De terugslag tegen vrouwen

“Daarom, denk ik, is de vrouwenemancipatie nergens nog te stuiten”. Dat is de laatste zin uit Tegen de vrouwen, het nieuwe boek van de Amsterdamse hoogleraar-socioloog-anthropoloog-psychoanalyticus Abram de Swaan (1942). Zijn optimisme over de vrouwenemancipatie ontleent De Swaan aan het feit dat tot in de meest patriarchale-, vrouw-onderdrukkende samenlevingen, vrouwen ervan op de hoogte zijn dat er andere landen zijn waar vrouwen méér mogen: onbegeleid de straat op, naar school, aan het werk, naar het café of de bioscoop, autorijden en gemengd zwemmen. “Als vrouwen in IJsland of Nicaragua het kunnen, dan kunnen vrouwen in Mali en Saudi-Arabië dat ook. En dan gaan ze het proberen”, schrijft De Swaan.

De vrouwenemancipatie, is de strekking van de eerste helft van Tegen de vrouwen, is een mondiaal, algemeen-menselijk verschijnsel. Vrijwel overal stijgt het onderwijspeil van vrouwen, wordt de gezondheidszorg beter en het kindertal kleiner. De gevolgen blijven niet uit, al zijn ze in sommige landen en werelddelen duidelijker aanwijsbaar en verder gevorderd dan in andere: de halve mensheid die duizenden jaren een ondergeschikte-, onderworpen rol speelde in de menselijke samenleving, ontworstelt zich langzaam maar zeker aan die tweederangsstatus. In sommige streken gaat het zelfs niet eens langzaam – de positie en het zelfbeeld van een Nederlandse jonge vrouw in 2019 hebben maar heel weinig meer gemeen met de positie en het zelfbeeld van mijn in 1917 geboren moeder, om een voorbeeld te noemen.

Dat die optimistische zin aan het eind van Tegen de vrouwen de lezer toch verrast komt door de tweede helft van het boek, waarin De Swaan de tegenbeweging tegen de vrouwenemancipatie beschrijft, die eveneens mondiaal en algemeen-menselijk is. In het boek worden een aantal verschijningsvormen van die voornamelijk mannelijke reactie beschreven: de manier waarop ISIS en soortgelijke bewegingen omgaan met vrouwen, de maria-verering in centraal-Amerika, de evangelisch christenen met hun zendingsarbeid in vele delen van de wereld. Vooral religies zijn een vehikel voor de strijd tegen vrouwenemancipatie, schrijft De Swaan, en hij suggereert zelfs dat alle religies qualitate qua gericht zijn op het herstel van de patriarchale verhoudingen.

Maar niet alleen religies hebben het op de vrouwenemancipatie voorzien. Het is interessant Tegen de vrouwen te vergelijken met een lezing die De Swaan in 2006 hield onder de titel De botsing der beschavingen en de strijd der geslachten. In die lezing ging het ook al om de reactie, vooral in de moslim-wereld, tegen de vrouwenemancipatie die in 2006 door de spreker toch werd voorgesteld als een onvervreemdbare karaktertrek van het Westerse beschavingsmodel. Anno 2019 bestaat er echter ook in dat geseculariseerde Westen een reactie, die De Swaan als ‘rechtsisme’ benoemt: het geheel aan extreem-rechtse-, populistische-, of gewoon krankjorume groeperingen en stromingen die – op internet en daarbuiten – een ‘terugkeer’ naar de waarden van een mythisch ‘volk’ of ‘natie’ voorstaan – daarbij op z’n minst implicerend dat vrouwen weer ‘op hun plaats’ moeten worden gezet.

Het is vooral de opkomst en toenemende populariteit van dit ‘rechtsisme’ dat het moeilijk maakt De Swaans optimistische slotzin vol vertrouwen te omarmen. Wie bijvoorbeeld ziet hoe dezer dagen in de VS en andere landen het recht op abortus wordt belaagd, soms met succes, gaat vanzelf twijfelen aan de onafwendbaarheid van de vrouwenemancipatie op mondiale schaal.

Maar in zekere zin is de reactie – in de zin van verhevigde strijd van mannen tegen vrouwen – een onontkomelijk bijproduct van de vrouwenemancipatie, houdt De Swaan ons voor. “Door de opkomst van vrouwen zijn de mannen te beschouwen als een ‘dalende’ elite”, schrijft hij. En nooit zal een elite zonder gevoelens van rancune of vijandigheid het veld ruimen – dat is “een sociologische wetmatigheid”, schrijft De Swaan in een verwijzing naar de door hem sinds jaar en dag zeer bewonderde Norbert Elias (1897-1990).

Hij citeert daarbij een artikel van Elias over de sociale gevolgen van de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, in termen van statusverlies voor de heersende elites in het Duitse Keizerrijk van 1871-1914, die geheel tegen hun verwachting in, niet de overwinning hadden behaald:
“…een dreigend machtsverlies houdt voor de leden van heersende formaties onveranderlijk een ernstige verstoring van hun zelfbeeld in en niet zelden een volledige vernietiging van datgene wat in hun ogen zin en waarde aan hun leven verleent; daarmee dreigt tegelijkertijd een verlies aan identiteit – een verlies van zichzelf”.

Mannen die een vergelijkbaar statusverlies doormaken ten opzichte van de vrouwelijke sekse “zullen vaak rancuneus en vijandig staan ten opzichte van vrouwen die zij medeschuldig achten aan die relatieve daling van hun positie”, schrijft De Swaan. Ik denk dat hij gelijk heeft, al was het maar vanwege vanwege het irrationele, heftige karakter dat zulke gevoelens vaak aannemen. Toen mijn moeder in de jaren zestig eens van plan was een tijdelijk baantje in een winkel in de Sinterklaas-tijd aan te nemen, reageerde mijn vader daarop met zoveel dramatiek, dat het duidelijk was dat zijn wereld ineenstortte en hij zich ten diepste gegriefd voelde. En mijn vader zag zichzelf nog wel als een vooruitstrevend man, wat hij in sommige opzichten was.

De Swaan schrijft dat het voor machtige mannen – of voor een academicus zoals hij zelf – relatief eenvoudig is niet rancuneus te zijn over de vrouwenemancipatie. “Voor zulke bevoorrechte mannen is er nog zo veel eer te behalen op ander gebied”, schrijft hij. De rancune doet zich eerder voor in de lagere sociale lagen, waar het ‘kleine verschil’ tussen de man die genoeg verdient om zijn gezin te onderhouden, en de man die te weinig verdient en zijn vrouw uit werken moet sturen, voor het mannelijk zelfrespect een grotere rol speelt.

Maar ik denk, al weer uit subjectieve waarneming, dat men zich van de rancune in hogere sociale lagen geen te geringe voorstelling moet maken. In de dagblad-journalistiek bijvoorbeeld, waarin ik lang mijn brood heb verdiend, is sinds pakweg twintig jaar van een duidelijke feminisering sprake. Maar ik heb zelf meegemaakt hoe, nog maar een paar jaar geleden, mannen een collega en een chef van een afdeling wegpestten, en later hoe zelfs een vrouwelijke hoofdredacteur aan de kant werd gezet – steeds in een sfeer die deed vermoeden dat er meer aan de hand was dan een zakelijk verschil van mening over de taakvervulling.

Een van de kwaliteiten van Tegen de vrouwen is dat De Swaan zich in zijn boek verzet tegen de schildering van het patriarchaat als een weliswaar naar moderne maatstaven bedenkelijke, maar aan de andere kant toch goedmoedige, ja bijna gezellige samenlevingsvorm. In traditionele samenlevingen, of wat daar voor door moet gaan, is het gewelddadig karakter van het patriarchaat het best zichtbaar – in de vorm van kledingvoorschriften voor de vrouw bijvoorbeeld, of in het instituut van de eerwraak. Een Westerse samenleving als de onze bedient zich, ook in de hogere sociale laag, van minder grove strijdmethoden, maar de strijd – heb ik de neiging te denken – is in wezen dezelfde, en de slachtoffers daarvan zijn niet minder reëel.

De Swaan was altijd al een geleerde die zich vanuit de wetenschap graag mengde in wat je de grote vraagstukken van de tijd zou kunnen noemen. Maar sinds het begin van deze eeuw lijkt hij steeds minder beschroomd voor de ‘grote greep’. In Woorden van de wereld uit 2002 beoogde hij niets minder dan het ‘wereldtalenstelsel’ in kaart te brengen. In Compartimenten van vernietiging uit 2014 – overigens naar mijn mening een wat onderschat boek – poogde hij een algemene typologie van genocides en hun moordenaars op te stellen. En nu is er dan dit boek over de vrouwenemancipatie als algemeen menselijk patroon en de niet minder algemene en menselijke tegenbeweging van mannelijke kant. Gelukkig dat er nog geleerden zijn, die niet opzien tegen de grote greep. En nog zeer leesbaar zijn ook.

Zo overtuigend is De Swaans betoog dat ik bij lezing eigenlijk verwachtte dat hij aan het eind van zijn boek de mannelijke rancune aan het eind zou aanwijzen als de motor achter de golf van fundamentalisme en rechtsisme die de aarde overspoelt. Zijn al die praatjes over groeiende inkomensverschillen, nationaal identiteitsverlies enzovoorts misschien niets meer dan een scherm waarachter een heel andere rekening wordt vereffend? De Swaan is een te serieuze geleerde om zo’n monocausaliteit te verkondigen, natuurlijk. Maar ik, als simpele ziel, ben er nog niet uit.

Abram de Swaan: Tegen de vrouwen. De wereldwijde strijd van rechtsisten en jihadisten tegen de emancipatie. Prometheus 2019

Afbeelding boven: Reactie van de mannelijke klanten op Lucy Komisar, een journaliste die in 1970 als een van de eerste vrouwen in New York McSorley’s Old Ale House bezoekt, na een wetswijziging die café’s verbiedt vrouwen nog langer de toegang te ontzeggen. (Foto Barton Silverman / NYT)
Afbeelding onder: Belangstelling voor het hoofdkwartier in New York van de
National Associaton opposed to women suffrage, een in 1911 opgerichte beweging tegen vrouwenkiesrecht. (Foto Library of Congress); een functionaris van de Boston Marathon probeert in 1967 met geweld een vrouw te verwijderen. Vrouwen werden in 1972 voor het eerst tot deze marathon toegelaten. (Foto Paul Connell/The Boston Globe)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: