Een dictator laat zich interviewen

Dictatoren hebben het meestal maar moeilijk met de vrije pers. Een befaamd geval is het openbare interview dat Hadley Gamble, presentatrice van de Amerikaanse zakenzender CNBC , in 2021 afnam van de Russische president Vladimir Poetin, tijdens de ‘Russische energieweek’ in Moskou. Of eigenlijk was het niet het interview zelf dat in Rusland enige opschudding veroorzaakte, maar de foto van de gebeurtenis die Gamble op haar Instagram-pagina zette. Daarop loopt zij statig in een nauwsluitende jurk en op huidkleurige Louboutins naar de stoeltjes op het podium, met de president zo te zien enigszins onder de indruk, met de lichaamsuitdrukking van een schooljongen, achter zich aan. ‘Power walk’, zette zij er bij.

Poetin kon er de humor niet van inzien en liet een van zijn vertrouwde hoofdpropagandisten terugslaan. Dmitri Kiseljov, een van degenen die nu al bijna drie jaar het Westen wekelijks met een kernoorlog dreigt, beschuldigde Gamble ervan zich te hebben geleend voor een CIA-operatie, die er uit bestond Poetin door erotische signalen van zijn stuk te brengen. Daarom was zij op het toneel verschenen met blote armen en blote benen, betoogde hij.

Poetin heeft van dit incident duidelijk geleerd. Afgezien van de Amerikaanse fabulator Tucker Carlson, wiens verschijning allesbehalve erotische associaties opwekt, laat hij zich bijna uitsluitend nog interviewen door een soort huisverslaggever, die de president op al zijn reizen begeleidt. Als er in de wekelijkse tv-uitzending die ‘Moskou. Kremlin. Poetin’ heet al sprake is van een soort van vraaggesprek, dan begint de man met zijn grote bewondering voor de president uit te spreken. Nog maar een kwestie van tijd, als je mij vraagt, of Donald Trump neemt deze briljante formule over.

Zoiets zou Adolf Hitler niet overkomen zijn, krijg je de indruk uit ‘Hitlers interviews’ van de onlangs overleden Duitse journalist-historicus Lutz Hachmeister. Hitler heeft aan de buitenlandse pers meer dan honderd interviews gegeven, de meeste aan Engelse en Amerikaanse bladen (zestig), Italiaanse publicaties (17) en Franse bladen (acht). De eerste zijn van voor Hitlers eerste poging tot staatsgreep in 1923, wanneer hij nog enigszins raillerend als de ‘Beierse Mussolini’ wordt beschreven. De allerlaatste dateert van maart 1944, met de Zweedse correspondent Christer Jäderlund. Het was een telefonisch interview, naar aanleiding van geruchten dat Finland een afzonderlijke vrede met de Sovjet-Unie zou willen afsluiten. Hitler meent, tegen beter weten in, zo komt ons nu voor, dat de Finnen beter aan de Duitse kant kunnen blijven omdat de Amerikaans-Russische coalitie op instorten staat.

Deze Jägerlund komt de eer toe twee keer Nazi-Duitsland te zijn uitgewezen. De eerste keer was in 1940, nadat hij als correspondent in Berlijn had bericht over wreedheden door Duitse troepen begaan tegen Poolse joden. En een tweede keer in maart 1945, vlak voor de definitieve ineenstorting van het Nazi-bewind dus. De persafdeling van Joseph Goebbels bleef tot het bittere einde in de ruïnes paraat. Net als in andere delen van de Nazi-top was er overigens na 1933 bijna steeds sprake van onderlinge haat en nijd onder de functionarissen die als pers-attaché van de ‘Führer’ optraden.

In zijn zeer lezenswaardige studie gaat Hachmeister maar mondjesmaat in op de inhoud van de interviews: die vindt hij daarvoor kennelijk te saai. Al vanaf het prille begin, nog voor 1923, vinden de meeste interviewers die Hitler maar een vreemde snuiter. Met name zijn fixatie op joden – als die maar zijn uitgeschakeld gaat het beter met Duitsland, denkt de leider – wekt verwondering, meer dan verontwaardiging. Ook andere plannen die Hitler later in praktijk zou brengen, duiken in de vroegste interviews al op: de uitmergeling van het ‘bolsjevisme’, de verovering van levensruimte in oostelijke richting, en meer in het algemeen het streven naar een groot Europees rijk.

Veel van de latere interviews, met name na de machtsgreep van 1933, zijn vooral bedoeld als een soort diplomatieke manifesten. Met name de Verenigde Staten worden bewerkt met de boodschap dat Duitsland geen veroveringsplannen heeft in Noord-Amerika, zodat er – anders dan in 14-18 – dus geen aanleiding bestaat voor de VS om militair in Europa in te grijpen. Wel wil de Führer graag de in 1918 afgenomen Duitse koloniën terug, en roept Washington om hem daarbij te helpen. Veel interviewers valt de opvallende gesprekstechniek van Hitler op: in veel gevallen heeft hij aan slechts enkele vragen genoeg om in een lange monoloog te vervallen, waarbij hij dan vaak steeds luider gaat spreken, alsof hij voor een zaal met aanhangers staat. Soms is er zelfs van schreeuwen sprake. Na 1933 eist de persafdeling van de Duitse leider trouwens dat de tekst van afgenomen interviews wordt voorgelegd en geaccordeerd. De vastgestelde tekst verschijnt dan meestal eveneens bij het officiële persbureau DNB.

Het schijnt dat Hitler zelf er niet van hield geïnterviewd te worden. De vraaggesprekken met hem zijn ook geheel gespeend van de meer persoonlijke bijzonderheden die tegenwoordig veel interviews opluisteren. De enige manier waarop de interviewer Hitler een beetje persoonlijk cachet kon geven waren wat persoonlijke waarnemingen: ’s mans groene ogen zijn een regelmatig terugkerend détail, evenals momenten van veelzeggend geacht stilzwijgen of het grote vertrek waardoor de interviewer zich moet bewegen alvorens hij tegenover de leider komt te zitten – een truc die Hitler van Mussolini lijkt te hebben afgekeken.

De meeste interviewers – is de indruk die je uit Hachmeisters boek krijgt – waren journalisten die zich, naar de normen van die tijd, als een soort diplomaten zagen, wier opgave het was op hoog niveau met de groten te verkeren. Dat is geen recept voor smakelijke anekdotes. Een uitzondering vormt het interview dat de Amerikaanse Dorothy Thompson (1893-1961) eind 1931 (of begin 1932) afnam. Volgens Ernst Hanfstaengl, in deze periode Hitlers perschef, verscheen Thompson dronken voor het interview. De Duitse leider zou na een kort gesprek de ramen hebben opengezet om de whisky-lucht te verdrijven, die hem als geheelonthouder een gruwel was. Overigens had Thompson, getrouwd met de Nobelprijs-winnende auteur Sinclair Lewis maar ook in liefdesbetrekkingen met vrouwen, al voor het interview een boekcontract afgesloten. In “I met Hitler’ rekende zij af met de Nazi-voorman wiens hele wereldbeeld tot niets zou verdampen zonder zijn antisemitisme, meende zij. Hij was een ‘klein mannetje’.

Een andere markante figuur is de Fransman Fernand de Brinon (1885-1947), die Hitler een aantal malen heeft geïnterviewd, de eerste keer in 1933 kort na de machtsovername. Brinon was een bewonderaar van Hitler en wekt dan ook geen verwondering dat hij na de Duitse inval in 1940 heulde met het Vichy-bewind, de Duitse vazalstaat in Zuid-Frankrijk. Hij ging zelfs mee toen de prominenten van dat bewind door de Duitsers werden ingekwartierd in het kasteel van Sigmaringen om daar, aan de Rijn, de farce van hun bewind voort te zetten. Brinon werd wegens zijn collaboratie in 1947 veroordeeld en geëxecuteerd. Zijn interviews met Hitler, onder andere verschenen in het prominente dagblad ‘Le Matin’, waren er over het algemeen op gericht de Fransen van Hitlers ‘vredeswil’ te overtuigen. ‘Vrede’ is – ook tegenwoordig nog – een populaire boodschap, ook al lijkt alles bij een leider op het tegendeel te wijzen.

Curieus is een hoofdstuk in dit boek over fake-interviews met Hitler. Want al voor de befaamde affaire uit 1983 met de ‘teruggevonden’ dagboeken van Hitler in Stern, waren er gevallen van verzonnen interviews met de Duitse leider, of teksten die berustten op slechts enkele met Hitler uitgewisselde zinnen en dan tot interview werden opgepompt. De bekendste vervalsing is misschien wel die van Hermann Rauschning (1887-1982), wiens in 1939 in Parijs verschenen ‘Hitler m’a dit’ in Nederland zelfs vertaald werd door Menno ter Braak en Max Nord. Verwelkomd als een sensationeel inkijkje in Hitlers denkwereld, berustend op honderd persoonlijke gesprekken tussen de leider en een ex-nazi, heeft intertekstuele analyse inmiddels aangetoond dat bijna het gehele werk aan andere bronnen is ontleend. Wat niet wegneemt dat Rauschnings bestseller, waarvan hij de baten als balling in de VS goed kon gebruiken, de afgelopen decennia heel vaak als bron voor Hitler-biografen heeft gediend.

Een andere grappig fake-interview met Hitler kwam van de Deense schoonheidskoningin Inga Arvad (1913-1973) die enkele vluchtige gesprekken met Hitler op de tribune bij de Olympische Spelen van Berlijn in 1936, omwerkte tot een heus interview – tot grote irritatie van Goebbels en de zijnen. Ze zou daar later nog last mee krijgen: in 1941 had zij in de VS een korte verhouding met de jonge John F. Kennedy, maar werd er toen door de FBI van verdacht een Nazi-spionne te zijn. Van een huwelijk kon geen sprake zijn, niet omdat Inga een spion zou zijn, maar omdat ze protestants was, en de Kennedy’s katholiek.

Heeft een interview met een dictator zin voor een journalist? Of maak je je daarmee alleen maar tot propaganda-instrument voor machtswellustelingen? Die vraag is niet zo makkelijk te beantwoorden. Het is opvallend dat Geert Wilders – geen dictator maar wel een Nederlandse politicus die in het verleden zijn bewondering voor Poetin, Orban of Trump niet onder stoelen of banken heeft gestoken – zelden of nooit interviews geeft. Kennelijk acht hij het gevaar in een confrontatie met een kritische journalist met nare vragen te worden geconfronteerd te groot. Wilders beperkt zich over het algemeen tot korte opmerkingen in de Tweede Kamer of op X, waarvan hij aanneemt dat ze electoraal effect sorteren.

Donald Trump daarentegen lijkt niet genoeg te kunnen krijgen van zijn eigen redevoeringen en uren durende vraaggesprekken met hem sympathieke journalisten. Poetin daarentegen houdt het op een meer afgemeten benadering. Er zijn, kortom, vele wegen naar de autoritaire hemel.

Lutz Hachmeister: Hitlers Interviews. Der Diktator und die Journalisten. Kiepenheuer & Witsch 2024.

Voor de ‘affaire Rauschning’ zie: https://www.hsozkult.de/publicationreview/id/reb-8649

Afbeeldingen: 1. Poetin volgt Hadley Gamble (bron Instagram); 2. Hitler met v.l.n.r. de journalisten Karl Von Wiegand, H. V. Kaltenborn, en Louis P. Lochner. (1933/36?, Hoover Institution).

Een gedachte over “Een dictator laat zich interviewen

Voeg uw reactie toe

  1. Beste Raymond,

    Wat een leuk stuk weer!

    Voor mijn vorig jaar verschenen boek Qwery, journalistiek samengevat in 607 lijstjes heb ik een lijstje gemaakt met Nederlandse fake-interviews. Zie nummer 4 (ik heb het gekopieerd uit de pdf, dus geen afbrekingsstreepjes, cursieven etc).

    NEPINTERVIEWS
    28 gefingeerde vraaggesprekken
    Nep-interviews lijken iets voor buitenlandse schandaalbladen.
    Zoals het interview met de acteur Clint Eastwood dat de Nati
    onal Enquirer in de Verenigde Staten op 21 december 1993 af
    drukte als coverstory. Vier jaar later kenden de rechters East
    wood een schadevergoeding toe van 150.000 dollar (in plaats
    van de vijftien miljoen dollar die Eastwood had gevraagd).
    De rechters waren het met Eastwood eens dat de hoofdre
    dactie van het blad iets had moeten vermoeden toen de inter
    viewer had gezegd dat de bandopname van het gesprek was
    gewist.
    Later, in 2016, publiceerde Hello! Een geheel gefabriceerd
    vraaggesprek met de acteur George Clooney.
    Maar ook in Nederland komen nep-interviews voor, zoals
    blijkt uit onderstaande – ongetwijfeld niet volledige – chrono
    logische lijst. Bij sommige vraaggesprekken ligt het er dui
    mendik bovenop dat het om een satire gaat, bij andere gaat het
    om bewuste misleiding. Soms is het interview transparant ge
    baseerd op eerdere interviews.
    1. Op 8 maart 1924 publiceerde Propia Cures een spottend
    bedoeld en gefingeerd interview met ‘de heer Herman
    Robbers, redacteur van Elseviers Maandschrift’, ge
    schreven door Scissors, het pseudoniem van de destijds
    22-jarige student Menno ter Braak.
    2. Op 25 december 1925 publiceerde Kees van Bruggen, de
    voormalige echtgenoot van Carry van Bruggen, die zijn
    naam behield in haar schrijversnaam, in het Algemeen
    Handelsblad een ‘Proeve van een literair interview’ on
    der de kop: ‘Rein, de boeken en het leven’. Met als eerste
    vraag: ‘Waarom schrijf je boeken, Rein?’. Van Bruggen
    had zelf zijn eerste, zeer succesvolle roman Het ver
    stoorde mierennest gepubliceerd in 1916. In de jaren
    twintig van de vorige eeuw publiceerde hij twee romans
    onder het pseudoniem Rein van Zanten.
    3. Interview met Gerben Colmjon door G.H. Pannekoek Jr.
    in De Litteraire Gids, 24 februari 1928. Pannekoek
    voelde zich gedwongen naar verschillende kranten een
    ingezonden brief te sturen om te ontkennen dat hij de au
    teur van het vraaggesprek was. Deze brief bijvoorbeeld
    verscheen onder het kopje ‘Het misbruiken van een an
    dermans naam’ in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
    van 4 maart 1928: ‘In De Literaire Gids van 24 Februari,
    maandblad onder leiding van Gerben Colmjon en Lex
    Verbraeck, komt op blz. 3 een interview voor, getiteld: Al
    drinkende met Gerben Colmjon … door G. H. Panne
    koek Jr. Een mijner kennissen vroeg mij per telefoon hoe
    ik er bij kwam in dat blad te schrijven. Nu mij gebleken is – ik had van dit interview toen nog geen kennis genomen – dat er verschillende menschen zijn, die, misleid door
    het gebruiken van mijn naam (een strafbaar feit waar de
    redactie zich aan schuldig heeft gemaakt) mij voor den
    schrijver houden, stel ik er prijs op openlijk te verklaren
    nimmer een regel in De Litteraire Gids te hebben ge
    schreven en nooit den heer Colmjon te hebben gespro
    ken. Met dank voor het plaatsen van deze verklaring.
    G.H. PANNEKOEK Jr.’
    4. Sidney Warburg publiceerde in 1933 bij de Amsterdamse
    uitgeverij Van Holkema & Warendorf het boek De geld
    bronnen van het nationaal-socialisme. Drie gesprekken
    met Hitler. Het boek was zogenaamd uit het Engels ver
    taald door J.G. Schoup, die het boek zelf bleek te hebben
    geschreven, en de interviews met Hitler had gefingeerd.
    5. Elseviers Weekblad publiceerde op 12 januari 1946 in de
    rubriek ‘Kleine interviews’ een vraaggesprek van God
    fried Bomans met ‘De honderdjarige’.
    6. Op 27 oktober 1975 liet het televisieprogramma Tros Ac
    tua een interview zien dat Ard Horvers in Ierland had ge
    maakt met iemand van het Ierse Republikeinse Leger
    (IRA). De man werd op de rug gefilmd en zat onder een
    deken of badjas. De Ierse minister van Justitie liet een
    dag later weten dat de man een bedrieger was.
    7. Interview met leden van het Militant Autonome Front
    (MAF) in de Haagse Post van 21 augustus 1985. Het
    vraaggesprek bleek gegeven door drie individuen die
    zich ergerden aan journalisten die in krakerskringen op
    zoek waren naar contacten met het MAF.
    8. Interview op de radio in 1985 met Rinus Michels door
    voetbal-commentator en -verslaggever Bert Nederlof
    (NOS-radioprogramma Langs de Lijn), waarbij Leo
    Driessen Michels imiteerde. Nederlof biechtte het dertig
    jaar later op in zijn boek Drie dolle dagen met De
    Kromme en 21 andere voetbalverhalen (Edicola, Deven
    ter 2015).
    9. Interview met ‘jonge aankomende schrijfster’ in HP/De
    Tijd, 16 maart 1996. ‘De romancier C.A.J. van Bruggen,
    die tegenwoordig schrijft onder het pseudoniem Rein van
    Zanten, publiceert in het Alg. Handelsblad een alleraar
    digst gefingeerd interview met een romanschrijver dien
    hij “Rein” noemt. Er staan ware en verstandige dingen in.
    Het is heel niet moeilijk, een boek te schrijven, zei Rein.
    Lang zoo moeilijk niet als de menschen, die géén boeken
    schrijven, wel denken. Je gaat er maar voor zitten. Denk
    eens hoeveel boekenschrijvende dames en heeren er in
    een klein landje als Nederland reeds zijn. Zou je denken
    dat het dan zoo moeilijk is, wat ze doen? De moeilijkheid
    is, eraan te beginnen. Er voor te gaan zitten, zooals ik
    zei.’ (Vergelijk nummer 2 van deze lijst)
    10. Interview met ‘Martin Luther’ in De Groene Amsterdam
    mer, 23 maart 1996.
    11. Interview met koningin Beatrix door Frénk van der Lin
    den en Leon Verdonschot in Nieuwe Revu, maart 2003.
    ‘Beatrix spreekt. Wekenlang zweeg Beatrix over de Mar
    garita-rel. In een bijzonder vraaggesprek slaat de majes
    teit terug.’ Om te merken dat het om een nep-interview
    ging, moest de lezer naar de website van het weekblad.
    12. Interview met Simon en Tiny Carmiggelt ‘als echtpaar
    dat nooit iets drinkt’ door Godfried Bomans in Het Pa
    rool, oktober 1963 (bij Carmiggelts 50ste verjaardag).
    13. Interviews op de radio met premier Jan Peter Balkenende
    door Giel Beelen op de popzender 3FM in 2006. Beelen
    gebruikte fragmenten uit een interview dat hij eerder met
    de minister-president had.
    14. Interview met Dino S. op crimesite.nl, half augustus 2007.
    15. Interviews met prinses Máxima, Karl Noten en Rita Ver
    donk in Linda (nep, bleek half december 2007).
    16. Interview met prinses Máxima in de (satirische) glossy
    Máxima, 2008.
    17. Interview met zanger Lemmy Kilmister van de heavyme
    talband Motörhead over de financiële crisis in de VPRO
    Gids, februari 2011.
    18. Interview met tv-presentator Ron Boszhard, die vertelde
    dat hij graag eens als wilde worden afgebeeld als oor
    logsmisdadiger. In de VARAgids, 2011.
    19. Interview met premier Mark Rutte in HP/De Tijd, 25 juni
    2011.
    20. Interview met Wilma Mansveld in de Wilma, een glossy
    die ze kreeg bij haar afscheid in 2011 van haar collega’s
    bij de Sociaal-Economische Raad. Mansveld kijkt in
    2033 zogenaamd als commissaris van de Koningin in
    Groningen terug op haar carrière.
    21. Interview met het Jamaicaanse sprintkanon Usain Bolt
    door, zogenaamd, Mart Smeets, in HP/De Tijd, augustus
    2012.
    22. Interviews met Jehova’s getuigen door een groep van vier
    eerstejaars studenten van het University College Utrecht
    voor een onderzoek over religieuze groeperingen. Het
    bedrog kwam begin 2012 uit en De Telegraaf berichtte
    erover op 12 december 2012.
    23. Interview met de Marokkaanse crimineel Rauad (19) in
    het Reformatorisch Dagblad, 2 april 2014. De krant
    meldde dat het om een fictief gesprek ging met een niet
    bestaande persoon.
    24. Interview met Dražen Erdemović, een door het Joegosla
    vië Tribunaal beschermde oud-soldaat betrokken bij de
    massamoord in Srebrenica, door een twintigjarige stagi
    air van de Volkskrant. Nep, zo bleek in 2015.
    25. Romana Abels en Nicole Besselink, ‘Wat Wilders wil
    met Nederland. Vragen van deze krant beantwoordt hij
    niet. Vandaar dit nepinterview’ in Trouw, 30 december
    2016. Reactie Geert Wilders via Twitter: ‘Een prachtig
    interview dat ik nooit gegeven heb.’
    26. Interview met de zogenaamde eigenaar van de erotische
    salon Massagewereld door verslaggever Frans Bos op
    Radio Soest, juni 2016.
    27. Interview met burgemeester Han Nooten van Dalfsen in
    de Stentor, juni 2017. Ook in februari 2016 publiceerde
    de krant een gefingeerd interview met de burgemeester.
    28. Ronit Palache besluit haar bloemlezing uit het werk van
    Ischa Meijer, Ik heb niets tegen antisemieten, ik lééf er
    van (2020), met een ‘postuum interview’ met de auteur in
    het door hem zo geliefde monolooggenre. Voor het ge
    sprek heeft ze geput uit de vele interviews die Ischa
    Meijer heeft gegeven en die keurig worden vermeld.

    Alle goeds,
    Arendo

    Met vriendelijke groeten,
    Arendo Joustra

    Like

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑