
In een land als Frankrijk, waar de nationale geschiedenis van de afgelopen drie eeuwen vol is van snijdende gebeurtenissen, omwentelingen en bloed van slachtoffers, is de herinnering aan de periode van de Duitse bezetting van de jaren 1940 wat anders gestructureerd dan in een land als Nederland, waar sinds de slag bij Waterloo (1815) of eventueel nog de Belgische opstand van 1830 nauwelijks sprake is geweest van nationaal drama – afgezien dan van die Duitse bezetting. Ofschoon: er zijn ook overeenkomsten. Zowel in Frankrijk als in Nederland is pas aan het einde van de jaren 1960 de jodenvervolging – die in Frankrijk ongeveer een kwart van alle Joden het leven heeft gekost, en in Nederland ongeveer driekwart – opgekomen als een van de centrale verhalen van de bezettingsgeschiedenis. En in beide landen is de geschiedenis van die bezetting, naar het woord van de historicus Pieter Geijl, een ‘discussie zonder einde’.
Nu bestaan er tussen Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog en Frankrijk in die periode natuurlijk ook grote verschillen. Nederland was door Nazi-Duitsland militair verslagen en bezet, en werd door de Duitsers geregeerd een bestuurd – zij het helaas onder inzet van meer ‘oude’ Nederlandse ambtenaren en politieagenten dan ons Nederlanders achteraf lief was geweest. Ook Frankrijk was in 1940 verslagen en deels bezet, maar daarnaast bleef in een deel van het land een in naam onafhankelijke Franse staat bestaan: ‘l’État Français’ – beter bekend als Vichy-Frankrijk, naar het kuuroord dat als regeringszetel fungeerde. Staatshoofd was – als ware hij een redder des vaderlands – de in 1856 geboren maarschalk Philippe Pétain, een legendarisch veldheer die vooral met de slag bij Verdun in 1916 zijn strepen had verdiend en in Vichy in het ‘Hôtel du Parc’ woonde. (Tekst gaat door onder de afbeelding)

Zowel het Vichy-bewind als de persoon van Pétain staan in Frankrijk tot op de dag van vandaag ter discussie. Niet dat er twijfel kan bestaan aan de afloop van dit historisch drama. In 1940 had het parlement van de verslagen Derde Republiek aan Pétain feitelijk de macht overgedragen, in de gedachte dat voortzetting van de oorlog geen zin had en het zaak was er na de Duitse overwinning het beste van te maken en te redden wat er van Frankrijk te redden was. Gebruikmakend van het hem verstrekte mandaat bouwde Pétain zijn ‘staat’ uit tot een op collaboratie met de Duitsers gebaseerde entiteit, die tegelijkertijd – en dat had niet iedereen verwacht – de dromen van extreem-rechts Frankrijk werkelijkheid liet worden: een land met een autoritaire, sterk corporatistische structuur. In het kader van de zogeheten ‘Révolution nationale’ verdween de invloed van het parlement, kregen xenofobie en antisemitisme alle ruimte en werden onder de leus ‘Travail, famille, patrie’ zogeheten ‘traditionele waarden’ van staatswege sterk bevorderd – Poetin en Wilders zouden zich in Vichy senang gevoeld hebben.
De relatief minder bekende generaal Charles de Gaulle, die vanuit Londen met zijn beweging van ‘Vrije Fransen’ uit naam van de Republiek de strijd wilde voortzetten, werd door ‘Vichy’ bij verstek ter dood veroordeeld. Tegen democratische politici als de Volksfront-premier Léon Blum werden politieke processen gevoerd – zogenaamd omdat zij de Franse defensie zouden hebben verwaarloosd. De Jodenvervolging werd enthousiast ter hand genomen, de persoonscultus rond Pétain eveneens en de collaboratie nam steeds drastischer vormen aan door de instelling van de ‘Milice’, een soort Franse Gestapo, de medewerking aan de Arbeidsinzet en de keiharde repressie van het Franse Verzet. Maar ondanks alle repressieve ijver bleef het vertrouwen van Nazi-Duitsland in Pétain beperkt, vooral toen in 1943 de krijgskansen in de wereldoorlog keerden. Feitelijk bezetten de Duitsers – die in 1940 al Parijs en het grootste deel van Noord- en West-Frankrijk direct controleerden – nu ook de Vichy-zone en verdween de laatste rest speelruimte van de ‘État français’, even aangenomen dat die er ooit echt was geweest.
Toen Frankrijk door de geallieerden in 1944 steeds verder werd bevrijd, deden de Duitsers nog een poging de fictie van een bevriende Franse staat te redden door Pétain en zijn entourage van collaborateurs over te brengen naar het slot Sigmaringen in Duitsland – lezers van ‘D’un château l’autre’ van Louis-Ferdinand Céline weten daar alles van. Maar de zegevierende Vrije Fransen van De Gaulle golden voortaan als de enige bron van de Franse legaliteit en de Vichy-staat als een anomalie, geleid door landverraders, die voor berechting in aanmerking kwamen. En een der eersten op de lijst was de diep gezonken nationale held Pétain. (Tekst gaat door onder de afbeeldingen).


Dat proces tegen Pétain begon op 23 juli 1945 in een voor de berechtiging van landverraders opgericht Hooggerechtshof en eindigde drie weken later met het opleggen van de doodstraf, door De Gaulle omgezet in levenslang – officieel wegens de hoge leeftijd van de veroordeelde. Aan dit proces is nu voor het eerst een serieuze historische monografie gewijd – niet door een Fransman maar door de Britse historicus Julian Jackson. Helemaal verrassend is dat laatste niet: helder licht op Franse collaboratie is vaker uit het buitenland gekomen.
Zo maakte de Amerikaanse historicus Robert Paxton in 1972 met zijn ‘Vichy France: Old Guard and New Order’ gehakt van de tot dan toe in Frankrijk bestaande consensus dat ‘Vichy’ een soort vertragend verzet tegen de Duitse plannen had betekend. Integendeel, bewees Paxton aan de hand van bronnen: Pétain en zijn omgeving waren enthousiast aan de slag gegaan voor wat zij als een ‘nieuw Frankrijk’ zagen. En dat veelal zonder Duitse orders af te wachten: dat gold met name voor de antisemitische maatregelen van het Vichy-bewind.
Deze visie van ‘Vichy’ als een fascistische staat sui generis is vijftig jaar later eigenlijk communis opinio geworden in Frankrijk – afgezien dan van de extreemrechtse rand van de Franse politiek, die zich in 1945 meteen al had opgeworpen als pleitbezorger, niet zozeer van het Vichy-bewind – daarvoor was de collaboratie toch iets te zeer in het oog lopend geweest en de repressie van het verzet iets te bloederig – maar wel van de persoon van de maarschalk en veel van zijn entourage. Daarbij speelde ook een rol dat een niet onaanzienlijk deel van de Franse politieke-, economische- en culturele elite na 1940 aanvankelijk ‘loyaal’ was gebleven aan de ‘Franse staat’ of althans aan de grijsaard die zij als de verpersoonlijking van de natie zagen.
Het aantal actieve, enthousiaste aanhangers van Pétain was misschien eerder bescheiden, maar de kring van opportunistische meelopers zeker de eerste jaren buitengewoon omvangrijk. Één van de meest krasse voorbeelden daarvan kwam pas in 1994 aan het licht: dat de toenmalige socialistische president François Mitterrand voor bewezen diensten in Vichy zelfs een onderscheiding had ontvangen, de ‘francisque’. Overigens was Mitterrand – zeker niet als enige – op tijd van ‘Vichy’ naar het verzet overgelopen. (Tekst loopt door onder de afbeelding)

Jackson beschrijft het proces, dat plaatsvond in Parijs, tot in de details. Evenmin als bij soortgelijke processen in Nederland in die tijd krijg je het idee dat er echt recht werd gedaan. Merkwaardig is bijvoorbeeld dat terwijl er aan het ‘hoogverraad’ van Pétain nauwelijks twijfel kon bestaan, de aanklagers zich vooral stortten op zaken die we nu als bijzaken zouden kunnen zien en ook niet goed bewezen konden worden: dat Pétain al in de jaren dertig al betrokken zou zijn geweest bij een anti-republikeinse samenzwering die ‘La Cagoule’ werd genoemd, en dat Pétain als ambassadeur in Spanje met Franco en Hitler zou hebben samengespannen om Frankrijk aan Nazi-Duitsland te gunnen.
Pétain zelf – in maarschalks-uniform – maakte in de overvolle en moordend warme rechtszaal een wat afwezige indruk. Hij had meteen aan het begin al aangekondigd geen vragen te zullen beantwoorden en had zienderogen ook problemen te verstaan wat er gezegd werd – of misschien veinsde hij alleen maar de problemen met zijn gehoor. Het hof volgde tot op zekere hoogte de redenering van De Gaulle, dat het bereidheid tot een wapenstilstand in 1940 Pétains ernstigste daad van landverraad geweest. Inderdaad hadden de maarschalk en zijn omgeving de strijd zo snel mogelijk gestaakt en ook alle suggesties van de hand gewezen om de Franse regering naar Noord-Afrika te verplaatsen en zo vanuit een ander deel van het Empire de strijd tegen Duitsland voort te zetten.
Een groot aantal voormalige gezagsdragers en politici getuigden in het proces, waaronder met name Pierre Laval, algemeen gezien als de kwade genius achter veel politiek van ‘Vichy’ en later ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. De Jodenvervolging kwam in het proces slechts summier aan de orde. Zwaar werd de maarschalk zijn ontmoeting met Hitler, nog in 1940, aangerekend. (Tekst gaat door onder de afbeelding)

Omdat hij stug bleef zwijgen, wierp het proces nauwelijks nieuw licht op de beweegredenen van de maarschalk. Er zijn ook uit later tijd geen uitingen van hem bekend waaruit zou kunnen blijken dat hij spijt had van ‘Vichy’ en zijn eigen rol daarin. Het proces eindigde, geheel naar verwachting, met het opleggen van de doodstraf door een jury die half uit verzetslieden, half uit parlementariërs bestond. De Gaulle zette de straf om in levenslange gevangenisstraf, die de maarschalk uitzat op het kleine Île d’Yeu, voor de kust van Bretagne. Daar werd hij in 1951 ook begraven. De kist is in 1973 nog eens gestolen door een groep extreem-rechtse heethoofden die vonden dat Pétain een graf op de erevelden van Verdun verdiende, maar al vlug tegen de lamp liepen.
Het proces en ook Jacksons boek daarover laten vele vragen open. Voor een deel zijn die ‘counterfactual’ , zoals dat tegenwoordig heet. Hebben Pétain en het Vichy-bewind inderdaad de gevolgen van de Duitse overwinning voor Frankrijk getemperd? Of had het niet uitgemaakt wanneer Frankrijk geheel onder Duits bestuur was gekomen, zoals Nederland, of bestuurd was door een regelrechte marionet van de Duitsers, zoals de Noorse Quisling? Het zijn onbeantwoordbare vragen. Vast staat wel dat in 1945 iedereen blij was dat het proces erop zat – al was het maar omdat ook onder de rechters, advocaten, procureurs en getuigen menigeen niet echt kon bogen op een brandschoon oorlogsverleden. En de Franse samenleving wilde de oorlogsjaren graag achter zich laten.
Een van Pétains advocaten, Jacques Isorni (1911-1965) heeft zich nog vele jaren ingespannen voor eerherstel van de maarschalk en herhaaldelijk vergeefs revisie van het proces gevraagd. Ook op andere manieren duikt de naam van Pétain af en toe toch weer op, bijvoorbeeld toen de extreem-rechtse journalist-provocateur Éric Zemmour zich in 2021 als (onsuccesvol) presidentskandidaat plotseling ontpopte als een bewonderaar van de maarschalk. Zemmour – overigens van Joodse origine – beweert tegelijkertijd Gaullist te zijn – een enigszins bizarre combinatie.
Het proces van 1945 had in de opzet van De Gaulle misschien niet zozeer ten doel wraak te nemen op Pétain. De Gaulle zelf had in zijn jonge jaren samengewerkt met de maarschalk en had met hem zelfs een boek willen schrijven, voordat ze gebrouilleerd raakten. De bedoeling was eerder om ‘Vichy’ en alles waar Pétain en de zijnen voor stonden, en de wandaden die uit hun naam bedreven waren, buiten de nationale geschiedenis te plaatsen. Pas in 1995 heeft de toenmalige Franse president Jacques Chirac iets afgedaan aan die traditie, door te verkondigen dat ‘Vichy’, als een van de verschijningsvormen van Frankrijk, wel degelijk medeverantwoordelijk is voor de Jodenvervolging in de jaren 1940.
Toch blijft het in Frankrijk allemaal een gevoelige materie. Een mooi voorbeeld is de titel van dit uiterst onderhoudende boek van Jackson, dat in de originele Engelse versie ‘France on trial. The case of Marshal Pétain’ heet. In Franse vertaling heet het evenwel: ‘Le procès Pétain. Vichy face à des juges’. Heel Frankrijk voor de rechter – dat ging de Franse uitgeverij Seuil kennelijk toch iets te ver.
Julian Jackson: France on trial. The case of Marshal Pétain. Allen Lane, 2023
Afbeeldingen. 1: De verdachte Pétain en zijn advocaat Isorni tijdens het proces; 2: Propagandafoto voor de pers van Pétain die in 1943, staande voor het Hôtel du Parc in Vichy, een parade afneemt van het ‘Légion de France’, een door zijn bewind in het leven geroepen organisatie van oud-strijders uit de Eerste Wereldoorlog, die inmiddels ook openstond voor nieuwe leden. (collectie Musée Carnavalet); 3 en 4: propaganda-affiches uit 1942. De op de boerenstand gerichte leus ‘La terre, elle, ne ment pas’, (de aarde liegt niet, in tegenstelling tot de ‘oude’ politici van de Derde republiek, is de gedachte) is een vondst van de schrijver Emmanuel Berl die enkele maanden als Pétains speechwriter optrad en daarvan een leven lang spijt heeft gehad; 5: ‘Laat de kinderen tot mij komen’, in Vichy gemaakte propagandafoto voor de pers uit 1943. (collectie Musée Carnavalet); 6: Hitler begroet Pétain op 24 oktober 1940 in Montoire-sur-Loir. Rechts minister van Buitenlandse zaken Von Ribbentrop. Foto van Heinrich Hoffmann (1885-1957). (Bundesarchiv Koblenz); 7: In Vichy uitgegeven postzegels.


Plaats een reactie