Voorbij de liberale samenleving: de strijd van allen tegen allen

De liberale wereld is voorbij. Dat is de voornaamste boodschap in het nieuwste boek van de Britse filosoof-journalist John Gray, dat u misschien beter niet kunt lezen wanneer u toch al wat somber gestemd was over de wereld. Want volgens Gray is de liberale samenleving, die door tolerantie gekenmerkt zou moeten zijn, bezig te verworden tot een constructie waarin ieder weliswaar nadrukkelijk de vrijheid heeft zijn eigen identiteit te bepalen, maar waarin vervolgens groepsidentiteiten ontstaan die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden. De ‘Leviathan’ van de liberale samenleving, die dus eigenlijk de mens zou moeten redden van zijn ‘natuurlijke staat’, die de permanente oorlog van allen tegen allen impliceert, verandert op deze manier in zijn tegendeel. Schrale troost is misschien dat het met de ‘Leviathan’ van China of Rusland niet beter gesteld is.

Leviathan is van oorsprong een mythisch zeemonster – vaak verbeeld als een slang – dat ook voorkomt in het Oude Testament, bijvoorbeeld als een symbool van de verbroken macht van de farao, na de uittocht van het volk Israëls. Maar de Leviathan die Gray op het oog heeft is die van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1697), die in 1651 een traktaat het licht deed zien onder de titel ‘Leviathan, or The Matter, Form and Power of a Common-Wealth Ecclesiasticall and Civil’. Het werk geldt wel als het begin van de moderne politieke wetenschap.

Deze Leviathan is voor meerderlei uitleg vatbaar. Bij Hobbes is Leviathan de verzinnebeelding van de macht van de staat als zodanig. Hij schreef ten tijde van de Engelse burgeroorlog en stelde zich voor dat er een einde zou komen aan het uitzichtloze geweld wanneer de mensen zich ertoe konden brengen het gezag over te dragen aan een absoluut vorst die aan de oorlog van allen tegen allen, die het gevolg is van de menselijke natuur, een einde zou kunnen maken. Dat klinkt ons nu enigszins als een pleidooi voor autocratie in de oren, maar zo is Hobbes door de eeuwen heen niet uitgelegd. Hij geldt ook als een grondlegger van het liberalisme, omdat de mensen die macht aan de heerser uit vrije wil zouden overdragen – een soort voorloper van het ‘contrat social’ van de achttiende-eeuwse wijsgeer Jean-Jacques Rousseau.

Gray’s these in dit vermakelijke, maar voor een filosofisch essay ook wel wat chaotische boek, is dat de voornaamste drie modellen voor een staat in deze wereld – het Russische model, het Chinese model en het ‘Westerse’ model van kapitalisme en democratie – zich alle hebben ontwikkeld tot een Leviathan van de verkeerde soort, die de mens dus geen vrede en bescherming biedt, maar een nieuwe, wrede ‘natuurlijke staat’ onder het mom van vrije keuze.

Voor wat Rusland en China betreft, behoeft dat op deze plaats misschien maar nauwelijks uitwijding. Gray gaat met name uitvoerig in op de wording van wat we misschien het ‘Poetinisme’ kunnen gaan noemen, de vooral sinds het begin van de volledige oorlog in Oekraïne vanuit het Kremlin gehuldigde cocktail van ‘Eurasianisme’, militante orthodoxie op religieus terrein en geloof aan de heilige opdracht van het Russische rijk voor de mensheid. Gray schrikt er niet voor terug bij dit verhaal een vrijwel vergeten figuur van stal te halen, de Russische militaire arts annex romanschrijver Konstantin Leontjev (1831-1891).

Gray toont zich een vertegenwoordiger van een stroming in het Westerse denken over Rusland, die meent dat de huidige oorlog in Oekraïne geen tijdelijke gril is van het Kremlin, maar eerder de uitdrukking van een Russisch denken over staat en geschiedenis, dat in Moskou en omstreken vaste voet aan de grond heeft – iets waarin ik hem, naar ik vrees, wel kan steunen. Dat Rusland zich binnen een. afzienbare tijd nog zal ontwikkelen tot een min of meer democratische, tolerante staat, lijken we te kunnen vergeten.

Gray is daarbij nog van mening dat een eventuele desintegratie van de Russische Federatie, na de dood van president Vladimir Poetin bijvoorbeeld, waarnaar velen verlangen, bepaald niet iets is om naar uit te kijken – maar eerder een recept voor gevaarlijke chaos in een land met kernwapens. Dat deel van zijn verwachtingen komt mij iets minder onontkoombaar voor. Zoals de Russische politicoloog Andrej Kolesnikov onlangs heeft opgemerkt, worden in de Russische geschiedenis perioden van zwarte reactie soms gevolgd door plotselinge hervormingen. Hét voorbeeld daarvan is Michail Gorbatsjov, van wie niemand had kunnen verwachten dat hij een – toegegeven: mislukte – poging zou doen om van Rusland een ‘normaal’ land te maken.

Het pièce de résistance in Gray’s laatste essay is zijn visie op de Leviathan van de Westerse samenleving, die gekenmerkt wordt door kapitalistische marktverhoudingen en democratie. Dat het daarmee niet goed gaat, is volgens Gray een kwestie van domheid in ieder geval, en eigenlijk ook wel van verraad aan de liberale idealen. Te denken dat na de val van het communisme aan het eind van de jaren tachtig de liberale staat eigenlijk de enig overgebleven staatsvorm was, en de geschiedenis daarmee tot een eind gekomen, was, meent Gray met vele anderen, een redenering van grenzeloze naïviteit.

Maar is nog bijgekomen dat aan het liberale staatsmodel al spoedig ook allerlei andere politieke programma’s werden opgehangen die met het oorspronkelijk oogmerk van deze Leviathan, de burgers veiligheid en stabiliteit te bieden, in het geheel niets te maken hadden. Het neo-liberale model van een terugtredende staat, het in financiële zin uitdrukken en particulariseren van vrijwel alle taken die voorheen door de staat werden waargenomen, het afbouwen van veel garanties tegen mogelijke rampen des levens – dat alles is sinds de jaren negentig verkocht als een liberaal programma en een toename van vrijheid, maar had daar volgens Gray helemaal niets mee te maken.

Het neo-liberaal programma is een politiek programma als vele andere, dat bovendien een lachertje maakt van de fundamentele waarden van het liberalisme, als een ideologie die een ieder in staat stelt zich in veiligheid en vrijheid te ontplooien. Het enige waarin het neo-liberalisme – door Gray ook wel hyper-liberalisme genoemd – overeenkomsten vertoont met het klassieke liberalisme is in de zelf-opgelegde taak, of liever gezegd pretentie dat deze Leviathan over de ganse wereld uitgebreid moet worden. Dat is het nieuwe universalisme: overal dienen de nieuwe waarden de overhand te hebben.

Daarbij lijkt Gray dan in de eerste plaats het geheel van opvattingen en doctrines op het oog te hebben die dezer dagen onder de noemer ‘woke’ worden samengevat. Gray meent dat onder het voorwendsel van vrije keus – een ieder kan zelf bepalen wat hij wil zijn en welke identiteit hij wil aannemen – een situatie wordt gecreëerd waarin individuen zich tot nieuwe groepen aansluiten, die onderlinge communicatie of omgang of uitwisseling afwijzen – een nieuwe ‘natuurlijke staat’ van strijd van allen tegen allen dus, maar nu vermomd als vrijheid.

Ook op de vraag hoe het zo ver heeft kunnen komen, heeft Gray een antwoord. Het neoliberaal model heeft een surplus aan intellectuelen voortgebracht, voor wie in de economie geen duidelijke functie of emplooi meer is. In arren moede gaan deze overbodige intellectuelen zich dus maar bezig houden met het verzinnen en verder uitbouwen van identiteiten en groepsidentiteiten, liefst in combinatie met vermeend slachtofferschap.

Dat zou nog tot daar aan toe zijn, wanneer die nieuwe groepsidentiteiten tolerant zouden zijn voor andere. Maar het tegendeel is het geval. Gray noemt in dit verband de strijd om abortus in de Verenigde Staten, waar tussen de voor- en tegenstanders geen echte dialoog meer bestaat. Daarbij treedt trouwens ook nog een andere trend aan het licht, die Gray met afgrijzen waarneemt: de neiging om politieke strijd en politieke debat te vervangen door wetgeving.

‘The new Leviathans’ is een uiterst amusant boek, met tal van leerzame citaten uit het werk van Hobbes zelf. Maar ik moet bekennen dat ik na lezing steeds meer bezwaren voelde tegen Gray’s betoog. Is dit niet een zoveelste klacht tegen het ‘woke’-gedachtengoed, een genre waarin in Nederland toch vooral extreem-rechtse en reactionaire partijtjes en media excelleren? En is het gevaar van zulke ‘woke’-denkbeelden niet vooral een probleem op Amerikaanse universiteiten en andere instituties – als een nieuwe manifestatie van een onverdraagzaam puritanisme waarvan de Amerikaanse samenleving met enige regelmaat last heeft? En legt Gray niet net iets te veel begrip aan de dag voor het Poetinisme, in vergelijking met zijn kritiek op de samenlevingen in het Westen?

Gray’s boek is te avontuurlijk van opzet – je zou ook ‘chaotisch’ kunnen zeggen – om op die vragen een duidelijk antwoord te bieden. Toch is de lezing ervan alleszins de moeite waard. Veel mensen hebben dezer dagen. het gevoel dat wij als mens en burger een historisch omslagpunt meemaken, een fundamentele verandering van de wereld waarin wij leven. Het minste wat je van ‘The new Leviathans’ kunt zeggen, is dat Gray op dit punt relevante en onrustbarende elementen voor discussie aanlevert en de juiste vragen opwerpt.

John Gray: The new Leviathans. Thoughts after Liberalism. Allen Lane / Penguin Books 2023.

Een boeiende uiteenzetting over de Leviathan in het Oude Testament is HIER te vinden in het afscheidscollege van Bob Becking aan de Universiteit Utrecht uit 2015: De Leviathan toen en nu.

Andrei Kolesnikov: Regime change in Russia won’t lead to chaos or collapse staat HIER op de site van de Carnegie Endowment.

Afbeeldingen: 1. Eerste pagina ven Hobbes’ Leviathan, uit 1651. 2. Still uit de Russische speelfilm ‘Leviathan’ van Andrej Zvjagintsev uit 2014.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑