Poetins gaan en komen, Poesjkin blijft

Een verschil tussen het huidige Rusland en de in 1991 opgeheven Sovjet-Unie is dat het Russische staatsburgers tegenwoordig niet meer verboden is hun land uit te reizen – even aangenomen dat ze geen overheidsdienaren met kennis van staatsgeheimen zijn natuurlijk. Wat dat betreft is het verhaal dat de historicus Andrej Kozovoj in ‘Les exilés’ over zijn ouders vertelt duidelijk een sage uit het verleden: hoe zijn vader en moeder, beiden ex-gevangenen uit de Goelag, jarenlang vergeefs poogden naar het buitenland te reizen, terwijl ze niets anders hadden ‘misdaan’ dan de dochter van Boris Pasternaks ‘muze’ Olga zijn, of de Russische vertaler van Franse dichters als Paul Valéry, René Char of Henri Michaux.

Het huidige Rusland zou zulke weerspannige intellectuelen misschien zelfs wel liever kwijt dan rijk zijn, even aangenomen dat leden van de Russische intelligentsia in veel gevallen de neiging niet kunnen onderdrukken zich kritisch uit te laten over het staatsgezag. Tijdens zijn meer dan vier uur durende televisie-vragenshow ‘Resultaten van het jaar’ merkte president Vladimir Poetin deze week weliswaar met iets van spijt in de stem op, dat de Sovjet-Unie ooit bekend stond als het land waar de mensen het meest lazen, en dat zulks in Rusland nu veel minder het geval is. Maar de geheime dienst KGB stond al nooit bekend om zijn warme sympathie voor de hogere literatuur en de uit die dienst tot president omhoog gevallen Poetin valt wat dit betreft niet uit de toon. Uit de context bleek dat de letterkunde die hij wil promoten er toch vooral eentje is die huiselijk gezinsgeluk en de geneugten van het moederschap bezingt – dit alles ter bestrijding van de bevolkingskrimp.

Andrej Kozovoj (Moskou, 1975) is hoogleraar Russische- en Sovjet-geschiedenis aan de universiteit in het Noord-Franse Rijsel. Hij is de zoon van ouders, die elkaar in een gevangenkamp in Mordovië hebben leren kennen, door jarenlang contact met stiekeme briefjes tussen de mannen- en vrouwenafdeling zonder elkaar in levende lijve te kunnen ontmoeten. Vooral de liefde voor de poëzie verbond hen vanaf het prille begin. Beiden waren jonge mensen die – zonder zichzelf overigens tot ‘dissidenten’ te bestempelen – er van uit waren gegaan dat na de dood van Stalin in 1953 en vooral na de de door diens opvolger in 1956 afgekondigde culturele ‘Dooi’ er een periode van grotere vrijheid en eerlijkheid in Rusland zou aanbreken. Dat bleek een misverstand, dat zij met kampstraf moesten bekopen.

Beiden stamden uit geseculariseerde joodse milieu’s, die gebruik maakten van de mogelijkheden tot emancipatie in het post-tsaristische Rusland – de liefdevolle beschrijving van die familiegeschiedenissen in ‘Les émigrés’ is al zeer geslaagd. Maar het verhaal krijgt pas echt vleugels bij de belevenissen van Kozovoj’s grootmoeder van moeders zijde, Olga Ivinskaja (1912-1995). Zij werkte op de redactie van het culturele, zogenaamde ‘dikke’ tijdschrift ‘Novi mir’, en leerde daar de toen al zeer beroemde dichter Boris Pasternak (1890-1960) kennen, met wie zij een (buitenechtelijke) verhouding kreeg die een leven lang zou voortduren. Die liefde is door Pasternak in zekere zin vereeuwigd omdat Olga model heeft gestaan voor de figuur van Lara in zijn roman ‘Dokter Zjivago’.

Onder Stalin had Olga al eens in het kamp gezeten, ook al om druk uit te oefenen op Pasternak. In 1949 was zij, vertaler van onder andere de dichter Tagore uit het Bengaals, tot vijf jaar veroordeeld wegens medewerking aan spionage – typisch het soort verzonnen vergrijpen in deze jaren, maar na 1953 was ze vrijgekomen. In 1957 veroorzaakte de publicatie van de roman ‘Dokter Zjivago’ in het Westen – het boek was eerder wegens ‘anti-sovjet-tendenzen’ taboe verklaard in de USSR – enorme opwinding in Moskou. Pasternak werd door de politieke leiding onder zware druk gezet, en mocht in 1958 niet afreizen naar Oslo om daar de hem verleende Nobelprijs voor literatuur in ontvangst te nemen.

Na Pasternaks overlijden in 1960 nam de KGB alsnog wraak voor Olga’s betrokkenheid bij de publicatie van ‘Dokter Zjivago’ in het Westen. Olga was bij de organisatie daarvan betrokken geweest, alsmede bij het beheer van de later naar de Sovjet-Unie gesmokkelde auteursrechten. Zij kreeg acht jaar kamp (waarvan ze er vier heeft uitgezeten). Ook Olga’s dochter uit een eerder huwelijk, Irina Jemelianova (geboren 1938), kreeg jaren kampstraf maar kwam al na ongeveer een jaar vrij. In het kamp leerde zij Vadim Kozovoj (1937-1999) kennen. Hun liefde groeide door de uitwisseling van verstopte briefjes in klein kriebelschrift, die vaak over poëzie gingen, vaak Franse, en over de problemen die een poëzievertaler ondervindt.

Want ook Vadim was dus een poëzievertaler – en de liefde voor de Franse poëzie hadden ze gemeen. Hij zat in het kamp wegens betrokkenheid bij een vriendengroep van jonge intellectuelen die zich politiek engageerden voor meer vrijheid en burgerrechten, overigens binnen de socialistische context. De heimelijke briefwisseling in het kamp – briefjes werden verstopt bij de zowel door mannen als door vrouwen gebruikte badruimte of aan een steen gebonden over een afstand van honderd meter over het hek gegooid – paste in een op de politieke gevangenen in de negentiende eeuw teruggaande traditie.

Na de vervroegde vrijlating van Irina duurde het nog een jaar voordat Vadim zich bij zijn geliefde kon voegen, maar in 1962 was het dan toch zo ver. In 1964 kwam ook Olga vrij, na talrijke solidariteitsacties en démarches in het Westen, onder andere van de Belgische koningin-moeder. In datzelfde jaar trouwden Irina en Vadim. Het paar woonde in een oud huis in het centrum van Moskou, in de nabijheid van de Tsjistije proedi (Zuivere bronnen). Zoals dat ging met Russische intellectuelen in die tijd, slaagden zij er in (slecht betaald) werk in de cultuursector te vinden: Irina in de uitgeverij ‘Moezika’, Vadim in het Museum voor Oosterse kunsten. Maar zijn energie ging toch vooral naar de vertaling van Franse poëzie en de uitgave daarvan. Hij onderhield talrijke briefcontacten met Franse schrijvers.

Niets meer leek voor de hand te liggen dan dat deze informele verbindingsman tussen de Russische en de Franse cultuur eens zijn licht in Parijs zou kunnen opsteken. Maar daarvoor kreeg Vadim lang geen toestemming en in de jaren zestig, onder partijleider Leonid Brezjnejv, verhardde het culturele klimaat in de Sovjet-Unie. Wat ook niet hielp was dat Vadim, die net als veel van zijn tijdgenoten in de nachtelijke uren een trouw luisteraar was naar de Russischtalige uitzendingen van Westerse radiostations, in 1966 een schrijfwedstrijd van de BBC won met een denkbeeldige dialoog tussen Jonathan Swift en Michail Zosjtsjenko.

Vadim hield zich afzijdig van de in deze tijd opkomende dissidentenbeweging en gruwde van de mogelijkheid dat hij uit Rusland zou moeten emigreren. Toch ervoer ook hij de verwijdering die zich vanaf de tweede helft van de jaren zestig voltrok tussen de intelligentsia en de Sovjet-overheid, waardoor steeds meer intellectuelen de emigratie of de dissidentie en eventueel de gevangenis in werden gedreven. Contacten en solidariteitsacties in de Franse intellectuele wereld en op de Franse ambassade leidden er niet toe dat hem een buitenlands paspoort werd verstrekt, waarmee hij naar het buitenland zou kunnen reizen. Pas in 1981 gebeurde dat, en dan nog alleen omdat Vadim naar Frankrijk zou reizen met zijn oudste zoon Boria, die in het buitenland een medische behandeling zou ondergaan.

Toch werd uit deze reis een echte ballingschap. In het weekblad Literatoernaja Gazjeta verscheen een zeer kritisch stuk – een heftige aanval eigenlijk – op de vertalingen van Vadim van werk van Mallarmé, Lautréamont en Rimbaud. Als Sovjet-intellectueel wist je: zo’n stuk is door de KGB ingestoken en het is beter om niet naar Rusland terug te keren. Opnieuw werden de gelieven Irina en Vadim dus van elkaar gescheiden – het duurde nog tot 1985 voordat Irina, met haar zoon Andrej, toestemming kreeg zich in Parijs bij haar echtgenoot te voegen.

Het is een romantisch en ook bizar verhaal, dat de Rijselse historicus over zijn familie vertelt. Aan de ene kant werden in de Sovjet-Unie schrijvers en andere intellectuelen zeer serieus genomen door de overheid, maar ook gemaltraiteerd door de KGB – deels uit dezelfde overwegingen: dat de literatuur ertoe doet. Het is nog te vroeg om al definitief te kunnen zeggen hoe de Russische literatuur vaart nu in het Rusland van Poetin een steeds restrictievere en onderdrukkende politiek de overhand heeft – de tekenen zijn niet gunstig. Maar zoals Andrej Kozovoj aan het eind van dit boek schrijft, met een verwijzing naar de beroemdste Russische poëet aller tijden: de Poetins komen en gaan, de Poesjkins blijven. Voor wie tijd heeft om te wachten, is dat een bemoedigende opmerking.

Andreï Kozovoï: Les exilés. Pasternak et les miens. Grasset & Fasquelle 2025.

Afbeelding: Pasternak en Olga, vermoedelijk eind jaren vijftig.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑