(19-11-2017)

Een staat waar dichters aan de macht zijn. Heeft bestaan. Maar niet zo heel lang. Aan het hoofd van de Beierse Radenrepubliek in München van 1918-1919 stonden dichters aan het hoofd, vooral in de tweede fase: Ernst Toller, Gustave Landauer, Erich Mühsam. Een groot succes was het niet, ondanks alle grootse bedoelingen. Het poëtisch bewind duurde slechts een paar weken – toen maakten Freikorpsen – veelal rechtse milities maar met de impliciete instemming van de mede door de sociaal-democratische SPD gesteunde regering in Berlijn – een bloedig eind aan de Beierse Radenrepubliek.
De Duitse journalist Volker Weidermann heeft een vrij vermakelijk boek geschreven over de curieuze geschiedenis van de kortstondige arbeiders- en dichtersstaat in München. Vóórdat Ernst Toller (1893-1939) de facto leider van de Radenrepubliek werd was er eerst een andere revolutionaire republiek geweest in München, de op 7 november 1918 uitgeroepen Freistaat Bayern. Daar stond trouwens ook al een intellectueel en schrijver aan het hoofd, de langharige theatercriticus Kurt Eisner (1867-1919).
Het waren roerige tijden. Na vier jaar oorlog waarin de Duitsers was wijsgemaakt dat een glorieuze overwinning op handen was, tekende zich nu plotseling een smadelijke nederlaag af. De Duitse staat leek de ontbinding nabij – de keizer was gevlucht naar Nederland, de tot voor kort oppermachtige generaals trokken hun handen af van het bestuur teneinde burgerlijk-linkse krachten de schuld van de nederlaag te kunnen geven (de zogeheten Dolkstootlegende). Miljoenen soldaten stonden plots voor hun ongeordende mobilisatie. Een deel van hen, mede geïnspireerd door de Russische revolutie, vormde soldaten- en arbeidersraden om een nieuwe toekomst vorm te geven. Anderen lieten zich verleiden tot deelname aan rechtse vrijkorpsen.
München was een van de eerste plaatsen in Duitsland waar de linkse variant leidde tot een soort coup, die overigens vrij bloedeloos verliep. De laatste Beierse koning, Ludwig III, nam de benen en een groep rond Kurt Eisner publiceerde in de nacht van 7 op 8 november een manifest dat de basis van de nieuwe Freistaat Bayern werd. Eisner – behalve theatercriticus trouwens ook dichter – had in de jaren daarvoor in geschriften en toespraken tegen de oorlog geageerd, en zich afgesplitst van de SPD, die sinds 1914 immers braaf de oorlogsinspanning had gesteund. Hij had een eigen partij, de USPD.
Deze Freistaat steunde ook al in belangrijke mate op de soldaten- en arbeidersraden in de stad, maar Eisner liet ordelijke verkiezingen voor het Beierse parlement organiseren en vormde een soort regering van ‘volksafgevaardigden’ waaraan ook de SPD deelnam. Radicale hervormingen – zoals de naasting van kapitaal en productiemiddelen – waren het gesprek van de dag, maar Eisner wilde niets overhaasten en streefde dus een geleidelijke ontwikkeling, en openbare orde na.
Weidermann beschrijft in dit erg leuke boek hoe de stad München binnen de kortste keren een magneet werd voor iedereen in Europa die meende dat het tijd werd een andere, betere wereld te vestigen. Dat gold voor socialistische revolutionairen en anarchisten van allerlei slag, maar evengoed voor talrijke andere soorten van wereldverbeteraars: vegetariërs, esperantisten en aanhangers van andere wereldtalen, degenen die meenden dat de wereld beter zou worden als iedereen rauw voedsel at, allerlei mystici. Maar evengoed voor rabiate antisemieten en andere stromingen die we later als proto-fascisten zijn gaan zien.
Geen straathoek in München, of er stond wel een redenaar zijn blauwdruk voor een betere toekomst te ontvouwen. In de talrijke bierkelders bloeide eveneens het debat. Er waren enorm veel wapens in omloop, en regelmatig was er een opstand tegen de nieuwe Freistaat, die Eisner dan door hem toegedane soldaten liet onderdrukken. Met het bestuur over München – het gezag van Eisner regering bleef grotendeels tot de stad beperkt omdat het platteland gedomineerd werd door ‘rechtse’ milities – schoot het niet erg op. Eisner was juist op weg om in het parlement zijn ontslag aan te bieden, toen hij op 21 februari 1919 op straat door een nationalistische student werd doodgeschoten.
In de dan ontstane chaos grijpen op 7 april 1919 de dichters de macht. Ernst Toller was ook een voorman geweest van Eisner USPD, en bij proclamatie komt hij aan het hoofd van een nieuw, revolutionair bewind dat zich aan het parlement niets meer gelegen laat liggen en zijn legitimatie in de arbeidersraden zoekt en de ‘dictatuur van het proletariaat’ afkondigt – wat dat dan ook moge betekenen. Een van zijn naaste medewerkers is de schrijver Gustav Landauer (1870-1919), een anarchist en mysticus die met kracht de hervorming van cultuur en onderwijs ter hand wil nemen, naast de afschaffing van grondbezit en de heerschappij van het geld. Voor dat laatste is vooral de van oorsprong Belgische handelaar Sylvio Gesell (1862-1930) verantwoordelijk, wiens ideeën over gratis geld voor iedereen, als ‘basisinkomen’, tot in onze dagen nog hier en daar een warm onthaal vinden. Het is een feest van weliswaar radicaal, maar tegelijkertijd geweldloos idealisme.
Een andere belangrijke figuur in de Radenrepubliek is de literator Erich Mühsam (1878-1934), Van alle betrokkenen staat hij het dichtst bij de dan nog maar net bestaande communistische KPD en hij onderhoudt zelfs contact met Lenin. De houding van de communisten tegen over al deze Beierse revoluties is bijzonder onthullend. Lenin en de KPD zien niets in arbeidersstaten die niet, naar Russisch voorbeeld, het resultaat zijn van een gewelddadige omverwerping van het oude regime, en die de communistische partij niet voor zichzelf kan monopoliseren. De harde hand is kennelijk essentieel. De KPD adviseert Eisner zelfs om, wederom naar Russisch voorbeeld, strafexpedities tegen de boeren in de omgeving te organiseren, teneinde deze met geweld voor de revolutie te winnen. Op kleine schaal volgt de KPD eigenlijk al de lijn die de communisten na 1936 in het anarchistische Barcelona zullen innemen: eerste prioriteit is de liquidatie van linkse krachten die zich niet conformeren aan Moskou’s lijn.
De Münchense Radenrepubliek in zijn radicaalste vorm bestaat overigens maar enkele dagen. Op 9 en 13 april doen gewapende groepen een mislukte poging tot een putsch – de laatste wellicht door de communisten geïnspireerd. Het voormalig koninklijk paleis waar het bewind resideert – Toller gebruikt een koninklijke badkamer als zijn kantoor – biedt plots onderdak aan tal van buitenlandse, kennelijk uit Rusland afkomstige revolutionairen, ieder met een eigen secretaresse. Op 1 mei al veroveren vrijkorpsen de stad en wordt de burgerlijke orde hersteld. En zoals dat gaat: dezelfde menigten die tot voor kort met rode armbanden over straat hadden gelopen, jubelen nu vanaf de straatkant hun nieuwe bevrijders toe.
Er volgt een bloedige afrekening met alle ‘roden’, die maanden duurt. Toller en Mühsam zitten tot 1924 gevangen. Mühsam zal in 1934 door nazi’s worden vermoord, Toller, na een opzienbarend carrière als literator en toneelschrijver, slaat in 1939 in Amerikaanse ballingschap de hand aan zichzelf. Landauer wordt in 1919 door rechtse vechtersbazen vermoord.
Aan schrijven zijn al deze mannen in het strijdgewoel niet zo heel erg toegekomen. Dat ligt anders voor Thomas Mann en Rainer Maria Rilke, die in deze tijd ook in München leven. Weidermanns vermakelijkste hoofdstukken gaan over de ambivalente houding die deze auteurs innemen tegenover de gebeurtenissen. Hetzelfde geldt trouwens ook voor Adolf Hitler, die in deze tijd wellicht ook meer zag in het arbeiderszelfbestuur dan hij later liet merken.
Maar in poëtische zin, en trouwens ook in alle andere opzichten, is de Münchense Radenrepubliek zonder vervolg gebleven in de geschiedenis. Het is daarom per saldo toch wat moeilijk te zeggen of het een goed idee is – dichters aan de macht. Tot de weinige poëtische overblijfselen behoort deze Räte-Marseillaise van Erich Mühsam:
Wie lange, Völker, wollt ihr säumen?
Der Tag steigt auf, es sinkt die Nacht.
Wollt ewig ihr von Freiheit träumen,
da schon die Freiheit selbst erwacht?
Vernehmt die Rufe aus dem Osten!Vereinigt euch zu Kampf und Tat!
Die Stunde der Befreiung naht!
Laßt nicht den Stahl des Willens rosten!
Auf, Völker, in den Kampf!
Zeigt euch der Brüder wert!
Die Freiheit ist das Feldgeschrei,
die Räte sind das Schwert!
Der Reiche bangt um seine Renten.
Er kauft der Wähler große Zahl,
und das Geschwätz in Parlamenten
beschützt sein heiliges Kapital.
Verlorne Mühe, auszujäten,
was fruchtbar aus dem Boden schießt!
Schweig, Reicher, still! Das Volk beschließt,
das freie Volk in seinen Räten!
Auf, Völker, in den Kampf! etc.
Auf, Arbeitsmann, Soldat und Bauer!
Schafft Räte aus den eignen Reihn!
Und stoßt damit die morsche Mauer
jahrhundertalter Knechtschaft ein!
Längst steht der Russe auf dem Walle.
Ihm folgt der tapfere Magyar.
Wie lange säumst du, Proletar?
Wie lange säumt ihr Völker alle?
Auf, Völker, in den Kampf! etc.
Es gilt den letzten Hieb zu führen.
Zu brechen gilt’s den Herrscherwahn.
Laßt uns die Glut des Kampfes schüren.
Dem Sozialismus freie Bahn!
Was einst die Lehrer uns verkündet:
in Trümmer sinkt die alte Welt.
Auf ihre Räte Recht gestellt,
so stehn die Völker frei verbündet!
Auf, Völker, in den Kampf! etc.
Volker Weidemann: Träumer. Als die Dichter die Macht übernahmen. Kiepenheuer & Witsch. 2017.
Afbeelding boven: Raden-getrouwe strijders na het neerslaan van een putsch op 13 april 1919.
Afbeeldingen onder: Ernst Toller, Gustav Landauer, Erich Mühsam. Kurt Eisner en zijn vrouw, omstuwd door een enthousiaste menigte.




Geef een reactie