Alain Finkielkraut, een gekwelde filosoof trekt ten strijde

‘Toerisme zou verboden moeten worden’, citeert de Franse filosoof Alain Finkielkraut in zijn autobiografisch essay ‘À la première personne’ de Duitse wijsgeer Martin Heidegger. Dat is een van Finkielkrauts helden van de geest, althans totdat een aantal jaren geleden uit tot dan ongepubliceerde ‘Schwarze Hefte’ bleek dat Heidegger een verstokte antisemiet was. Heidegger heeft zijn afkeer van toerisme niet opgeschreven – het is een citaat uit de tweede hand. Maar het is een gedachte naar Finkielskrauts hart, en aanleiding tot een fraaie boutade over hoe drommen toeristen overal ter wereld al het bijzondere ontnemen aan steden en bezienswaardigheden. Bewoners van de binnenstad van Amsterdam zouden zich er onmiddellijk in kunnen vinden.

Elke keer als ik de filosoof Alain Finkielkraut op de Franse televisie zie – en dat is vrij regelmatig want hij wordt vaak om zijn mening gevraagd – vraag ik me af of het wel helemaal goed gaat met hem. Vanachter een metalen voorwerp van het soort dat mijn ouders ‘een ziekenfondsbril’ plachten te noemen, lijkt de in 1949 geboren filosoof permanent ten prooi aan stijgende woede – ongeacht het onderwerp, en vooral – wat al snel gebeurt – wanneer hij wordt tegengesproken. De ogen schieten achter de bril heen en weer, de haardos lijkt van de schedel los te komen, steeds fellere, speeksel-rijke boutades wellen hem van de lippen.

Daarmee veroorzaakt hij nogal eens verontwaardiging, wat natuurlijk ook wel de opzet is van degenen die hem voor een tv-uitzending uitnodigingen. Soms loopt dat nogal uit de hand, zoals vorige maand in een uitzending van de nieuwszender LCI. Het onderwerp was de door de Franse feministe Caroline de Haas bepleite boycot van ‘J’accuse’, de nieuwe film van Roman Polanski, tegen wie – vaak al zeer oude – beschuldigingen wegens verkrachting zijn ingebracht. Finkielkraut, in een poging zijn opposant belachelijk te maken, riep tijdens het debat mannen op om vooral vrouwen te verkrachten: ‘Ik verkracht elke avond de mijne, en dat kan haar geen barst schelen’. Hier dat moment. (Tekst gaat door onder video).

Niet geheel onverwacht is deze hyperbool in brede kring niet in dank afgenomen, en beschouwd als – op z’n minst – een lichtvaardige vergoelijking van verkrachting. Een storm van kritiek stak op, waarbij Finkielkrauts onsmakelijke oproep geheel werd losgezongen van de context van het debat en de – naar we mogen hopen – ironische bedoelingen van de filosoof, die zich in het verleden heeft laten kennen als een fervent verdediger van de sentimentele liefde. Op internet circuleert een petitie om Finkielkraut zijn als sinds de jaren tachtig bestaande debat-programma ‘Répliques’ op de radiozender France Culture af te nemen.

Het was echter zeker niet voor het eerst dat Finkielkraut heftige beschuldigingen naar het hoofd geslingerd kreeg en de piekerige filosoof het verwijt trof dat hij een stem geeft aan de zwartste reactie. Begin dit jaar kwam hij in het nieuws toen ‘gilets jaunes’ Finkielkraut op straat in Parijs belaagden. Hij kwam, op weg naar huis, toevallig langs hun demonstratie. Finkielkraut heeft veel geschreven en gesproken tegen antisemitisme van links – dat was hier kennelijk de aanleiding.

De man die in de video hieronder de meest dreigende houding aanneemt, heeft voor zijn optreden deze maand zes maanden voorwaardelijk gehad. Maar hij is zeker niet de enige die ‘vuile jood’ roept. De video laat – dit even terzijde – zien wat een merkwaardig amalgaam van tot voor kort marginale politieke groepen en stromingen als ‘gilets jaunes’ de Franse straat poogt te veroveren. In de betogingen zie je bijvoorbeeld vaak de Franse lelie, symbool van de monarchisten, en vlaggen van de fascistische Bretonse bevrijdingsbeweging die in de jaren veertig in Nazi-Duitsland de bevrijders zag. En antisemieten dus, van links en rechts. (Tekst gaat door onder video).

Weinig filosofen kunnen er op bogen, zulke heftige reacties op te roepen. Misschien hangt het er mee samen dat Finkielkraut een wijsgeer van een bijzonder type is – geen systeembouwer in een ivoren toren, maar iemand die voortdurend ingrijpt bij actuele ontwikkelingen. Dat was ook de karakterisering waarmee de historicus Pierre Nora hem in 2014 welkom heette als lid van de Académie Française. “U omschrijft zichzelf als filosoof en schrijver. Maar een filosoof van een bijzonder type, geen beroepsmatige filosoof. U deelt met de generatie van hen die in 1968 twintig waren de bewegelijkheid die U in staat stelt om, in het voetspoor van Michel Foucault, de wijsbegeerte te leiden naar thema’s die niet aan de orde kwamen in de klassieke wijsgerige praktijk, en aan te tonen hoe de wijsgerige benadering van belang is bij actuele vraagstukken, die eerder vooral het exclusief terrein van sociologen en historici waren. En in één klap wordt u daarbij een denker met wie je meedenkt, of tegen wie je in denkt”.

Ook bij de intrede van Finkielkraut in de Académie Française, een prestigieus gezelschap dat onder andere waakt over de Franse taal, was er overigens sprake van heftig verzet. De man met de bril geldt ook voor vele intellectuelen immers als een verstokte reactionair, die het contact heeft verloren met de idealen van de Verlichting en de Franse Revolutie. Misschien om de indruk weg te nemen dat hij heult met racisme en extreem-rechts – hij zou trouwens niet het eerste lid van de Académie zijn die dat deed – lijkt Finkielkraut ‘À la première personne’ te hebben geschreven. Het is een enigszins chaotisch uitgevallen boekje – geen echte autobiografie maar wel dus in de eerste persoon enkelvoud geschreven – waarin Finkielkraut een poging doet, uit te leggen hoe hij tot zijn huidige standpunten is gekomen.

Ooit, kort na 1968, was hij maoïst, lezen we. Maar al snel ontwikkelde hij bezwaren tegen de ‘idées reçues’ van zijn jonge jaren. Niet alleen tegen de politieke consensus van de jaren zeventig – Finkielkraut behoorde tot de groep der zogeheten ‘Nouveaux philosophes’ die zich tegen het onder Franse intellectuelen nog oppermachtige Marxisme keerden – maar met name ook tegen de ‘seksuele revolutie’. Samen met Pascal Bruckner schreef hij in 1977 ‘Le nouveau désordre amoureux’, een pleidooi voor de sentimentele traditie in de liefde en het primaat van gevoelens, tegen de consumptieve, tot weinig gevoel verplichtende moraal van de ‘seksuele revolutie’.

Een andere vroege denkrichting betrof Jodendom en Israël – Finkielkrauts ouders zijn overlevenden van de Shoah. In ‘À la première personne’ beschrijft hij hoe hij zich aanvankelijk tot een militante Joodse activist wilde ontwikkelen. Dat was onder invloed van ‘Réflexions sur la question Juive’ (1946) van Jean-Paul Sartre, die ‘authentieke’ Joden, die voor hun Jood-zijn uitkwamen, had onderscheiden van ‘niet-authentieke’ Joden die een beetje laf probeerden op te gaan in de massa. Geleidelijk aan ontwikkelde zich bij Finkielkraut het besef dat het nastreven deze ‘authenticiteit’ zonder betekenis was – de Shoah behoort immers tot het verleden en ‘nooit meer Auschwitz’ tot het centrale thema van je denken maken, maakt je tot iemand van een andere tijd.

Fel keert zich Finkielkraut echter tegen Holocaust-ontkenners en andere antisemieten, vooral die ter linkerzijde. Die zijn in sommige segmenten van links Frankrijk zeer duidelijk aanwezig en hun redenering is dezelfde als de antisemieten in de Britse Labour-partij, waarvan Jeremy Corbyn zich maar zo moeilijk kan distantiëren. De waangedachte in deze kring is meestal dat Joden, gezien hun belangrijke economische positie en macht (arme Joden bestaan kennelijk niet in zulke redeneringen) moeten worden gezien als behorend tot de bezittende klasse. Het kan dus niet waar zijn dat de kapitalisten – fascisme wordt hier gezien als een uitwas van het kapitalisme – zijn overgegaan tot de grootscheepse liquidatie van leden van hun eigen klasse.

Voor de meest extreme antisemieten, zoals de vorig jaar overleden Robert Faurisson, hebben de gaskamers van Auschwitz eenvoudig niet bestaan. Niet alle antisemieten gaan zo ver, maar ook ter linkerzijde, bij de ooit ook in Nederland zeer bewonderde linkse theoreticus Roger Garaudy bijvoorbeeld, heeft de gedachte postgevat dat de grote betekenis die wordt toegekend aan de nagedachtenis Holocaust een propagandatruc is, om de arbeidersklasse af te houden van het besef van zijn klasse-belang – een ‘vals bewustzijn’ ingang te doen vinden, in orthodox-marxistische termen. Tegen zulke redeneringen heeft Finkielkraut sinds de jaren zeventig vaak fel gepolemiseerd. Evenals trouwens tegen elke gelijkstelling van het Israëlisch optreden tegen Palestijnen met de Holocaust.

Door zijn vijanden wordt Finkielkraut vaak voor ‘zionist’ uitgemaakt, maar dat is hij helemaal niet. Hij is trouwens wel meer niet waarvoor hij vaak wordt uitgemaakt – ‘racist’ bijvoorbeeld. Dat verwijt komt vooral van degenen die hem verwijten dat hij waarschuwt voor het ontstaan van een ‘tegen-maatschappij’ onder Franse moslims. Zeker is Finkielkraut een nationalist, en wel een die – zoals hij schrijft – “vreest voor de overleving van de nationale gemeenschap”. Maar zijn nationalisme heeft – anders dan bij traditionele nationalistische Franse auteurs als Maurice Barrès (1862-1926) – niets te maken met de trits familie-ras-natie. Finkielkraut ziet zich als een navolger van Charles Péguy (1873-1914), een buiten Frankrijk niet zeer veel gelezen auteur die fervent katholicisme en brandende vaderlandsliefde paarde aan republikeinse overtuigingen en de verdediging van Dreyfus tegen het antisemitisme.

De natie is dus, in de tradities van de Verlichting eerder dan de Romantiek, bij Finkielkraut een culturele gemeenschap, en niet gekenmerkt door afkomst of ethnische afstamming. Péguy is ook in die zin lichtend voorbeeld voor Finkelkraut, omdat hij als een man van eenvoudige komaf de mogelijkheden van de Franse Republiek benutte, door opleiding deel te krijgen aan de nationale cultuur, de ‘Civilisation française’. Van grote invloed was ook de Tsjechoslowaakse schrijver Milan Kundera, die in 1975 naar Frankrijk emigreerde. Van hem leerde Franse filosoof, schrijft hij, dat er een Europese cultuur bestaat die het waard is verdedigd te worden.

Het boek verandert geleidelijk van een autobiografische schets in een repertorium van de vele intellectuele slagvelden waarop Finkielkraut zich beweegt. Behalve door de bestrijding van links antisemitisme, en bestrijding van hedendaagse ‘idées reçues’ van anti-racististen en feministen, en de verdediging van de Franse en Europese civilisatie, wordt zijn denken vooral bepaald door een cultuur-pessimistisch onbehagen. Het intellectueel debat wordt, zelfs in Frankrijk, steeds meer bepaald door de summiere kretologie zoals je die bijvoorbeeld op Twitter ziet, constateert Finkielkraut. Steeds vaker moeten argumentatie en gedachtenwisseling wijken voor uitingen van haat.

Wie de waan van de dag – of wat Finkielkraut daarvoor houdt – niet deelt, of er zelfs maar kanttekeningen bij plaatst – dreigt excommunicatie, meent de wijsgeer. Die waan – of wanen, want de ideologische modes wisselen elkaar snel af – is in de plaats gekomen van elke werkelijke culturele vorming, ook in het onderwijs. Elke hiërarchie in cultuur wordt verworpen, ten gunste van een wezenloos streven naar kosmopolitische diversiteit, waarbij alles nog slechts een kwestie van persoonlijke voorkeur is. Dit ‘universalisme’ verwerpt Finkielkraut, omdat “het alles klein maakt” en ‘erkentelijkheid’ voor de cultuur van het verleden vervangt door ‘achterdocht’. Op dit gebied komt de Heideggeriaan in Finkielkraut duidelijk om de hoek kijken.

Maar om even terug te komen uit de vraag uit het begin: gaat het wel goed met Finkielkraut? Twintig jaar geleden hem ik hem eens geïnterviewd – nog voordat hij door sommigen voor rechtse reactionair werd uitgemaakt. Ook toen had hij al die nerveuze onrust, intellectueel en fysiek, die in tv-interviews zo opvallen. Een pose is die nervositeit niet, denk ik: hier is een man die nadenkt alsof de duivel hem op de hielen zit. In ‘À la première personne’ schrijft hij soms wel eens de neiging te hebben er het bijltje er bij neer te gooien – moe van de strijd tegen ‘een verbond tussen een politieke elite en gepeupel’. Maar hij gaat door, met de onmiskenbare ijdelheid van een roepende in de woestijn. Gelukkig is de benoeming tot lid van de Académie Française er eentje voor het leven.

Alain Finkielkraut: À la première personne. Éditions Gallimard, 2019.

Sinds 1985 leidt Finkielkraut wekelijks op de publieke radiozender France Culture het meestal zeer interessante debatprogramma ‘Répliques’. De uitzendingen zijn ook als podcast beschikbaar, via de homepage van de uitzending: https://www.franceculture.fr/emissions/repliques

Op 12 december 2019 sprak Finkielkraut, bij de verlening van onderscheidingen van de Académie aan o.a. Régis Debray, de traditionele ‘Toespraak over de deugd’ uit. Hier een link naar zijn aanval op de ‘nieuwe morele orde’, die hij als ‘nihilisme met een menselijk gezicht’ betitelt: http://www.academie-francaise.fr/sites/academie-francaise.fr/files/3_discours_vertu_a.finkielkraut.pdf

Afbeeldingen: Leden van de Académie Française dragen bij plechtige gelegenheden een uniform met een zwaard, dat zij zelf moeten bekostigen. Het zwaard van Finkielkraut is voorzien van een koeienkop. De koe is zijn favoriete dier – elke ontmoeting met een koe ontroert hem sterk. Dat schrijft hij in een van zijn recente boeken, over de wijze waarop in de hedendaagse voedselindustrie met dieren wordt omgegaan: Des animaux et des hommes, Stock 2018.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: