
Het gaat natuurlijk niet aan om kritiek te leveren op een boek dat je zelf niet hebt gelezen, maar ik kan wel vertellen waarom ik, nadat de NRC een eerste stuk had gepubliceerd over ‘Het verraad van Anne Frank’, meteen wist waarom dit geen boek voor mij was. Het probleem was een bij het artikel geplaatste publiciteitsfoto, waarop je een muur zag met foto’s van mogelijke verdachten en pijlen, als in een aflevering van ‘Tatort’. Wat de deur dicht deed was een windjack met de letters ‘FBI’, dat nonchalant over een stoel was gedrapeerd, kennelijk om kracht bij te zetten aan de gedachte dat het hoog tijd was dat een professionele speurder de ‘cold case’ in kwestie zou oplossen. Het verraad van Anne Frank als shownummer, als in spannende tv-formats als ‘DNA onbekend’ of ‘Spoorloos’ – nee, dank U wel.
En dan, om met David Barnouw te spreken: is het wel zo belangrijk te weten wie de schuilplaats van Anne Frank aan de Duitsers heeft verraden? Belangrijker dan van al die andere ondergedoken joden die zijn verraden? Er bestaan al geweldig goede boeken over hoe de jacht op joden in zijn werk ging: ‘Kopgeld’ van Ad van Liempt bijvoorbeeld, of ‘Dienaren van het gezag’ van A.J.J. Meershoek, over de gezagsgetrouwe rol die de Amsterdamse politie speelde bij het opsporen en deporteren van joden.
Tot overmaat van ramp is de ‘verdachte’ bij wie de Amerikaanse speurneus uitkwam dan ook nog eens een joodse notaris, en lid van de Joodse Raad bovendien. De Nederlandse schrijver Leon de Winter bestempelde in de Neue Zürcher Zeitung het feit dat in dit onderzoek juist een jood de schuld kreeg tot ‘een misdaad’ – ik neem aan dat hij een antisemitische misdaad bedoelde. Maar eerlijk gezegd lijkt het me iets te veel eer voor de auteurs van het gewraakte boek te denken dat er kwade opzet in het spel was. Het lijkt me eerder een geval van naïviteit, van fatale domheid.
En dan is er de kwestie van de Joodse Raad, waarvan de ‘verdachte’ lid was. De Duitse filosofe Hannah Arendt publiceerde in 1963 haar geruchtmakende reportage-boek over het proces tegen Adolf Eichmann, de hoofdadministrateur van de joden-vernieting, ‘Eichmann in Jerusalem. A report on the banality of evil.’ Dat boek bevatte twee elementen waar veel mensen kwaad om werden: de ‘gewoonheid’ van het kwaad uit de ondertitel, kwaad waartoe u en ik onder omstandigheden misschien ook wel in staat zouden zijn; en als tweede de grote rol van de Joodse raden en andere vormen van door de Duitsers afgedwongen ‘joods zelfbestuur’, in de kampen bijvoorbeeld, die er mede voor gezorgd hebben dat de uitroeiing van joden efficiënt verliep, zonder dat daarvoor bovenmatig veel Duits personeel hoefde te worden ingezet.
Deze laatste beschuldiging wekte veel verontwaardiging op omdat die volgens sommigen leek te impliceren dat de joden hun lot voor een deel aan zichzelf te wijten hadden. Arendt zag zich beschuldigd van ‘jüdische Selbsthass’, waarmee een hartstochtelijk afstand nemen van de eigen joodse identiteit werd bedoeld. In de Nederlandse historiografie kwam de in Amsterdam gevestigde Joodse Raad er inmiddels ook erg slecht vanaf: zowel Jacques Presser in zijn ‘Ondergang’, als de rijksgeschiedschrijver van de Bezetting, Loe de Jong, zagen de Joodse Raad als een uiterst bedenkelijke haard van collaboratie met de bezetter in zijn meest euvele plannen.
Het is vermoedelijk deze moralistische traditie waardoor de Nederlandse uitgever van ‘Het verraad van Anne Frank’ en de drie kranten die op de eerste dag zonder enig kritisch weerwoord de inhoud van dit boek als nieuws brachten, geen licht is opgegaan: natuurlijk, de verrader kan heel goed een lid van de Joodse Raad zijn, want die raad was vreselijk fout, zullen ze hebben gereageerd. Dat denkt in ieder geval de Nederlandse historicus Bart van der Boom in een uitstekend artikel in De Groene Amsterdammer. Van der Boom werkt aan een in april te verschijnen boek ‘De politiek van het kleinste kwaad: Een geschiedenis van de Joodse Raad voor Amsterdam, 1941-1943’ (dat ik t.z.t. zeker wél ga kopen).
De strekking van die studie is, als ik het goed begrijp, dat – wat ook verder je morele oordeel kan zijn over de collaboratie van de Joodse Raad – hun medewerking voortkwam uit goede bedoelingen. Verzet, nam men aan, kon door de overmacht van de bezetter tot rampen leiden. Het was beter om te kiezen voor de minste der kwaden en proberen de zaak in goede banen te leiden. Daar kwam nog bij dat, zeker in de eerste oorlogsjaren, nog niet in volle omvang duidelijk was wat er met de gedeporteerde joden zou gebeuren. Je kunt de leden van de Joodse Raad – onder wie volgens de speurneus van de FBI dus vermoedelijk de verrader van Anne Frank – veel verwijten – grenzeloze naïviteit bijvoorbeeld en zoals in veel omstandigheden en crisissituaties zijn er rondom de Raad ook allerlei nare verhalen. Maar fundamentele kwade trouw, dat misschien dus niet, denkt Van der Boom en mij, als leek in deze materie, lijkt dat een redelijk uitgangspunt.
Zoals gezegd: ik heb ‘Het verraad van Anne Frank’ niet gelezen en dat noopt tot terughoudendheid. Maar het lijkt niet overdreven te zeggen dat, in de dagen na die eerste artikelen in NRC, Het Parool en De Volkskrant, een keur aan deskundige historici gehakt heeft gemaakt van het met zoveel poeha aangekondigde boek, waarbij bovendien nog bleek dat op zeer Amerikaanse wijze de drie kranten hadden moeten beloven voor het brengen van de ‘primeur’ geen discordante stemmen aan het woord te laten, of derden zelfs maar op de hoogte te stellen van de inhoud van ‘Het verraad van Anne Frank’.
Het is hier niet de plaats om alle kritiek op het boek nog eens langs te gaan, maar verwoestend was die zeker. Wat de NRC betreft, zag de redactie kennelijk de noodzaak om in een hoofdartikel afstand te nemen van de primeur, eerder rijk verlucht met foto’s aangekondigd op de voorpagina. Een redactionele correctie in de vorm van een hoofdartikel – als je mij vraagt, is dat in de bijna 52-jarige geschiedenis van de NRC niet eerder voorgekomen. Ook het illustreren van een nieuwsartikel met door de uitgever aangeleverde, in scène gezette pr-foto’s is iets wat misschien beter achterwege had kunnen blijven.
Het ziet er niet naar uit dat de makers van ‘Het verraad van Anne Frank’ te kwader trouw hebben gehandeld en evenmin dat zij door antisemitische motieven werden gedreven. Wel door winstbejag, vermoedelijk, en door grenzeloze naïviteit. Dat laatste, lijkt me, zegt iets over de manier waarop de jodenvervolging zich nestelt in het historisch bewustzijn, in Nederland en elders. De bezwering van het kwaad bij officiële herdenkingen neemt steeds plechtiger vormen aan, maar tegelijkertijd neemt het gevoel voor de beleefde werkelijkheid steeds verder af, onder andere omdat de laatste ooggetuigen in deze jaren overlijden.
Het is daarom maar goed dat er ook nog steeds goede boeken verschijnen over de jodenvervolging, die wel proberen inzicht te verschaffen in wat geweest is. Zo’n boek is ‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’ van de Nijmeegse filosofe Ria van den Brandt, zojuist verschenen bij Uitgeverij Verbum, waarvan het gehele fonds is gewijd aan studies over de holocaust. Het boek behelst Nederlandse getuigenissen over ‘Theresienstadt’, een gefortificeerde garnizoensplaats in Bohemen die door de Nazi’s vanaf 1941 werd gebruikt als concentratiekamp voor joodse gevangenen.
Voor velen was ‘Theresienstadt’ een doorgangskamp, op weg naar Auschwitz en andere vernietigingskampen. Het kamp werd aanvankelijk voornamelijk (over)bevolkt door Tsjechoslowaakse en Duitse gedeporteerden die niet zelden in de waan waren gebracht dat hun in Theresienstadt een ‘bevoorrecht’ bestaan zou wachten. De werkelijkheid werd eerder gekenmerkt door overbevolking, besmettelijke zieken, ondervoeding en dwangarbeid. Toch was Theresienstadt in veel opzichten een ‘bijzonder’ concentratiekamp, omdat het in zeker opzicht functioneerde als een joodse stad.
De joodse ‘Selbstverwaltung’ bestond uit een soort Raad van Oudsten die aan de SS verantwoording verschuldigd was maar zich naar de bevolking gedroeg als een autonome autoriteit. Op die manier was er in Theresienstadt een georganiseerde economie, en cultureel leven van lezingen, concerten en toneelvoorstellingen. Zelfs godsdienstoefeningen behoorden tot de mogelijkheden. Theresienstadt was ook een ‘demonstratiekamp’ dat opgeknapt en schoongemaakt, en van zijn overbevolking ‘ontdaan’ werd zodat een delegatie van het Internationale Rode Kruis een goede indruk zou krijgen.
Theresienstadt is ook de plaats waar in 1944 de beruchte propaganda-film ‘Der Führer schenkt den Juden eine Stadt’ gedraaid is, die overigens eigenlijk ‘Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet’ had moeten heten. De film is nooit voltooid. Maker was de beroemde Duitse filmacteur Kurt Gerron, die na 1933 naar Nederland gevlucht was en in 1944 vanuit het doorgangskamp Westerbork naar Theresienstadt was overgebracht om deze film te maken. Daags na voltooing van de opnamen in november 1944 werd hij naar Auschwitz overgebracht en daar vergast.
Gerron was een van de 4887 joden die vanuit Nederland naar Theresienstadt zijn overgebracht – in acht transporten tussen april ’43 en november ’44. De meesten van hen – 60 of 70 procent – waren niet van Nederlandse afkomst, meestal Duitsers, Polen, of Oostenrijkers die na 1933 naar Nederland waren uitgeweken in de hoop daar voor het Nazisme veilig te zijn. Van die 4887 zijn 3009 gedeporteerd naar Auschwitz, 434 mensen bevrijd door een uitwisseling van gevangenen met Zwitserland, 157 gestorven in Theresienstadt en 1287 tenslotte door de Russen bevrijd.
‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’ is helemaal opgebouwd uit getuigenissen van overlevenden die naar Theresienstadt waren overgebracht uit het Nederlandse doorgangskamp Westerbork – het boek is uitgegeven in samenwerking met het Herinneringscentrum Westerbork. Het is dus wellicht eerder een bronnenuitgave dan een historische studie, maar dat maakt wat je leest over het dagelijks leven niet minder huiveringwekkend.
Juist de fictie dat Theresienstadt geen schrede op weg naar de verdelging was, maar ‘gewoon’ een getto waarin joden leefden, stelde de bewoners in staat om zelf de fictie van een ‘gewoon’ leven in stand te houden, met kleine tegenslagen en vreugden. Veel van de getuigenissen in het boek zijn van mensen die als kind in Theresienstadt waren, wat de verhalen een grote overtuigingskracht geeft. Men leefde in Theresienstadt in voortdurende angst, op de (goederen)trein naar ‘het oosten’ te worden gezet, blijkt uit veel verhalen. Bedoeld werden dan Auschwitz en andere vernietigingskampen. Daar moest je niet zijn, dat was de Nederlandse gedeporteerden in Theresienstadt wel duidelijk – zonder dat ze echter in concreto wisten wat daar gebeurde, want er kwam uit Auschwitz nooit iemand terug naar Theresienstadt.
Ik was de narigheid rond ‘Het verraad van Anne Frank’ net een beetje vergeten toen er deze week opeens een reactie verscheen van de geestelijke vaders van dit ‘cold case’-project. De man van de FBI, en zijn Nederlandse kompaan, schrijven hierin ‘erg geschrokken’ te zijn van de reacties op hun project. Zij debiteren vervolgens plichtmatig wat gevoelens van respect, begrip en medeleven voor degenen voor wie de holocaust nog altijd gevoelens van ‘diepgeworteld verlies’ oproept.
Vervolgens leggen ze de kritiek op hun onderzoek en conclusies naast zich neer. Zij hebben namelijk, schrijven ze, niet gekozen voor een ‘historisch wetenschappelijke benadering’, maar voor een ‘opsporingsbenadering’. En kennelijk vinden ze het heel normaal dat je met een andere benadering ook tot heel andere feiten komt. De wereld van de ‘alternatieve feiten’ zoals die met president Trump in de Amerikaanse politiek was opgekomen en dankzij allerlei complotdenkers ook in Nederland een deel van het maatschappelijk en politiek debat heeft geïnfecteerd, is nu kennelijk ook in de bestudering van de geschiedenis aangekomen.
Ria van den Brandt: ‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt”. Getuigen van Theresienstadt. In samenwerking met Guido Abuys. Uitgeverij Verbum, 2022.
Jacques Presser: ‘Ondergang’ is digitaal raadpleegbaar op de site van DBNL.
A.J.J. Meershoek: ‘Dienaren van het gezag’ is raadpleegbaar in een digitaal depot van de UvA.
Het genoemde artiokel van Bart van der Boom, ‘Het beeld van de oorlog’, staat op de site van De Groene Amsterdammer.
Het genoemde artikel van Leon de Winter (‘Ein Jude wird zum Verräter des ikonischen Gesichts des Holocausts gemacht – vor den Augen der Welt und basierend auf nichts als dünner Luft’) staat op de (betaal)site van de NZZ.
Afbeeldingen: 1. Aankomst van een transport Nederlandse joden in Theresienstadt. (Beeldbank WO2-NIOD, 67835). 2 en 3. Publiciteitsfoto’s van Proditione/Vince Pankoke, als afgedrukt in de NRC van 17-1-2022.


Geef een reactie