(11-9-2016)

De meest angstaanjagende momenten in de geschiedenis zijn die waarop oude zekerheden zijn weggevallen, maar een nieuwe orde zich nog niet heeft aangediend – schreef onlangs Mark Leonard, directeur van de Europese Raad voor Buitenlandse Betrekkingen. Zo’n moment beleven we nu – Europa ligt in duigen, gangbare politiek wordt aangevochten door extreem-rechtse politici in steeds meer landen, om Europa heen gromt de oorlog. Zo’n moment was ook 1848.
Na de radicale omploeging van Europa door de Franse Revolutie en Napoleon was overal op het continent een Restauratie geprobeerd, een herstel van oude vormen, veelal in een monarchistisch jasje. Maar de beoogde rust en stabiliteit bleven uit. In veel landen, waaronder met name Frankrijk en Duitsland kwam het regelmatig tot revolten en andere onrust. Er bleken, op het moment zelf vaak door de machtigen onbegrepen, maatschappelijke krachten aan het werk die zich niet zonder meer in het Restauratieve schema lieten inpassen, en in 1848 kwam het in meerdere landen tot een uitbarsting. Daarvan getuigt de – voor zover bekend – eerste fotoreportage ooit in de pers verschenen: twee afbeeldingen van een barricade in de Parijse Faubourg du Temple in Parijs in 1848, voor en nadat deze door troepen op de opstandelingen is veroverd.
Maar eigenlijk zijn het geen foto’s die je hierboven ziet. Het zijn houtgravures, gemaakt naar twee daguerrotypen, en gepubliceerd in het tijdschrift l’Illustration van 8 juli 1848. Heet van de naald, kun je zeggen: de barricade vooraan op de afbeelding in de Rue du Faubourg du Temple is op maandag 26 juni door regeringstroepen veroverd op de opstandelingen, net als de andere barricaden die verderop te zien zijn. De linkse afbeelding toont de situatie op het moment dat de straat nog in handen is van de opstandelingen, de rechtse de toestand na de verovering, waarbij de bewoners van de wijk, die nog altijd bekend staat als Belleville, rondlopen om de overblijfselen van de strijd in ogenschouw te nemen. Het was in 1848 technisch nog niet mogelijk om foto’s – want dat zijn daguerrotypen – middels een cliché in een blad af te drukken, daarom zijn houtgravures gebruikt. De daguerrotype – het procédé dateert uit 1838 – werd gemaakt door een verzilverde koperplaat te belichten. Na bewerking met jodium- en kwikdampen kwam dan later de afbeelding tevoorschijn. Elke daguerrotype is een unicum, want er is geen negatief.
Het bijzondere hierbij is dat de daguerrotypen in kwestie bewaard zijn gebleven, samen met nog een derde uit dezelfde serie. Twee bevinden zich in de collectie van het Musée d’Orsay, een derde in het Musée Carnavalet, beide in Parijs. Dit zijn de twee uit het Musée d’Orsay:
VOOR:

NA:

En dit is die uit het Musée Carnavalet, die eveneens de toestand vóór de bestorming laat zien, en overigens heeft gediend als basis voor de linkse van de houtgravures in l’Illustration:

De Franse politicoloog Olivier Ihl heeft de geschiedenis van deze daguerrotypen tot de bodem uitgezocht. Tot nu toe was er niet zo heel veel meer over bekend dan dat ene ‘Thibault’ ze had gemaakt. Ihl, bezig met onderzoek naar de electorale geschiedenis, kwam de kwestie toevallig tegen en heeft, met behulp van kadasters, notariële akten en andere archieven, uitgevonden wie de daguerrotypen gemaakt heeft, en vanuit welk raam. Het resultaat is een alleraardigst boekje, La barricade renversée. Fotograaf is de in 1801 geboren Charles François Thibault, aanvankelijk een verzekeringsagent, die in de loop van zijn leven steeds meer betrokken raakte bij technische vooruitgang. Hij bezat hij het patent op een bepaald soort brandladder en was met eveneens progressief gestemde vrienden betrokken bij de ontwikkeling van een nieuw soort stoommachine. De opnamen zijn gemaakt vanuit een raam op nummer 94 in de Rue du Faubourg du Temple – een pand dat in handen was van een zekere Jean-Pierre Piver, een welgestelde tuinbouwer (in de tuinen van Belleville werd toen nog fruitteelt bedreven), die de daguerrotypen later heeft gekocht om ze thuis op te hangen. In het Musée d’Orsay zijn de afbeeldingen trouwens verkeerd gecatalogiseerd: anders dan daar op het bordje staat, zijn de barricaden niet in de Rue St.Maur, maar op het kruispunt met de Rue St Maur.
De belichtingstijd voor daguerrotypen was door technische verbeteringen tussen 1838 en 1848 wel korter geworden – van tien minuten tot enkele tientallen seconden – maar bewegende objecten kwamen niet op de gevoelige plaat terecht. Dat geeft de foto’s van de barricaden voordat deze door de troepen van generaal Lamoricière werden geslecht een vreemd soort verlatenheid. Op een vreemde manier doen ze aan hedendaagse foto’s van Aleppo en andere Syrische steden denken: daarop zie je ook meestal de verwoeste straten, maar niet de gevechten. Die gevechten in Belleville konden zich met de strijd in Aleppo alleszins meten, weten we uit geschreven bronnen. Er stonden honderden opstandelingen achter die barricaden, met geweren bewapend, die op de regeringstroepen geschoten, ook vanuit de huizen. Die regeringstroepen brachten kanonnen in stelling, om een bres in de verdediging te schieten, alvorens de barricaden met de bajonet in te nemen. Uit de verslagen van de processen die later tegen de opstandelingen zijn gevoerd, komt een beeld naar voren van stromen bloed en honderden doden.
Die dimensie van wreed geweld en heroïek van beide zijden in het gevecht ontbreekt eigenlijk op deze daguerrotypen. Dat was in de XIXde eeuw ook een vaak gehoord argument tegen de fotografie, die vooral als kunstvorm werd gezien: dat een foto veel minder de dramatiek van een historisch moment kon weergeven, dan een schilderij of ander kunstwerk dat aan de verbeelding van de kunstenaar was ontsproten. Van de gebeurtenissen in juni 1848 bestaan ook talrijke etsen, tekeningen en andere kunstzinnige afbeeldingen, waarop de kruitdampen, heldendaden en deerlijk gewonde strijders te zien zijn, die bij Thibault zo opvallend ontbreken. Zie daarvoor hieronder het schilderij van Horace Vernet onderaan dit blog, dat de strijd in de Rue Soufflot in het Quartier latin verbeeldt, eveneens in juni 1848. Voor de tijdgenoot gaf een dergelijk schilderij een vermoedelijk veel getrouwer beeld van wat er was gebeurd, dan de foto’s van Thibault.
Toch zijn deze dramatische gebeurtenissen niet dat wat gemeenlijk onder de revolutie van 1848 in Parijs verstaan wordt. Die revolutie had al in februari 1848 plaats gevonden, en had geleid tot tot het aftreden van koning Louis Philippe en het uitroepen van de republiek. In februari was eigenlijk het hele Parijse volk in opstand gekomen – in de traditie van de Franse revolutie van 1789, waarbij de belangen van arm en rijk, burger en pauper geacht werden synchroon te lopen. Wat we zich hier in juni 1848 zien voltrekken is een scheiding der geesten, of van klassen – vandaar dat deze gebeurtenissen op Karl Marx zo’n indruk hebben gemaakt. De meer gezeten burgerij, waartoe Thibault behoorde, was tevreden over de resultaten van de februari-revolutie: republiek, algemeen kiesrecht, vrijheid van drukpers en vergadering.
Maar die februari-revolutie had ook nog een meer populair element, mede onder invloed van ideeën als die van de socialistische agitator Auguste Blanqui. Dat had onder andere geleid tot de oprichting van de zogeheten Ateliers Nationaux, een soort werkverschaffende staatsbedrijven die arbeiders een fatsoenlijk bestaan moesten garanderen. In juni worden deze Ateliers echter door de republiek, waarin de burgerij de toon aangeeft, opgeheven, als zijnde te kostbaar. Dat doet in Belleville en elders in de stad de vlam in de pan slaan. Achter de gevels van de ogenschijnlijk zo stille Rue du Faubourg du Temple wemelt het van de werkplaatsen, smederijen, stallen en andere bedrijfjes – waar vele honderden mensen werken en wonen. Zij zijn het die in opstand komen, de barricades oprichten, de strijd aangaan en deze verliezen. Karl Marx zal zich uitvoerig buigen over deze mislukte proletarische revolutie, en concluderen dat de tijd er nog niet rijp voor was – eerst moest het kapitalisme verder tot ontwikkeling komen.
Sympathiseerde onze daguerrotypist Thibault met de opstandelingen? Dat lijkt dus niet zeer waarschijnlijk, maar het is aan de andere kant ook niet onmogelijk. Onze fotograaf was voorzitter van een van de talrijke politieke ‘clubs’ die in de jaren voor 1848 waren opgekomen, de Club du Faubourg du Temple. Ihl heeft helaas geen sporen van de beraadslagingen in deze club kunnen vinden. In zekere zin was het natuurlijk ook Thibaults eigen wijk die in opstand was gekomen – en lokaal patriottisme kan zeker een rol hebben gespeeld.
De revolutie van 1848 is in Frankrijk inderdaad een interregnum gebleken. De in 1848 zo enthousiast uitgeroepen republiek werd in december van dat jaar al min of meer gekaapt door Louis-Napoléon Bonaparte, neefje van de grote keizer, die zich eerst tot president liet verkiezen en in 1852 middels een staatsgreep keizer Napoleon III werd. Het was een autoritair bewind, dat ook wel moderniserende kanten had, op het gebied van infrastructuur bijvoorbeeld – reden waarom Napoleon III tot op de huidige dag in Frankrijk zijn bewonderaars heeft. Nadat Frankrijk in 1870 de oorlog met Pruissen had verloren, herhaalden de gebeurtenissen van juni 1848 zich op grotere schaal, met het uitroepen van de Commune van Parijs, en een daarop volgende, zeer bloedige repressie. De Republiek die dan wordt uitgeroepen, de Derde, heeft een permanent karakter en is als de Vijfde eigenlijk nog steeds bij ons.
1848 lijkt voor dit alles een soort voorbode geweest, een in bloed gesmoorde repetitie, waarvan een van de voornaamste resultaten eigenlijk een ideologische was: de gedachte dat er zoiets bestond als een arbeidersklasse. De betekenis van 1848 bleek dus pas decennia later. Het is het lot van ons stervelingen, ook in het interregnum van nu, waarin wij de wereld die wij voor eeuwig hielden teloor zien gaan, niet te weten waar we staan in de geschiedenis.
Olivier Ihl: La barricade renversée. Histoire d’une photographie, Paris 1848. Éditions du croquant 2016.

Geef een reactie