Toevallige ontmoeting met dodelijke afloop

Het was niet eens de échte revolutie van 1848, die van februari, die een eind maakte aan het bewind van de ‘burger-koning’ Louis-Philippe en van Frankrijk weer een republiek maakte (de tweede, na de eerste tijdens de Franse revolutie). In juni van datzelfde jaar kwamen zo’n 20.000 Parijse arbeiders en handwerkslieden in opstand, omdat zij zich verraden voelden. In februari had de massa gestreden voor wat men ‘de democratische en sociale republiek’ noemde, maar de spoedig daarna gehouden verkiezingen voor de Nationale assemblée – de eerste met algemeen kiesrecht (voor mannen) – hadden onverwacht een meerderheid van conservatieven en monarchisten opgeleverd, die van flirts met het socialisme niets wilden weten.

In het bijzonder de zojuist ingestelde ‘Ateliers nationaux’, een werkverschaffingsproject ter bestrijding van arbeid en werkloosheid bedacht door de socialistische journalist en theoreticus Louis Blanc (1811-1882), waar meer dan 100.000 mensen een schamele boterham verdienden, waren de provinciale notabelen die het nu in de Assemblée voor het zeggen hadden een doorn in het oog. Op 21 juni 1848 werden de Ateliers opgeheven – Louis Blanc, die een comité voorzat dat aan dit socialistisch experiment leiding moest geven, ontsnapte ternauwernood aan arrestatie en vluchtte via België naar Engeland, waar hij tot 1870 in ballingschap zou blijven. Op 23 juni verrezen – voor de tweede keer binnen een jaar dus – er barricades in de straten van Parijs, zo’n 400 maar liefst, uit protest tegen de opheffing van de Ateliers en meer in het algemeen de kaping van de grotendeels door arbeiders teweeg gebrachte februari-revolutie. (Tekst gaat door onder de afbeelding)

Die van juni werd door de troepen van de nieuwe regering van de republiek genadeloos onderdrukt – met een kracht die een voorbode lijkt van de nog veel bloediger repressie van de Commune van Parijs in 1871. Vrijwel op alle barricades – naar gewoonte voornamelijk opgetrokken uit straatklinkers, omgegooide karren en huisraad – waren de opstandelingen veruit in de minderheid. De revolte mondde uit in een bloedbad: duizenden mannen vonden de dood (waaronder de aartsbisschop van Parijs, die probeerde te bemiddelen maar door een verdwaalde kogel werd getroffen). Wie niet ter plekke werd neergeschoten, werd veelal tot dwangarbeid en deportatie naar Algerije veroordeeld. (Tekst gaat door onder de afbeelding).

Victor Hugo (1802-1885), de literaire reus van Frankrijk in de negentiende eeuw, begint deel vijf van zijn ‘Les misérables’ – geschreven in 1862 toen Hugo zelf in ballingschap was op het Britse eiland Guernesey – met een overdenking van de revolte van juni 1848. Hugo had zelf deelgenomen aan de repressie, aan de kant van het wettig gezag dus, iets waar hij later vermoedelijk met gemengde gevoelens op heeft teruggekeken: in december 1848 immers werd Louis Napoleon Bonaparte tot president van de republiek verkozen – ook al zo’n onverwacht resultaat van het algemeen kiesrecht – en die liet zich na een staatsgreep in 1852 tot keizer Napoleon III uitroepen. Tot zover het tweede republikeins experiment. Hugo, groot vijand van de nieuwe keizer, ‘Le petit Napoléon’, ging in ballingschap.

Hugo brengt in het bijzonder een tweetal barricades in herinnering die, zoals hij schrijft, uitdrukking waren van het temperament van de opstandelingen die ter plekke de leiding hadden genomen. De eerste is die van de ex-marineofficier Frédéric Cournet. Deze onstuimige, gauw opgewonden figuur streed in de Faubourg Saint Antoine, niet ver van Bastille. Zoveel rommel was er onder leiding van Cournet bijeengebracht, dat de chaotische constructie tot de derde verdieping van de omringende huizen reikte. Die van de proletariër Emmanuel Barthélemy daarentegen, in de Faubourg du Temple, was met welhaast maniakale precisie geconstrueerd. Cournet was een radicale republikein, die al acht jaar van zijn leven in de gevangenis had gezeten, maar gratie had gekregen na de februari-revolutie. Barthélemy was een socialist, aanhanger van de revolutionaire denker Louis Blanqui (1805-1881), van wie men zegt dat hij Lenin heeft beïnvloed.

Hugo vertelt ook dat Cournet en Barthélemy elkaar later in het leven opnieuw zijn tegengekomen, toen beiden in Engeland in ballingschap leefden. Op 19 oktober 1852 heeft Barthélemy Cournet tijdens een duel met een pistoolschot gedood. Barthélemy zelf vond zo’n twee jaar later in Londen de dood toen hij werd opgehangen, na een geruchtmakend moordproces. Zowel het duel als de moordzaak hebben destijds, met name in de Engelse pers, veler pen in beweging gebracht. Maar de beide heren zouden vermoedelijk door de vergetelheid verzwolgen zijn, als Hugo aan hen niet enkele regels had gewijd – die in ‘Les misérables’ overigens weinig meer zijn dan een uitwijding. De Franse schrijver Olivier Rolin, nieuwsgierig, poogt in zijn nieuwste boek, ‘Jusqu’à ce que mort s’ensuive’, het leven van Cournet en Barthélemy te reconstrueren, en na te gaan waarom zij zo dramatisch aan hun eind zijn gekomen.

Rolin noemt zijn boek een roman, maar het gaat eerder om een losjes geschreven historische vertelling op grond van ware feiten. Het etiket ‘roman’ lijkt eerder een middel om de onderzoeker Rolin kwijt te schelden van het feit, dat hij niet overal een verklaring voor heeft gevonden – al ziet de schrijver ervan af met zijn fantasie in te vullen wat in de bronnen niet valt te achterhalen. Zo blijft volmaakt onduidelijk waarom Barthélemy op 8 december 1854 in Londen de eigenaar van een gazeuse-fabriek doodschoot (alsmede een buurman die hem het vluchten poogde te beletten). Evenmin is Rolin te weten gekomen wie de vrouw was met wie Barthélemy de fabrikant thuis bezocht en wat het doel was van hun visite. Zeker is alleen de afloop: ‘dansen waar geen dansvloer is’, zoals Victor Hugo de executie met de strop heeft genoemd in zijn boek tegen de doodstraf, ‘Dernier jour d’un condamné’.

‘Jusqu’à ce que mort s’ensuive’ leest als een amusante avonturenroman, waarbij meteen al twijfel rijst aan de juistheid van Hugo’s boutade over de barricades die de persoonlijkheid van hun bouwers zouden uitstralen. Van de barricade van Cournet in de Rue du Faubourg du Temple bestaan namelijk drie foto’s (zogeheten daguerrotypen) die de toestand voor en na de verovering door de Nationale Garde laten zien – vermoedelijk de eerste fotoreportage ooit gemaakt. Aangenomen dat het hier gaat om dezelfde barricade als bij Hugo – de foto’s laten er overigens drie na elkaar zien – is het wel een beetje vreemd dat deze constructies helemaal niet tot de derde verdieping van de omringende huizen reiken. De foto’s zijn van een zekere Charles François Thibault en genomen op 25 en 26 juni 1848. Op die 26ste trokken de resten van de veroverde barricades kennelijk veel bekijks. Op de eerste foto lijkt de straat leeg, maar dat kan ook komen door de lange belichtingstijd van een daguerrotype. Overigens is op deze foto, rechts op een van balkonnetjes, een vrouw te zien, van wie de naam is overlevend: Pauline Pompon. (Tekst gaat verder onder de afbeeldingen).

Cournet noch Barthélemy waren voor 1848 van onbesproken gedrag. Barthélemy heeft zijn leven beschreven in een in Engeland uitgegeven boek, ‘Les veillées du peuple’. Hij had in 1839 in Parijs een schot hagel gelost in de richting van de diender (sergent de ville) Beudet – naar hij later voor de rechter verklaarde omdat deze hem met een stok zou hebben geslagen. Een jury veroordeelde hem tot levenslange dwangarbeid en hij bracht acht jaar door in de gevangenis te Brest.

Hij werd daarheen overgebracht in een gesloten wagen met elf cellen. Dat was een nieuwigheid. Tot enkele jaren daarvoor begaven de gevangenen zich voor hun overplaatsing aan elkaar geketend in een lange rij door het landschap. Foucault heeft in zijn ‘Surveiller et punir’ (1975) pakkend beschreven hoe zulke transporten er uit zagen. Hele dorpen kwamen kijken en de gevangenen vertelden luid over hun wandaden, het geweld zwaar aanzettend in de vertelling. Dit bleef de veroordeelde Barthélemy dus bespaard, al was de gevangenis van Brest op zich ook weer een toeristische attractie: tegen een kleine vergoeding mochten brave burgers zich vergapen aan de veroordeelde gevangenen. Een ander hoogtepunt vormde de voltrekking van een doodvonnis voor de gevangenis, die in het openbaar plaatsvond (en tot 1939 openbaar zou blijven). Voor dit evenement werden de overige gevangenen gedwongen, geketend en op hun knieën, de executie bij te wonen.

In 1848 werd Barthélemy na de februari-revolutie vrijgelaten, omdat hij gold als een politieke gevangene. Hij wist te ontsnappen aan de willekeurige executies na de beëindiging van de juni-opstand en kreeg van een militaire rechtbank opnieuw levenslang. Hij wist echter op spectaculaire wijze te ontsnappen en nam de wijk naar Engeland. Dat land fungeerde de hele negentiende eeuw als de ultieme uitwijkplaats voor al wie in Frankrijk (of andere landen) om politieke redenen vervolgd werd. Niet dat de Engelsen affiniteit hadden met al die opstandelingen en revolutionairen in hun midden – maar de burgerlijke vrijheden waren heilig.

Cournet was als officier een notoire ruziemaker, die vooral uitblonk in dronkenschap, hoererij en schulden maken. Hij had een buitenechtelijke zoon, die later nog een prominente rol zou spelen bij de Commune. Het schijnt dat hij vóór 1848 maar liefst vijftien maal geduelleerd had, zowel met het pistool als met de degen. Cournet was een aanhanger van de politicus Alexandre Ledru-Rollin (1807-1874), een radicale republikein die in december 1848 de verkiezingen voor het presidentschap verloor en in 1851 in ballingschap ging na de bonapartistische staatsgreep. Cournet wist in 1848 te ontsnappen aan arrestatie – hoe dat kwam is onduidelijk. In 1849 stond hij voor de rechter, maar vanwege iets anders: deelname aan een verboden politieke vergadering. In 1851 maakte hij deel uit van een groep die probeerde met barricades het verzet tegen de staatsgreep te organiseren en de republiek te behouden. Het Parijse proletariaat was echter niet voor actie te porren: juni 1848 had hun geleerd dat deze republiek toch al niet meer die van hen was. Cournets voorman Ledru-Rollin hield zich trouwens buiten dit begin van opstand. Cournet ging in ballingschap. (Tekst gaat door onder afbeelding).

De Franse gemeenschap van ballingen in Londen was maar klein: enkele honderden personen. Dat nam niet weg dat de verschillende facties en politieke richtingen elkaar haatten en bestreden. Ook werd er onderling veel geroddeld. De aanleiding tot het duel in 1852 was dat Barthélemy meende te weten dat Cournet hem ervan beschuldigd had, een verklikker in dienst van de Franse keizerlijke politie te zijn. Rolin reconstrueert het duel, gehouden op een weide in de buurt van Windsor, met grote nauwkeurigheid. Cournet won de tos en mocht het eerste schot lossen. Barthélemy werd licht gewond, maar niet zo erg dat het gevecht gestaakt moest worden. Zijn pistool weigerde tot twee keer toe – achteraf bleek het onklaar gemaakt – maar nadat Cournet welwillend zijn eigen pistool ter beschikking had gesteld, trof Barthélemy zijn tegenstander alsnog dodelijk.

Duelleren en uitnodigen tot een duel was strafbaar in Engeland – net als in Nederland overigens. Cournet stierf in de plaatselijke dorpsherberg. Barthélemy en de getuigen probeerden te vluchten maar werden de dag van het duel nog gearresteerd, een aantal van hen op Waterloo-station in Londen – de telegraaf bewees de recherche goede diensten. Het proces begon op 22 maart 1853, in Kingston-upon-Thames. Op de publieke tribune zaten onder andere Louis Blanc en de bekende Russische revolutionair Aleksandr Herzen. Voor de gelegenheid bestond de jury uit vier Engelsen en vier Franse ingezetenen. Het proces was in sommige opzichten een clash van culturen: Franse getuigen wilden in de rechtszaal vaak bombastische politieke toespraken houden, tot grote ergernis van de Engelsen die uitsluitend in de feiten waren geïnteresseerd. Het vonnis viel mee: voor allen zeven maanden, onder aftrek van vijf maanden voorarrest.

Barthélemy was een bekende figuur onder Franse politieke immigranten geworden. Hij gaf Karl Marx les in pistoolschieten, schermen en zwaardvechten en beraamde plannen om in Parijs keizer Napoleon III te vermoorden. Toen volgde de moord op de gazeuse-fabrikant, waarvan de motivatie onduidelijk blijft. Misschien ging het om de financiering van de beraamde aanslag, of een provocatie – Barthélemy was tijdens de moord in gezelschap van een vrouw, waarvan de naam onbekend is en elk spoor ontbreekt. Het proces was in de Old Bailey in Londen. Omdat de gazeuse-fabrikant alvorens te sterven zijn moordenaar nog had aangewezen voor de politie, was er ruim voldoende bewijs.

De executie was op 22 januari 1855, voor een menigte van ongeveer tienduizend nieuwsgierigen. Een aan de koning gericht smeekschrift van Ledru-Rollin, de op dat moment nog maar 32-jarige Barthélemy te sparen, had niet mogen baten. Dat deze Franse politicus die moeite gedaan had, sierde hem bepaald want Barthélemy bleef tot het einde toe Ledru-Rollin verdacht maken als een handlanger van de Franse politie. Maar zoals het gezegde luidt: ‘een schurk vergeeft nimmer het goeds hem aangedaan’.

Frankrijk stond nog veel politieke troebelen te wachten – misschien moet je zeggen dat die tot op de huidige dag voortduren, al is het land in 1870 eindelijk definitief een republiek geworden. Of ‘Jusqu’à ce que mort s’ensuive’ een roman genoemd kan worden, is de vraag maar romanesk was het leven van de twee protagonisten in dit boek zeker. Daarin ligt volgens Rolin ook hun betekenis: Cournet en Barthélemy leidden levens vol heftige gebeurtenissen. Was het het land waarin ze leefden? Of was het de tijd? In ieder geval is daarbij vergeleken het leven van een West-Europese babyboomer als ik maar een saaie bedoening geweest.

Olivier Rolin: Jusqu’à ce que mort s’ensuive. Gallimard 2024.

Afbeeldingen. 1: ‘La barricade, Rue de la Mortellerie, juin 1848’. Olieverf-schilderij uit 1849 van Jean-Louis-Ernest Meissonier (1815-1891), (Louvre); 2: ‘Les ateliers nationaux au Champ-de-mars’. Gravure van César Bouton uit 1849. (L’histoire par l’image); 3: ‘Barricade rue Soufflot’, schilderij uit 1849 van Horace Vernet (1789-1863) (Deutsches Historisches Museum); 4 en 5: Daguerrotypen van Charles François Thibault (1801-1875): de barricades in de Rue du Faubourg du Temple op 25 en 26 juni 1848. (Musée d’Orsay / Musée Carnavalet); 6: Cavalerie van generaal d’Allonville tijdens de staatsgreep in Parijs op 2 december 1851. Illustratie uit The Illustrated London News van 13 December 1851.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑