
Dit is Clara. Nee, niet dat benige type op de voorgrond, maar de vredig grazende rinoceros die achter hem staat. ‘Juffrouw Clara’, zoals zij meestal genoemd werd, was in 1738 in Assam – in India dus – geboren, arriveerde in 1741 in Leiden en overleed in 1758 in Londen. De maandenlange reis per zeilschip naar Europa moet ingewikkeld zijn geweest – een rinoceros heeft per dag wel zeventig kilo gras en ander groenvoer nodig. Vanaf 1746, twaalf jaar lang, toerde Clara door Europa, aan de hand van haar ‘impressario’, een gewezen kapitein van de Verenigde Oostindische Compagnie. Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, Italië, Engeland – overal waar Clara kwam, baarde ze veel opzien. Clara was niet de eerste rinoceros die in de Moderne tijd Europa bereikte, maar vier eerdere individuen hadden maar kort geleefd – de eerste kwam om bij een scheepsramp op weg naar Rome in 1516, waar het dier aan de paus ten geschenke zou worden gegeven.
Clara bracht tijdens haar tournee op sommige plaatsen een ware rage teweeg – er zijn pendules bekend met haar afbeelding, en gordijnstoffen en behang met haar portret. In Berlijn kwam de Pruisische koningin Frederik de Grote haar bewonderen, en in Versailles deed Lodewijk XV een bod, maar de eigenaar wilde haar niet kwijt. Clara werd in een door paarden getrokken wagen Europa doorgevoerd, en soms ging ze ook per schip langs de Rijn of een andere rivier. Ze is meerdere malen door kunstenaars afgebeeld, hier door de tekenaar Jan Wandelaar, voor een anatomische atlas.
Voor de organisatoren van ‘Les origines du monde’, een expositie in het Parijse Musée d’Orsay over de ‘uitvinding van de natuur in de XIX-de eeuw’, is de fascinatie voor Clara tekenend voor het kruiend natuurbegrip in de ‘lange’ Negentiende Eeuw: van de natuur als een stabiel, door God geschapen decor en speeltuin voor de superieure mens, tot een rijk geschakeerde wereld van planten en dieren, die ontdekt, beschreven en begrepen dient te worden. In de tweede helft van de XIX-de eeuw won, vooral door het werk van Charles Darwin, het inzicht veld dat de mens niet heer en meester over de natuur is, en zelfs geen rentmeester in Gods dienst, maar een dier als andere. Het is een merkwaardige paradox: in dezelfde eeuw waarin de mens begrijpt dat zijn plaats in de natuur structureel veel bescheidener is dan hij eerder aannam, slaagt hij er tegelijkertijd in die natuur – en de aarde in het algemeen – steeds beter te leren kennen en ten eigen bate te exploiteren.
De premisse van ‘Les origines du monde’ is dat wetenschap en kunst bij de ‘ontdekking van de natuur’ in de XIX-de eeuw gelijk op zijn gegaan. Of die stelling helemaal kan worden waargemaakt, lijkt me een beetje de vraag – afgaand op de catalogus dan, want helaas was schrijver dezes niet in de gelegenheid naar het Musée d’Orsay af te reizen. Veel interessants te zien is er zeker. Opvallend is dat, de hele Negentiende Eeuw door, ondanks groeiend inzicht in de natuur en de onmogelijkheid van het Bijbelse Scheppingsverhaal, referenties aan de Heilige schrift in zwang blijven als het om de natuur gaat. Zo wordt bovengenoemde Clara aan het publiek gepresenteerd als de ‘Behemoth’ uit Job 40:15-24. (Hedendaagse Bijbel-vertalingen schrijven daar meestal ‘nijlpaard’ in plaats van ‘neushoorn’). En de expositie begint met een spectaculair doek van de Italiaanse schilder Filippo Palizzi (1818-1899), ‘Na de zondvloed’. We zien de dieren vlak na het verlaten van de Ark van Noach – over elkaar heen buitelend en geen mens in zicht. (Tekst gaat door onder afbeelding).

Dat de mens een dier is, en de aarde miljoenen jaren ouder dan op grond van het Bijbelse Scheppingsverhaal werd aangenomen, is een inzicht dat pas geleidelijk is doorgedrongen – in de Verenigde Staten wil een niet onaanzienlijk deel van de bevolking er trouwens nog steeds niet aan, naar het schijnt. Ontdekkingsreiziger na ontdekkingsreiziger, geleerde na geleerde hebben de nieuwe inzichten verbreid, soms gissend, soms blunderend, maar op den duur toch een heel nieuw wetenschappelijk inzicht verbreidend, dat – onder verstandige mensen althans – consensus is geworden. Het grote kantelpunt daarbij was natuurlijk toch de publicatie in 1859 van ‘The origin of species’ van Charles Darwin, waarin deze geleerde zijn theorie van de ‘natuurlijke selectie’ uiteen zette. Een eeuw van voortschrijdend inzicht lijkt in dit moment te hebben geculmineerd en ook veel sluimerend ongenoegen over het kruiende beeld van de natuur, en de gereduceerde betekenis van de mens in die natuur, lijkt zich op Darwin te hebben gericht. Zo is daar het alom gehoorde verwijt dat Darwin zou hebben beweerd dat de mens van de apen afstamt – overigens een onjuist verwijt, want Darwin opperde slechts de mogelijkheid van een gemeenschappelijke voorouder. (Tekst gaat door onder de afbeelding).

Darwins ideeën over natuurlijke selectie hebben natuurlijk ook tot veel ongezonde denkbeelden geleid – zoals wat wel ‘sociaal-darwinisme’ wordt genoemd – de gedachte dat in het gehele maatschappelijke en internationale leven een strijd op leven en dood gaande is, en dat die ook gevoerd moet worden op straffe van de eigen ondergang. Tegen Darwins ideeën in wordt de gedachte aan ‘evolutie’ ook vaak opgevat als een lineair proces in de richting van perfectie van de natuur of, voor de meer sombere geesten onder ons, de ondergang van het mensdom door voortdurende degeneratie. Die laatste gedachte ligt op de expositie ten grondslag aan dit doek van Edvard Munch, ‘Erfelijkheid’ uit 1905. (Tekst gaat door onder afbeelding).

In tenminste één opzicht is Darwins werk van directe betekenis voor de XIX-de eeuwse kunstbeoefening: schoonheid, denkt de Britse geleerde, is een gegeven van strategische betekenis voor de overleving van een soort. De menselijke vrouw, en net zo goed de pauw zetten hun schoonheid in bij het rekruteren van een sterke partner bij de voortplanting.
De meest actuele invalshoek wat betreft de verhouding mens-natuur komt in het Musée d’Orsay slechts zijdelings ter sprake. Het is de gedachte dat de mens als soort sinds de XIX-de eeuw zo overheersend is op de aardbol, dat hij de nog maar net ‘ontdekte’ natuurlijke rijkdom aan het vernietigen is – door klimaatverandering, door een drastische reductie van het aantal soorten planten en dieren en wat dies meer zij. De mens is niet alleen deel van de natuur, hij is er ook de vijand van, lijkt het soms. Maar de natuur zet hem dat ruimschoots betaald: de snelheid waarmee het Corona-virus schijnbaar toevallig nieuwe en steeds aanstekelijker varianten ontwikkelt die het mensdom belagen, staaft alleszins Darwins theorie van natuurlijke selectie. De natuur is voor de mens dus net zo goed een bedreiging, als andersom. Als de mens overleeft lijkt dat een voedingsbodem voor nog vele eeuwen kunst.
‘Les origines du monde’ is nog tot 18 juli te zien in het Musée d’Orsay. Toegangsbiljetten met een tijdslot zijn te koop via de website van het museum, https://www.musee-orsay.fr
Alle afbeeldingen bij dit blog komen uit de catalogus van de tentoonstelling:
Les origines du monde. L’invention de la nature au XIXème siècle. Uitg. Musée d’Orsay / Gallimard 2020.