
Het is eigenlijk zo moeilijk te geloven: onder onze ogen zijn in Europa vrijheid en democratie en vermoedelijk ook vrede aan de verdwijnende hand – allemaal zaken die we sinds 1945 min of meer als verworvenheden hebben beschouwd. Maar de Hongaarse filosofe Ágnes Heller, die zojuist in Boedapest haar 90ste verjaardag heeft gevierd, kan zich dat juist uitstekend voorstellen. In een klein, deprimerend boekje, Paradox Europa, vat zij de situatie samen. De ontwikkeling van haar vaderland Hongarije, waarnaar ze na een lange ballingschap in 2009 is teruggekeerd, is haar voornaamste bewijsstuk. Zij schroomt niet om de staatsvorm die de Hongaarse ‘sterke man’ Viktor Orbán daar heeft ingevoerd onder het mom van ‘illiberale democratie’ een ‘tirannie’ te noemen, die tekenend is over de ‘re-feodalisering’ waaraan veel Europese landen ten prooi zijn.
De ‘paradox’ uit de boektitel slaat op het feit dat aan de boezem van de Europese cultuur sedert lang twee strevingen tegelijkertijd aanwezig zijn. Enerzijds is er wat Heller de ‘antropologische grondhouding’ noemt. Niemand wordt als kosmopoliet geboren: er is altijd een sociale positie van de ouders, een taal, een streek, een religie die het startpunt vormt voor de ontwikkeling van het individu. Sinds het begin van de Negentiende Eeuw is de natiestaat steeds vaker de voornaamste incarnatie van deze ‘antropologische grondhouding’, niet zelden verbonden met haat jegens de buitenstaander, de mensen van een andere natiestaat. Fransen haatten Duitsers, en andersom – om een voorbeeld te noemen.
Tegelijkertijd is Europa de bakermat van meer universalistische ideeën, zoals die tijdens de Franse Revolutiehun uitdrukking vonden in de Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger. Universalisme en Nationalisme streden de hele XIXde eeuw om voorrang: op de Franse Eerste Republiek volgden de terreur en het Bonapartisme van Napoleon I, op de Tweede Republiek het Bonapartisme van Napoleon III. In het jaar 1914 zegevierden de nationalismen – en verloren het internationalisme van de arbeidersbeweging en het kosmopolitisme van de ondernemers de strijd. Het resultaat waren twee grote Europese oorlogen, meestal Wereldoorlogen genoemd, twee totalitaire regimes (de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland, oftewel Auschwitz en Goelag). In totaal zijn tussen 1914 en 1945 honderd miljoen mensen omgekomen, of omgebracht – wat veel is voor een relatief klein gebied als Europa, randje aarde aan het uiteinde van het Euraziatisch continent.
Na 1945 leek de hegemonie van het moorddadig nationalisme doorbroken. De Franse president De Gaulle en de Duitse bondskanselier Adenauer begroeven demonstratief de Duits-Franse strijdbijl, en de Europese Unie ontstond, als een samenwerkingsverband van liberale democratieën. Dat laatste is van groot belang, meent Heller, want ofschoon documenten als de Verklaring van Rechten van de Mens in het verband van de Verenigde Naties door vele landen zijn ondertekend, zijn zulke rechten in de praktijk toch bijna uitsluitend in liberale democratieën blijvend gewaarborgd – voor de meeste ondertekenaars is de Verklaring niet meer dan een stukje papier. Dat zelfs in West-Europese landen nu een groeiend aantal politieke partijen een terugkeer naar defensief nationalisme bepleiten, met alle haat jegens buitenstaanders en supranationale instituties die daarbij horen, is een onheilspellende ontwikkeling.
Hellers filosofische ster rees in de jaren 1970 in Hongarije, dat destijds nog een land van het Sovjet-blok was. Daarbinnen echter was Hongarije – na de bloedige onderdrukking van de opstand van 1956 en een aantal jaren van repressie – inmiddels de ‘vrolijkste barak van het kamp’, zoals wel gezegd werd. Heller was een volgeling van de Hongaarse marxistische filosoof Georg Lukács, en behoorde tot wat de ‘Boedapester school’ heette – filosofen die meenden dat het socialisme naar Sovjet-model feitelijk verraad aan de ideeën van Marx betekende. In de jaren 1970 wist Heller, al jaren door Berufsverbote getroffen, een paspoort te bemachtigen en emigreerde naar Australië. Later werkte ze ook aan universiteiten in de VS en Canada.
Na haar pensionering in 2009 woont ze weer in Boedapest, waar ze van nabij heeft kunnen meemaken hoe Hongarije, na de beëindiging van de Sovjet-hegemonie en het communisme die het land zonder eigen strijd of revolutie min of meer in de schoot kreeg geworpen, eerst vijftien jaar een wankele democratie was, om zich vervolgens tot de ‘tirannie’ van Orbán te ontwikkelen. Heel erg verwonderen doet dat haar niet, schrijft ze. Hongarije is nooit een echte democratie geweest, Hongaren zijn in de geschiedenis van hun natiestaat altijd ‘onderdanen’ geweest. Er is bij de omwenteling van bovenaf in 1989/1990 geen prijs betaald – die prijs betalen de Hongaren nu in de vorm van de confiscatie van hun burgerlijke vrijheden..
Wat haar verontrust is onder andere het ontbreken van een ‘positieve ideologie’ bij Orbán, die zijn partij, Fidesz, heeft omgevormd tot een machine voor zijn invloed, ongeveer zoals vroeger onder de communisten de partij ook geen echte politieke partij met intern debat en democratie was. Orbáns Hongarije kun je geen oligarchie noemen, zelfs geen populistisch bewind omdat het voor het volk nauwelijks iets doet. Zelfs met de corruptie valt het wel mee. Orban is uit op de macht – dat is alles. Positieve ideologieën willen iets tot stand brengen: communisme, een markteconomie, een multiculturele samenleving, sociale rechtvaardigheid etc. Maar onder Orban is van enigerlei utopie geen sprake. Voor zover er al sprake is van een ideologie is het een negatieve: tegen buitenlanders, tegen liberalen en ex-communisten, tegen Europa (in sommige opzichten) en ook een beetje tegen Heller overigens. Orbán heeft het, sprekend over linkse intellectuelen, soms over de ‘Heller-bende’.
De utopie-loze politiek van Orbán maakt school in Europa, meent Heller. De Italiaanse vice-premier Matteo Salvini bijvoorbeeld ziet in de Hongaarse leider, schertsend wel Viktator genoemd, een lichtend voorbeeld. Arm Europa, bezocht door de spoken van nationalisme en oorlog die nog maar zo kort geleden uitgediend leken. “Wat te doen?”, schrijft Heller aan het eind van Paradox Europa. “Het is niet de opdracht van dit essay, op deze allesomvattende vraag een antwoord te geven, ook als ik het wist. Maar ik ken het antwoord niet”.
Ágnes Heller: Paradox Europa. Edition Konturen, Wenen/Hamburg 2019.
Afbeeldingen: Franse komische kaart van het Europese continent uit 1870 (BnF), en een portret van Ágnes Heller (foto Krytyka Polityczna).

Geef een reactie