Jef Last – wat blijft is de vertedering

‘Bestaat er een raarder leven dan het mijne?’ heet de alleraardigste biografie van Rudi Wester over de Nederlandse schrijver Jef Last (1898-1972). Last was een bijzondere, en ook een moeilijke man, zo wordt uit het boek overweldigend duidelijk: altijd financieel aan de grond, altijd in crisis, altijd geheel op zichzelf betrokken waardoor het niet eenvoudig was om met hem getrouwd, of zijn kind te zijn. Maar tegelijkertijd was hij ook hyperactief en vaak moedig: als strijder in de Spaanse burgeroorlog, als extreem-links dichter en schrijver in de jaren Dertig, als verzetsman in de jaren 40-45. En niet te vergeten als bijzonder actief homoseksueel: waarheen Lasts avonturen hem ook voerden, bijna overal was er sprake van seksuele ontmoetingen met jonge jongens, liefst ruwe, ongepolijste arbeiders, zeelieden e.d.

Biograaf Wester benadert haar onderwerp met veel empathie – vermoedelijk een onmisbaar element voor iedere goede biografie. Je zou zelfs kunnen zeggen dat Wester in het boek – waaraan zij met tussenpozen meer dan dertig jaar gewerkt heeft – Last nogal nadrukkelijk in bescherming neemt. Dat begint al met de inschatting van het blijvend belang van Lasts oeuvre. Schrijver dezes wil zich geenszins opwerpen als iemand die met kennis van zaken kan oordelen over het relatief belang van Nederlandse letterkundigen in de XX-ste eeuw. Maar enige scepsis lijkt geboden bij een auteur die in 1933 in het mede door hem opgerichte tijdschrift ‘Links richten’ zo luid de superioriteit van de revolutionaire letterkunde bezingt – een pretentie die trouwens al spoedig in duigen valt als de ‘burgerlijke’ dichter Hendrik Marsman als ‘S. Waas’ een aantal prulgedichten opzendt naar ‘Links richten’ waarvan er eentje, ‘Rood front’, nog geplaatst wordt ook.

Zeker, nu we bijna een eeuw later weten dat het allemaal nergens op uitliep, al die vastberaden solidariteit met de Sovjet-Unie, ligt lankmoedigheid voor de hand. Die bestond trouwens in de jaren dertig ook al: het is heel opvallend hoe de door Last zo scherp veroordeelde ‘burgerlijke’ critici, die een volgens de revolutionaire schrijver achterhaalde scheiding aanbrengen tussen de boodschap in een litterair werk en de vorm waarin het werk is gegoten, ijskoud blijven doorgaan met Lasts werk te recenseren – kennelijk had toen al de overtuiging postgevat dat het met al die revolutie nog wel meeviel. En nu, in de XXI-ste eeuw, is Last definitief ongevaarlijk geworden. Niets hoeft de lezer er nog van te weerhouden om, aan de hand van biograaf Wester, Last te appreciëren om zijn buitenissig leven en de grote volharding waarmee hij in het leven zijn eigen, veelal originele weg is gegaan, ver van economische- of burgerlijke conventies. Last lijkt geen revolutionair meer, eerder een haast vertederende eenling.

Ondanks het vele dat Wester boven water heeft gekregen over het leven van Last voor- en na de jaren Dertig – het meest belangwekkend blijven toch de jaren waarin de Nederlandse schrijver in een baan om de Sovjet-Unie cirkelde. Hij bezocht enkele malen de USSR, ontmoette belangrijke figuren uit het litteraire Sovjet-establishment als Ilja Ehrenboerg en Michail Koltsov en schreef zelfs in Sovjet-bladen. Maar zijn voornaamste ‘claim to fame’ is toch wel zijn vriendschap, vanaf 1934, met een écht grote schrijver: de Fransman André Gide (1869-1951).

Gide was in veel opzichten de tegenpool van Last: een broze estheet, en puissant rijk. Dat ze elkaar leerden kennen, hing ermee samen dat Gide – in het licht van het opkomend fascisme – zich geroepen voelde tot antifascistisch engagement. Het lag voor de hand je dan aan te sluiten bij een internationale antifascistische beweging onder intellectuelen als de ‘Association des écrivains et artistes révolutionaires’ die – naar pas geleidelijk duidelijker werd – door Moskou gecontroleerd werd. Gide ontpopte zich tot een belangrijke verschijning op diverse congressen van deze ‘AEAR’ en flirtte ook met de communistische idealen, zonder dat dit overigens in zijn litteraire werk tot uitdrukking kwam. Gide’s inzet bleef beperkt tot zijn persoon en zijn openbare standpuntbepalingen. Toch was Moskou zeer blij met Gide’s engagement, want deze auteur had in Frankrijk min of meer de status van ‘nationaal geweten’, als Victor Hugo in de XIX-de eeuw.

Er bestaat een foto van de bijeenkomst, eind 1934 in de Salle Pleyel, waarbij Gide en Last elkaar hebben leren kennen. Tussen hen in zit André Malraux, ook actief in het intellectueel antifascisme van deze jaren. Gide, schijnt het, was zeer gecharmeerd van een toespraak van Last, die een begenadigd redenaar was. Hij nodigde hem uit bij hem te logeren in zijn ruim bemeten appartement in de Rue Vanneau, waar Last nog vele jaren terecht kon als hij in Parijs was. De vriendschap tussen beide heren was niet seksueel van aard, in die zin dat ze met elkaar naar bed gingen – denkt Wester. Maar ze hadden natuurlijk wel een non-conformistische seksualiteit gemeen: Last hield het bij zijn potente jonge jongens, waar Gide alleen geïnteresseerd was in kinderen en zijn belangstelling verloor bij de eerste tekenen van puberteit. Gide was wat destijds een ‘pederast’ genoemd werd – het woord ‘pedofiel’ moest nog worden uitgevonden. Tijdens een gemeenschappelijke vakantie in Marokko konden beiden hun verlangens ten volle uitleven.

Dat gold niet voor hun volgende gezamenlijke reis, die wereldberoemd zou worden. De Sovjet-Unie nodigde Gide uit voor een bezoek aan het arbeiders- en boerenparadijs, waar Josef Stalin in 1936 de touwtjes stevig in handen had. De bedoeling was dat de steun van Frankrijks meest prestigieuze schrijver de USSR verder glans zou verlenen als hoop van de progressieve mensheid. Maar dat pakte anders uit. Het begin was nog volgens plan: staande op het mausoleum van Lenin op het Rode plein, met Stalin naast zich, mocht de Franse gast een grafrede afsteken voor de zojuist overleden schrijver Maksim Gorki, nog onwetend van de geruchten dat deze auteur wellicht in Stalins opdracht vermoord was. Het ging mis toen de rondreis door de Sovjet-Unie begon en Gide en zijn gezelschap, waarvan Last deel uitmaakte, in straf tempo van officiële ontvangst naar officieel diner naar officiële excursie werden gevoerd. Tot elke prijs werd vermeden dat de hoge gast ongecontroleerde, ongeplande ervaringen zou opdoen. Zelfs voor enig erotisch entertainment werd gezorgd: toen Gide in de Georgische hoofdstad Tbilisi de openbare zwavelbaden wilde bezoeken, had de geheime dienst gezorgd voor een peloton welgevormde, naakte soldaten om de sensuele ervaring mee te delen.

Gide liet zich echter niet in de luren leggen. Hij onderkende wat veel andere ‘fellow travellers’ – intellectuelen die het Sovjet-experiment het voordeel van de twijfel wilden geven – probeerden te ontkennen, of weg te zetten als niet-essentiële onvolkomenheden: dat het Sovjet-experiment was ontaard in een bureaucratisch en dictatoriaal bewind rond één man, dat de repressie overal was, dat de arbeiders waar de propaganda de mond van vol had schandelijk werden bedrogen en dat tegenover hun armoede de privileges en weelde stonden waaraan een nieuwe kaste van partijbonzen en andere bevoorrechten zich te buiten ging. Ook de persoonsverheerlijking rond Stalin stond Gide heftig tegen.

Na terugkeer in Frankrijk legde Gide zijn reisindrukken neer in een boekje, ‘Retour de l’U.R.S.S.’ Haarfijn legt Gide daarin bloot wat er in 1936 mis is met de Sovjet-Unie. Hij beschrijft de lange rijen voor winkels waarin goederen van inferieure kwaliteit te koop zijn, hij beschrijft de algehele indolentie waarin de bevolking lijkt te vervallen, de volstrekte geestloosheid van de officieel goedgekeurde kunst en nog heel veel andere schaduwzijden van de USSR. Een paar maanden later verschijnt ook nog ‘Retouches à mon retour de l’U.R.S.S.’, waarin Gide ingaat op de dan in gang gezette politieke schijnprocessen, de zogeheten Moskouse processen, waarbij prominente Sovjet-leiders van weleer er , niet zelden door marteling, toe zijn gebracht te bekennen dat zij verraders zijn. Dit onderwerp heeft mede Gide’s belangstelling omdat hij zich schuldig voelt over een incident tijdens zijn rondreis. In Moskou had Nikolaj Boecharin, later een van de prominentste slachtoffers van de Moskouse processen, Gide om een onderhoud onder vier ogen gevraagd, maar deze had dat afgewezen – de gesprekken met Sovjet-hotemetoten kwamen hem de neus uit. Achteraf leek het echter niet ondenkbaar dat Boecharin bij de beroemde Franse gast op de een of andere manier bescherming had gezocht, of althans had gewild dat iemand de waarheid wist.

Jef Last was in 1936 geen voorstander van de publicatie van Gide’s kritische reisverslagen. Hij deed een vergeefs beroep op zijn vriend, af te zien van publicatie. Niet dat Last geen bedenkingen had bij hun gemeenschappelijke reiservaringen. Zo was hem opgevallen dat de vrienden en kennissen die hij tijdens eerdere bezoeken in 1932 en 1934 had opgedaan in het litterair milieu in Moskou, in 1936 allen spoorloos verdwenen leken. Maar Last bleef voorshands trouw aan de Sovjet-Unie – hij was trouwens op dat moment ook lid van de Nederlandse communistische partij, de CPH (later CPN). En die trouw werd nog versterkt toen de Spaanse burgeroorlog uitbrak en de Sovjet-Unie met Mexico zo’n beetje het enige land bleek dat zich bereid verklaarde de Spaanse republiek bij te staan in de strijd tegen de fascisten van Franco.

Gide’s kritiek op de Sovjet-Unie leidde tot een ongekende haatcampagne tegen de schrijver in de communistische- of de Sovjet-Unie welgezinde pers. Gide, tot voor kort bewierookt als een visionaire geest, heette nu een verrader van de laagste soort en ook zijn seksuele ‘decadentie’ ontsnapte niet aan de aandacht van zijn critici. Last, die Gide op zijn rondreis vergezeld had, zag zich niet beloond voor zijn voortgezette loyaliteit aan de Sovjet-Unie. Aan het front bij Madrid vocht Last met Spaanse arbeiders dapper mee tegen de fascisten – dus niet in de Internationale Brigades, naar Wester heeft vastgesteld. Zijn vriendschap met Gide maakte Last evenwel verdacht bij de agenten van Moskou die – zoals George Orwell heeft beschreven in ‘Hommage to Catalonia’ – aan de republikeinse kant de strijd inzetten tegen trotskisten en andere niet-Moskou-getrouwen en daarbij niet terugschrokken voor liquidaties. In het licht van dit gevaar verliet Last Spanje. Niet lang daarna zegt hij zijn lidmaatschap van de CPN op.

Dat Jef Last misschien niet begiftigd was met een visionair politiek inzicht, in tegenstelling tot zijn vriend Gide, is iets wat zijn biograaf hem graag wil vergeven. Wester heeft inmiddels alle aandacht voor de schaduwzijden van Lasts optreden: haar empathie staat een koele beschrijving van ook de minder verheffende kanten van zijn persoonlijkheid niet in de weg. Maar één keer laat zij merken dat iets haar te ver gaat – namelijk bij de gedachte dat Last zijn oudere vriend Gide vermoedelijk behulpzaam is geweest bij het vinden van kinderen voor het liefdesspel. Dat zou je eigenlijk liever niet willen weten, schrijft Wester dan.

Inderdaad staat de bijna naïeve, vanzelfsprekende manier waarop Last omgaat met hun beider seksuele voorkeur, en daarover schrijft, heel ver af van de manier waarop daar nu over gedacht wordt. In zekere zin vervreemdt dat de lezer ook van het vertelde verhaal, misschien nog wel meer dan het feit dat hondentrouw aan de Sovjet-Unie ons nu buitenissig voorkomt. Last heeft in een in 1966 verschenen boek, ‘Mijn vriend André Gide’, openhartig en onbesmuikt een boekje opengedaan over de seksuele praktijk van Gide, en ook over zijn eigen. De jaren Dertig waren een fijne tijd voor een homoseksueel zoals hij, schrijft hij: overal in Europese steden had je wijken waar je jongens aantrof en in Amsterdam waren wel tien ‘kitten’ waar je met een jongen naar boven kon.

Die seksuele wereld is niet langer de onze – in het bijzonder seks met kinderen is zozeer in de taboe-sfeer geraakt dat, om met de Franse socioloog Pierre Verdrager te spreken, veel mensen zich nauwelijks een ernstiger misdaad dan pedofilie – liefst omschreven als pedo-criminaliteit – kunnen voorstellen. Last schreef in de jaren zestig in een tijd waarin sommigen ervan uitgingen dat op den duur seks met minderjarigen uit de taboe-sfeer zou komen, net als homoseksualiteit. Befaamde intellectuelen, zoals Michel Foucault, achtten dat ook wenselijk en zagen in het verbod op seks met minderjarigen gewoon nog een repressief mechanisme van de staat tegen de seksuele ontplooiing van de mens.

Het is anders gelopen. Pierre Verdrager beschrijft in zijn interessante studie ‘Le grand renversement’ hoe met de verregaande emancipatie van de homoseksualiteit en de opkomst van het moderne feminisme, de pedo-seksualiteit juist helemaal in het verdomhoekje terecht is gekomen. En reken maar dat dit ook geldt voor literatoren, getuige de affaire Gabriel Matzneff in Frankrijk. Decennialang heeft deze schrijver in woord en geschrifte zijn erotische en seksuele liefde voor kinderen beleden, maar vorig jaar werd hem dat opeens fataal, met uitgeverijen die zijn werk niet meer willen voeren en werkbeurzen die worden ingetrokken.

Niet alleen de politieke omstandigheden maar ook de zedelijke context waarin het leven van Jef Last zich voltrekt, verschillen dus zozeer van de onze dat ik bij lezing van deze biografie moeite had te bedenken dat dit alles minder dan een eeuw geleden beleefd en gedacht is – zo vreemd lijkt alles in zekere zin. ‘Raar’ – dat leven van Last? Ach, misschien is het eerder de wereld die raar is.

Rudi Wester: Bestaat er een raarder leven dan het mijne? Jef Last 1898-1972. Prometheus 2020.
Pierre Verdrager: Le grand renversement. Armand Colin, Parijs 2021.

Afbeeldingen: 1. Gide en Last (in een Spaans uniform tijdens de Spaanse burgeroorlog). 2. Gide, Malraux en Last tijdens een demonstratieve vergadering tegen het fascisme in Parijs in 1934. 3. Gide leest op het Rode plein in Moskou een lofrede op Maksim Gorki voor, terwijl Stalin goedkeurend toekijkt. 4. Gide in een ongedwongen ontmoeting met Sovjet-jeugd tijdens zijn rondreis in 1936.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑