Jan Haerynck (1964-2023), een onvervulde belofte

Als er een hemel zou bestaan, dan stel ik voor dat er een aparte afdeling wordt ingericht voor begaafde mensen die het in dit leven toch niet hebben gered – door stomme pech, verkeerde keuzes of gewoon door wat soms de inherente keerzijde van talent is: een verregaand onvermogen tot ordelijk leven en maatschappelijke aanpassing. Het duidelijkste voorbeeld van zo iemand dat ik ken, is de Vlaamse journalist Jan Haerynck, die op 14 april in Gent is overleden, op 58-jarige leeftijd, en die ik mijn vriend mocht noemen.

Te zeggen dat hij een moeilijke jongen was, ware een understatement. Zijn faam dankt hij, in Nederland tenminste, niet zozeer aan zijn vele prachtige artikelen, meestal over culturele onderwerpen, maar aan het feit dat hij in de jaren negentig als een prominent auteur in de Volkskrant-bijlage ‘Vervolg’ verhalen, met bron en al, uit de duim bleek te hebben gezogen. Het bedrog kwam eind 1996 aan het licht, naar aanleiding van een spectaculair verhaal over een in Disneyland-Parijs ontvoerd meisje, waartegen de directie van dit pretpark – terecht, helaas – bezwaar had gemaakt. Daarna bleken ook andere verhalen die hij in anderhalf jaar medewerking aan de Volkskrant had geschreven, niet of slechts zeer ten dele waar.

Dat ik met Jan bevriend geraakt ben, hangt met die affaire samen. Zelf journalist zijnde, toen voor NRC Handelsblad, heb ik mij bijzonder gestoord aan de manier waarop de Volkskrant Jan Haerynck onderwierp aan wat zich het beste als een openbare terechtstelling liet omschrijven. Het begon met de excuses van de hoofdredactie voor het onware verhaal op de voorpagina van de krant – dat viel nog te billijken. Maar drie dagen later volgde een uitvoerig stuk van een halve (broadsheet) krantenpagina van Bas van Kleef waarin uitvoerig uit de doeken werd gedaan hoe Haeryncks creatieve omgang met de werkelijkheid aan het licht was gekomen, en vooral hoe deze auteur – geconfronteerd met gerechtvaardigde twijfels – had geprobeerd te volharden in zijn versie der feiten.

Ik geef toe: in de journalistieke cultuur van 2023 zou een stuk als dat van Bas van Kleef (Volkskrant, 26-11-1996) minder opvallen. Het publiekelijk aan de schandpaal nagelen van journalisten heeft sinds de jaren negentig immers een hoge vlucht genomen. Ik herinner me bijvoorbeeld het geval van de China-correspondent die te kijk werd gezet naar aanleiding van verklaringen van zijn Chinese helper, van wie je gevoegelijk kon aannemen dat hij voor de Chinese autoriteiten werkte. En dan zwijgen we nog maar even over breed uitgemeten beschuldigingen over ‘grensoverschrijdend gedrag’, die maar al te vaak gebaseerd zijn op anonieme bronnen.

In 1996 was zo’n journalistieke schandpaal echter nog een zeldzaamheid, waarover ik mij nogal kwaad maakte – niet in druk, maar gewoon, voor mijzelf. Het gewraakte artikel legde de schuld voor het gebeurde nogal eenzijdig bij de auteur Haerynck, van wiens ‘gouden pennetje’ de krant in de voorafgaande anderhalf jaar uitvoerig had geprofiteerd. Het heette ook dat Haerynck bij de krant was aanbevolen door een te goeder naam en faam bekend staande uitgeverij. Ik kende Jan Haerynck toen nog niet, maar ik vond dat het stuk niet deugde, al was het maar omdat de verantwoordelijkheid van de krant erin werd weggemoffeld en een individu hier in het openbaar te kijk werd gezet.

Mijn moment om lucht te geven aan mijn verontwaardiging kwam een jaar later. De Nederlands-Belgische uitgeverij Meulenhoff/Kritak bracht toen een bundel uit met journalistieke verhalen van Haerynck, waaronder vele die in de Volkskrant hadden gestaan. ‘Aan de rand’ heette die bundel, en de meeste verhalen spelen aan de zelfkant. Alcoholici, gedetineerden, drugsverslaafden, prostituees, borderliners en getourmenteerde kunstenaars komen aan bod – ik citeer hier even de blurb achterop het boek.

Ik weet niet wie die tekst geschreven heeft, maar hij geeft heel goed weer wat de kracht is van Haeryncks prachtig geschreven reportages: ‘Aan de rand van onze goedburgerlijke samenleving klonteren groeperingen die door hun excentriciteit al snel de minachting oproepen van mensen die het hart van de maatschappij vormen, of denken te vormen. Het hardnekkig volharden in een leven aan de rand zegt evenveel over onze cultuur als wat de gezetenen willen laten doorgaan voor trotse verworvenheden van diezelfde cultuur. (..) Haerynck laat deze mensen zelf aan het woord, hij hangt nergens de ironische wijsneus uit die als het ware namens de gegoede burgerij zijn minachting over een zootje ongeregeld uitspreekt. Juist die onbevooroordeelde directheid zorgt voor een grote authenticiteit – en mede daardoor geven deze journalistieke verhalen ons, brave burgers, het onaangename gevoel dat ze meer over onszelf gaan dan we hadden willen hopen’.

Ofschoon ik zelf, als redacteur van het ‘goedburgerlijke’ NRC Handelsblad, zeker als brave burger kon gelden, was het verschijnen van ‘Aan de rand’ voor mij een goede gelegenheid lucht te geven aan mijn ergernis over de zaak-Haerynck: ik schreef voor de boekenbijlage een laaiende recensie, waaruit ik hier citeer:

“Aan de bundel kleeft een ernstig bezwaar: op de zaak van de Volkskrant vs. Haerynck wordt nergens ingegaan en het gewraakte verhaal over kinderontvoering is niet opgenomen. We komen er niet achter hoe nauw Haerynck het heeft genomen met de bronnen en feiten in de hier wel gepubliceerde verhalen. (..) Haerynck schrijft prachtige reportages. In het bijzonder die welke in de Volkskrant hebben gestaan, munten uit door leesbaarheid en je kunt je goed voorstellen met welk enthousiasme ze zijn onthaald. Ze passen precies bij het profiel dat de Volkskrant zichzelf wil aanmeten: onderwerpen die een jongere lezer aanspreken (drugs, piercing, sekten, de positie van Turkse vrouwen in Nederland etc.), behandeld op onconventionele wijze, met veel openhartige aandacht voor het persoonlijke verhaal van drugdealers, sekteleden, Turkse vrouwen enz.
“Nu onze achterdocht eenmaal is gewekt, is het eenvoudig te zeggen dat de verhalen wel wat ál te mooi zijn: steeds weet Haerynck zijn onderwerp te vangen in met eigen ogen geobserveerde, dramatische gebeurtenissen. Bronnen die doorgaans uitmunten door geslotenheid (drugsdealers, Turkse vrouwen, etc.) geven tegenover Haerynck onbekommerd lucht aan hun diepste gevoelens.
“Natuurlijk hoeft er over verzonnen bronnen en feiten in dagblad-reportages weinig twijfel te bestaan: die zijn niet geoorloofd, al was het maar omdat de krantenlezer ze niet verwacht. (..) Er bestaan echter (..) verzachtende omstandigheden voor Haeryncks aanpak. De scheidslijn tussen fictie en werkelijkheid is vaak moeilijk te trekken. Er is een tijd geweest dat dagbladen alleen maar stenografische verslagen en feitelijke mededelingen plaatsten, maar die is lang voorbij. Nu moeten er goed leesbare verhalen komen, van auteurs die de werkelijkheid in zijn essentie betrappen.
“Elk verhaal, hoezeer ook geënt op de werkelijkheid, houdt een zekere mate van selectie en vervorming van die werkelijkheid in. Gelukkig laten journalisten zich bij hun werk niet leiden door formele, literair-technische overwegingen maar door een moeilijk te omschrijven gut feeling over wat nog net kan, en wat net te ver gaat in termen van fictionalisering. Dat gevoel en geweten zijn een kwestie van journalistieke cultuur, die van krant tot krant verschilt. Een freelancer als Haerynck had bij de Volkskrant natuurlijk maar vanuit de verte deel aan deze cultuur. Het is dus niet zo heel verwonderlijk dat hij – gezien het enthousiaste onthaal van zijn reportages – voor zichzelf de lat van de fictionalisering steeds hoger is gaan leggen.
“Haeryncks verwarring over fictie en werkelijkheid is die van iedere verslaggever. Zijn kracht – en ook zijn handicap – is hoogstens dat hij veel beter kan schrijven dan velen onzer en daarom ook eerder ontspoort. Het lijkt me niet dat hij het daarom verdiende publiekelijk te worden terechtgesteld”.

Ik was, om eerlijk te zijn, in de jaren daarna Jan Haerynck een beetje vergeten. Maar hij mij niet – bleek tien jaar later, toen ik in 2007 chef kunst werd van NRC Handelsblad, en daarmee ook chef van het toen nog in volle glorie bestaande, vrijdagse Cultureel Supplement van NRC Handelsblad, in 1970 opgericht door K.L. Poll. Jan Haerynck belde mij, de man die het in een stukje in 1997 voor hem had opgenomen, op en vroeg of hij iets voor CS mocht schrijven. Vijf keer is dat ook gebeurd – goede verantwoorde stukken over onder andere Saskia de Coster en Jan Fabre. Toen wist een collega met een overdreven gevoel voor fatsoen de hoofdredactie ervan te overtuigen dat zo iemand als Haerynck in onze kolommen niet thuishoorde, en helaas kon ik moeilijk volhouden dat hier steeds om briljante artikelen ging.

Het moet gezegd dat de Vlaamse pers na 1997 heel wat begripsvoller omging met Jan Haerynck dan de Nederlandse. In 2007 schreef hij al weer regelmatig voor bladen als Humo en Knack. Maar ook in Nederland liet niet iedereen Haerynck in de steek: hij schreef voor het weekblad De Groene Amsterdammer en de uitgeverij De Bezige Bij, die in 2010 zijn boek ‘de Luchtkunstenaar’ uitbracht, over Jan Hoet. Tot het einde, meen ik te weten, heeft die uitgeverij ook contact gehad over Jans project voor een soort autobiografische schelmenroman die in Brazilië moest spelen, en later evolueerde naar een brievenboek, dat er naar ik vrees nooit zal komen.

Ons werkcontact in 2007 liep uit op een persoonlijke vriendschap, waaraan ik veel goede en vrolijke herinneringen bewaar. Maar als vriend werd me ook wel duidelijk waar het inlevingsvermogen waarvan die geweldige reportages over de zelfkant getuigen, vandaan kwam. Jan was zelf behept met een noodlottige fascinatie voor het bestaan ‘Aan de rand’ – met een roekeloosheid die zich af en toe maar met moeite liet bedwingen door zijn maatschappelijke omgeving. Vooral in de laatste jaren van zijn leven, die gekenmerkt werden door fysieke en psychische aftakeling, leverde dat vaak schokkende taferelen op. Maar altijd bleef hij een aardige, sympathieke vriend, die beloofde dat hij nu echt de schouders eronder ging zetten – een man als een onvervulde belofte, die ik zeer zal missen.

3 gedachten over “Jan Haerynck (1964-2023), een onvervulde belofte

Voeg uw reactie toe

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑