gekomen om zijn oudere broer Philip Reinhard bij te staan in de conflictueuze verhoudingen binnen de Amsterdamse Hervormde kerk. Formeel was Philip met Herman ook de oprichter van de VG in 1878. Maar Philip trok zich spoedig verbitterd terug, en kon het niet verkroppen dat de Amsterdamse vrijzinnigen niet massaal naar de nieuwe club overstapten, maar een beetje ongeïnteresseerd bij de Hervormden bleven hangen. Herman was een wat minder steile figuur die de vereniging VG tot bloei heeft gebracht. Ik ben eigenlijk wel nieuwsgierig hoe het komt dat u juist Philip als foto aan de muur heeft hangen. Met vriendelijke groet, Raymond van den Boogaard

      Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: