(29-4-2018)

Onder de vele, vele artikelen die zijn verschenen naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Mei 68 is het interview met Daniel Cohn-Bendit in de New York Review of Books zeker een van de aardigste. Hij is ook vrij bescheiden over de betekenis van deze – tja wat zullen we zeggen – revolte. “Het gevoel dat we in die dagen hadden, en dat mijn verdere leven vorm gegeven heeft, was: wij maken geschiedenis. Dat was een uitgelaten gevoel – dat we plotseling actoren in de wereldgeschiedenis waren geworden. Niet makkelijk om mee om te gaan als je pas 23 jaar oud bent”.
Ik ben er niet bij geweest in Parijs, destijds, maar ik heb Mei 68 wel op de voet gevolgd – via de radiouitzendingen op de lange golf van RTL en Europe 1, want de staatsomroep ORTF was voornamelijk in staking. Ik heb er beter Frans door geleerd, want ik wilde heel graag weten wat in die dagen in Parijs gebeurde en als je maar doorzet, ga je vanzelf veel verstaan. Ik had, als 17-jarige lyceïst, vlak voor het eindexamen Gymnasium alfa, heel sterk het idee dat daar op de Boulevard Saint-Michel en omstreken het tijdperk van mijn generatie aanbrak. Wij zouden vrijer, en vooral slimmer zijn dan onze ouders. Dat gevoel had ik ook al in Amsterdam gehad, twee jaar tevoren bij de Provo-beweging. En bij muziek van Bob Dylan natuurlijk.
Dat gevoel dat met mij, met ons, een slimmer tijdperk aanbrak was een intellectueel gevoel – actievoeren heeft mij nooit geleken, je kunt ook als toeschouwer geëngageerd zijn, vond ik en eigenlijk vindt ik dat nog steeds. Sterker nog, de confrontatie met de werkelijkheid van het actievoeren loopt bij mij steevast op een deceptie uit. Je lichamelijk in de strijd werpen is mijn ding niet en ik herinner me dat de bijvoorbeeld de Maagdenhuis-bezetting in mei 1969 maar irritant gedoe vond. Ik had met mijn fascinatie met Mei 68 in Parijs ook niet zozeer een duidelijk doel voor ogen – toen eind mei generaal De Gaulle erin slaagde toch weer de republikeinse orde te herstellen, vond ik dat net zo fascinerend.
Veel Franse herdenkingsartikelen gaan, behalve over de studentenbeweging van toen, ook over de grote, wilde stakingen, vaak met bedrijfsbezettingen in 1968. In 1968, De Grands soiree en petits Matins van Ludivine Bantigny, een werkelijk kaleidoscopisch overzicht van wat er in mei 68 in Frankrijk allemaal gebeurd en geroepen is, laat goed zien hoezeer veel Fransen in die tijd de diverse gebeurtenissen zagen in het licht van, of zelfs als een reprise van eerdere revoluties, het jaar 1936 van de Volksfront-overwinning bijvoorbeeld, of zelfs van de Commune van Parijs van 1870/71. Dat is niet zelden grappig: zo beschreven de studenten in Parijs de oproerpolitie CRS bijvoorbeeld wel als de ‘Versaillais’, de troepen die in 1871 een bloedig einde maakten aan de Commune, onder andere door massa-executies.
Maar de vergelijking met 1936 snijdt meer hout, vooral door de wilde, langdurige stakingen, veelal met bedrijfsbezettingen, waarop de ‘erkende’ linkse partijen en vakbonden, zoals de CGT, geen tot weinig greep bleken te hebben. En inmiddels kwamen in 1968, vooral onder de studenten, allerlei linkse groepjes – de ‘Gauchistes’ – tot bloei waarvan Cohn-Bendit terecht zegt dat we blij mogen zijn dat ze de macht niet aan zich hebben weten te trekken: maoïsten, trotskisten, anarchisten etc. Het is ook dit aspect geweest, vrees ik, dat een jaar later gekopieerd werd tijdens de Maagdenhuis-bezetting, waarbij dan ook nog eens de CPN’ers een grote rol speelden, terwijl in Parijs de oude PCF door de studenten naar de mestvaalt van de geschiedenis was verwezen.
Een probleem bij al die artikelen en boeken over mei 68 is natuurlijk, dat niet eenvoudig te zeggen is welke invloed de revolte nu eigenlijk gehad heeft. Institutioneel is die zeer gering. Net als Nederland kreeg Frankrijk ondernemings- en universiteitsraden, maar rechts bleef gewoon aan de macht en de Vijfde Republiek overleefde. Sterker nog, die Vijfde Republiek is anno 2018 nog steeds de Franse staatsvorm – de taaiste staatsvorm die Frankrijk sinds 1789 gekend heeft, en daarmee vermoedelijk ook als de succesvolste te beschouwen.
De omwenteling van 1968 was dus misschien helemaal geen omwenteling – wat zij trouwens met meer ‘revoluties’ gemeen heeft – maar eerder een expressie van dieperliggende, structurele maatschappelijke veranderingen. Een van de aardigste verhandelingen over 1968 die ik ken gaat dan ook helemaal niet over 1968. Het is 1966, annus mirabilis, een reeks colleges aan het Collège de France van Antoine Compagnon uit 2011. Enigszins provocerend (en willekeurig) roept Compagnon daarin 1966 uit als het jaar van de grote veranderingen: het aantal studenten aan de universiteit nam explosief toe, steeds meer hoge cultuur kwam in pocket-vorm beschikbaar voor de kleine beurs, het structuralisme leverde eerste standaardwerken op (Les mots en les choses van Foucault bijvoorbeeld), de Franse cinema sloeg nieuwe wegen in, etc.
Mei 68 was, zo bezien, dus eerder de expressie van een nieuw levensgevoel, passend bij nieuwe omstandigheden, dan een al dan niet revolutionair programma. Dat gevoel had veel te maken met de door de welvaartsvermeerdering gedreven toegang tot educatie en cultuur, die niet langer voorbehouden was aan meer beperkte elites, en door de breed gedragen wens tot meer dynamische vooruitgang. Dat zal ook de reden zijn dat tot op de huidige dag een slordige 70 procent van de Fransen positieve associaties heeft met mei 68, ongeveer zoals Nederlanders met vertedering terugkijken op Provo.
Merkwaardigerwijs heeft mei 68 echter een slechte pers in kringen van Nieuw-Rechts, dat een steeds groter deel van het intellectuele landschap bezet. ‘68′ geldt dan als een tendens die een de sociale cohesie bedreigende normloosheid ingang heeft doen vinden. Daarbij zou, onder het mom van anti-autoritarisme tevens de weg zijn vrijgemaakt voor een stompzinnige vorm van kapitalistische consumptiemaatschappij, waarin het individu in stuurloze vrijheid zijn weerbaarheid en rechten verliest.
Mij lijken zulke verwijten misplaatst. De knechting van de vrije mens door het marktmechanisme is eerder in de jaren negentig ingezet – het heeft weinig zin daar het emancipatoire geestesgoed van de jaren zestig voor verantwoordelijk te houden. Zoals de historicus Jean-Pierre Le Goff in zijn La France d’hier laat zien, kan de hedendaagse Fransman (of Nederlander) zich de wereld van, pakweg, de jaren 50 nog maar moeilijk voorstellen als optionele leefomgeving. Gedachten over een heroriëntering van de samenleving in de richting van meer hiërarchie, of zelfs kerkelijke binding lijken me minstens zo utopisch-onpraktisch als de in 1968 door sommigen bepleite culturele revolutie naar maoïstisch model.
Maar daarmee is de mogelijkheid of zelfs noodzaak van een nieuwe revolte natuurlijk nog niet ontkend. Mijzelf heeft dat merkwaardige adolescenten-gevoel uit 68, boven de bestaande wereld uit te kunnen stijgen, eigenlijk nooit verlaten. Ik zou het elke 17-jarige van nu van harte toewensen. In dit opzicht is de context echter thans een geheel andere dan in 1968, werd ik mij pijnlijk bewust toen ik in Le Monde een uittreksel las van het interview dat president Emmanuel Macron aan de NRF heeft gegeven. Macron beantwoordt daarin de vraag wat hem pessimistisch, en wat hem optimistisch maakt.
Ik citeer: “Niets maakt zo pessimistisch als de nihilistische instelling die overal op de loer ligt, en die leidt tot cynisme en gebrek aan elke zin en ambitie. Wat mij, paradoxaal genoeg, optimistisch stemt, is dat onze Europese geschiedenis een tragische wending neemt. Europa geniet geen bescherming meer, zoals dat sinds de Tweede Wereldoorlog het geval is geweest. Dit oude continent van kleinburgers die zich, levend in materieel comfort, beschut voelen, treedt aan voor een nieuw avontuur, waarin de tragiek op de loer ligt. (.) Veel moet opnieuw worden uitgevonden”.
De tijd is rijp voor een “souffle profond”, zegt Macron, een diepgaande, nieuwe golf van inspiratie. Jeugdig élan in de wetenschap van dreigende catastrofen is duidelijk iets anders dan jeugdig élan uit 1968,toen je dacht dat alles toch wel beter werd, hoeveel stenen je ook naar de politie gooide. Maar het valt te proberen.
De genoemde boeken zijn:
Ludovine Bantigny: 1968, De grands soirs en petits matins. Seuil 2018
Jean-Pierre Le Goff: La France d’hier. Stock 2018
Het interview met Daniel Cohn-Bendit uit NYRB staat HIER.
Uitreksels uit het interview met Macron staan HIER. (betaald)
De genoemde collegereeks van Antoine Compagnon is HIER te vinden. (gratis)
Afbeelding boven: Place du Luxembourg in mei 1968. Onder: het groot amfitheater van de Sorbonne tijdens de studentenbezetting in mei 1968.

Geef een reactie