De puinhopen van Lucien Rebatet

Het is vaak opvallend, hoe ontspannen men in Frankrijk omgaat met het foute oorlogsverleden. Niet dat er geen debat over is: de wetenschappelijke uitgave van A.Hitlers Mon combat – geen vertaling dus van de deze week in Duitsland verschenen historisch-kritische uitgave van Mein Kampf – leidt ook in Frankrijk tot polemiek tussen degenen die vinden dat zo’n vreselijk antidemocratisch en antisemitisch boek eigenlijk geheel uit de circulatie gehouden moest worden, en degenen die menen dat je het kwaad niet kunt kennen als je het wegstopt. Maar toch, heel vaak wordt over door collaboratie met de Duitse bezetting, of betrokkenheid bij het Vichy-bewind gekenmerkte biografieën luchtig heen gestapt, op een manier die in Nederland, of in Duitsland sinds de jaren 1960 niet goed denkbaar meer zou zijn.

Het sterkste staaltje is natuurlijk president François Mitterrand, wiens 20ste sterfdag zojuist herdacht is – op bescheiden schaal, maar dat heeft meer met de actuele ontreddering van links in Frankrijk, dan met de kort voor zijn verscheiden bekend geworden bedenkelijke bijzonderheden uit de presidentiële biografie van doen. Mitterrand bleek geruime tijd in het Vichy-bewind een hogere ambtenaar te zijn geweest; er dook een foto uit 1935 op waaruit kon worden opgemaakt dat hij deelnam aan een antisemitische demonstratie van de fascistischeCroix de Feu; hij was na de oorlog bevriend met René Bousquet, een politiefunctionaris die een belangrijke rol had gespeeld bij de organisatie van de jodenvervolgingen.

Je kunt niet zeggen dat zulke feiten in Frankrijk onder tafel worden geveegd – althans niet meer, sinds eind jaren zestig de studie naar het ‘foute’ verleden goed op gang kwam – aanvankelijk vooral onder buitenlandse historici trouwens. Er bestaat thans veel geschiedschrijving van de collaboratie en Vichy. Je kunt ook niet zeggen dat collaboratie of antisemitisme in Frankrijk minder schandelijk of walgelijk worden geacht dan bij ons. Maar vooral voor wat betreft intellectuelen zette al spoedig na het einde van de oorlog een zekere lankmoedigheid in ten aanzien van de foute broeders. Dat heeft er, denk ik, vooral mee te maken dat het puikje van de Franse intellectuele wereld voor de oorlog al geenszins links was – eerder lid van of geïnspireerd door de zeer rechtse, nationalistische, militaristische en antisemitische beweging Action Française, die haar bestaan te danken had aan de opwinding rond de Dreyfus-affaire, eind XIXde eeuw. Dat bepaalde veler houding tegenover de smadelijke nederlaag van 1940 en de instelling van het Vichy-bewind, waarvan het racistisch en landverraderlijk karakter velen pas op den duur duidelijk werd. Of niet.

Na de oorlog veranderde de intellectueel-ideologische mode, of zo men wil intellectuele hegemonie, drastisch – nu waren het vooral marxisten en dergelijke die de intellectuele toon aangaven. Ook dan werd trouwens niet al te veel gezeurd over de oorlogen-antecedenten: Jean-Paul Sartre heeft bij mijn weten nooit verband gelegd tussen het door hem afgekondigde imperatief van intellectueel engagement met de arbeidersklasse, en het feit dat zijn toneelstuk Les Mouches in 1943 in Parijs voor een zaal met Duitse officieren in première was gegaan. Maar aan de andere kant kregen de ‘foute’ schrijvers uit het recente verleden weer kansen. 

Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Louis-Ferdinand Céline, wiens romans Mort à crédit en Voyage au bout de la nuit altijd volledig erkend zijn als litteraire meesterwerken – de rechthebbenden verhinderen overigens tot op de huidige dag heruitgave van Céline’s antisemitische pamfletten, zoals Bagatelles pour un massacre. Net als Céline bracht Pierre Drieu La Rochelle (die zich in 1945 van het leven benam) het tot een uitgave in de prachtreeks Pléiade, teken van definitieve litteraire consecratie. Zelfs de voornaamste boeken van de romanschrijver Robert Brasillach, de enige (thans sterk gedateerde) foute schrijver van betekenis die (in 1945) wegen landverraad voor het vuurpeloton eindigde, zijn nog redelijk verkrijgbaar. Maar ook veel mindere goden uit de litteraire wereld kregen na de oorlog nieuwe kansen, soms bij bekende, soms bij meer obscure uitgeverijen. Er zijn ook steeds periodieken geweest die als hun platform konden dienen, zoals het nog steeds bestaande weekblad Rivarol, waar zelfs het geloof aan de wereldwijde joodse samenzwering nog springlevend is – zij het zonder de oproepen tot moord die voor 1944 in de extreem-rechtse Franse pers schering en inslag waren. De extreem-rechtse intellectuele scene is dus nooit helemaal weg geweest – al was de invloed en bekendheid ervan na de oorlog eigenlijk steeds zeer gering. 

Onlangs is in Frankrijk een geschrift heruitgegeven dat de meeste Fransen hoogstens van naam kennen: Les Décombres (De puinhopen) van Lucien Rebatet (1903-1972). Het is een uit zijn krachten gegroeid, in 1943 in Parijs verschenen pamflet (of essay, zo men wil) van maar liefst 600 pagina’s. Fouter kan niet: het is zeer fascistisch, zeer pro-Duits en zeer antisemitisch. Zo fascistisch, pro-Duits en antisemitisch zelfs, dat de schrijver woedend uithaalt naar het Vichy-bewind, de Action Française en Charles Maurras en andere collaborateurs, omdat die niet enthousiast genoeg werk maken van de aansluiting bij het Derde Rijk, de vestiging van een éénpartijstaat naar Duits model en de jodenvervolging. De Duitse bezettingsautoriteiten lazen het boek ongetwijfeld met genoegen, maar niet alleen zij. Want Les Décombres was, met meer dan 600.000 verkochte exemplaren, hét grote succes van de Franse uitgeverij en boekhandels van de bezettingsjaren. De heruitgave van nu is overigens een keurige onderneming, met voetnoten, documentatie, een inleiding van de onverdachte historicus Pascal Ory en een ongepubliceerd, in de gevangenis geschreven werk van Rebatet. Dat er bij de uitgave toch nog een klein beetje gêne is, blijkt uit het feit dat het boek niet ‘Les Decombres, ongecensureerd’ heet, of iets dergelijks, maar Le dossier Rebatet.

Het is bij discussies over de heruitgave van Mein Kampf bon ton geworden te zeggen dat Hitlers uit de jaren twintig daterende boek zo slecht geschreven is, en zo saai. Maar van Les Décombres kun je dat bezwaarlijk beweren – het is wel erg dik natuurlijk, maar in een agitatorische stijl die nog navolgbaar is, en het is zelf af en toe geestig. Ten aanzien van de antisemitische inhoud van Mein Kampf heet het tegenwoordig dat vermoedelijk geen lezer louter door lezing van dit gedateerde geschrift op het idee zal worden gebracht, antisemiet te worden en dat – omgekeerd – een antisemiet in het geschrift vermoedelijk weinig vindt, waarmee hij in de huidige tijd nog wat aan kan. Diezelfde dingen kunnen van Les Décombres ook gezegd worden. 

Daar komt nog bij dat de hard core collaboratie zoals bepleit door Rebatet en zijn politieke vrienden rond het weekblad Je suis partout, slechts de zaak van enkelingen was – aan de weg timmerende enkelingen weliswaar, maar toch. De leidende gedachte in Les Décombres is dat de nederlaag van 1940 de culminatie was van het verraad der joden en de verwerpelijke parlementaire democratie. Tot zover waren dat gedachten waarmee maar al te veel Fransen, intellectueel of niet, in die jaren wel vertrouwd waren. Maar de conclusie dat Frankrijk zich na het nationaal échec dus moest voegen in het Germaans Europa – die was slechts de zaak van enkelingen, zoals Rebatet in het boek met een soort masochistische trots keer op keer benadrukt. Hij heeft, zoals meer, ook Nederlandse nazi-ultra’s ook tot het einde vasthouden aan zijn uitgangspunten. Hij voegde zich bij de Franse fascisten en Vichyssois (waaronder maarschalk Pétain) die tussen september 44 en april 45 in een kasteel bij het Duitse Sigmaringen nog een soort Franse regering in ballingschap vormden – een farce onder Duitse leiding, te vergelijken met de marionettenregering van Mussolini in Salo. 

In 1946 werd Rebatet – wiens collaboratie overigens beperkt was gebleven tot zijn journalistieke en litteraire activiteit – ter dood veroordeeld, maar de doodstraf werd later omgezet in levenslang, en in 1952 kwam hij vrij. In Le dossier Rebatet staan de brieven afgedrukt waarmee een reeks van schrijvers zich in 1946 hebben ingezet voor gratie voor Rebatet: aanvoerder van deze acties was Albert Camus, maar ook Georges Bernanos, François Mauriac en André Gide waren van de partij, ofschoon zij tijdens de bezetting door Rebatet soms zeer heftig waren aangevallen. Onverdachte litteraire prominenten als Jean Paulhan,  en uitgever Gaston Gallimard zetten zich in voor een hernieuwde schrijverscarrière, maar de naoorlogse romans hadden geen enkel succes. Wel schreef Rebatet nog een Histoire de la musique, waarvan de inhoud niets fascistisch schijnt te hebben. Tot een mea culpa is het nooit gekomen, zoals blijkt uit het radiointerview met Rebatet van Jacques Chancel uit 1969 dat eveneens in het boek staat afgedrukt.

Ofschoon dit alles – terecht – de indruk wekt van een marginale positie binnen de Franse geesteswereld, blijf je je toch onwillekeurig afvragen hoe die superoplage van 600.000 voor Les Décombres in 43/44 tot stand is gekomen. Dat zoveel Fransen Rebatets opvattingen deelden, is zeer onwaarschijnlijk. Misschien vielen de lezers voor de beeldende beschrijving van de militaire nederlaag van 1940 en daar op volgende massale vlucht en zijn niet-ongeestige aanvallen op de door velen als een nationale heilige vereerde Pétain en het komische hoofdstadje-spelen in de badplaats Vichy. Maar vermoedelijk speelde toch ook een rol dat autoritarisme en aanverwante ideologische verschijnselen toch meer dan in andere Europese landen in Frankrijk een bekend, zo niet gerespecteerd dan toch getolereerd onderdeel zijn van het politiek-ideologische landschap. Zoals thans ook weer blijkt uit de populariteit van het Front national – dat overigens nog geen schrijvers van betekenis aan zich heeft weten te binden. Dat Front national is geen fascistische beweging, maar komt, in termen van geestesgeschiedenis, niet uit het niets. Zolang zulke ideeën  in Frankrijk energieke bestrijding vinden van andere intellectuelen, lijkt me alles in orde. Je moet je vijand kennen, tenslotte. 

Le dossier Rebatet. Les Décombres; l’Inédit de Clairvaux. Édition établie et annotée par Bénédicte Vergez-Chaignon. Préface de Pascal Ory. Robert Laffont 2015.

Foto boven: Rebatet signeert in de Parijse boekhandel Rive gauche, bij de feestelijke boekpresentatie in 1943.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: