Zeventien cent van een ‘gevaarlijk boek’

Maar liefst zeventien cent leenrechten heb ik in 2017 verdiend aan mijn nawoord bij Het verhaal van O. Dat stond in de heruitgave in 2013 van de befaamde Franse erotische roman ‘Histoire d’O’, vertaald door Adriaan Morriën. Uitgeverij Lebowski leek het destijds een goed idee de roman opnieuw uit te geven, nadat (bij een andere uitgeverij) het literaire prul Vijftig tinten grijs, waarin het eveneens over sm ging, in de boekhandel een onverwacht succes was gebleken.

Histoire d’O was echter geenszins een prul, eerder een literair unicum dat steeds tegenstrijdige gevoelens heeft opgeroepen. Hoeveel lezers de heruitgave van Het verhaal van O. heeft gehad, weet ik niet. Omdat mijn, hieronder te lezen, nawoord door Lebowski in één keer is afgerekend, heb ik verder geen mededelingen over de verkoop ontvangen. Heel erg veel kunnen het er niet geweest zijn, want het is bij de eerste druk gebleven. Het boek is als e-book overigens nog steeds verkrijgbaar (zie link) .

Het is de aanschaf alleszins waard, ook vanwege de vertaling en het nawoord van Adriaan Morriën (1912-2002). Sinds deze charmante geilaard zich in de jaren zestig aan de vertaling had gezet, was echter veel meer bekend geworden over de auteur en de geschiedenis van het werk en aan die nieuwe informatie en zienswijzen probeerde ik in mijn nawoord recht te doen.

Het is een fijn idee dat Het verhaal van O. in de Nederlandse openbare bibliotheken nog steeds lezers vindt, getuige die zeventien cent.  Dat vind ik te meer omdat de literator Morriën, die ik helaas nooit ontmoet heb,  in mijn leven een grote rol heeft gespeeld.  Dat komt door zijn verhaal ‘Een oud gebruik’,  dat in 1951 in Libertinage verscheen en later is gebundeld in ‘Een slordig mens’ en ‘Mens en engel’. Op mij als puber heeft dat verhaal diepe indruk gemaakt, omdat er een erotische voorstellingswereld uit spreekt die – naar mijn mening toen en nu – de norm zou moeten zijn en dat gelukkig ook vaak is: seks als een vanzelfsprekende gunst, verleend door lieve meisjes die in het holst van de nacht door je raam naar binnen klimmen. Dankzij de onvolprezen Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren is ‘Een oud gebruik’ op internet te lezen. (Zie link)

Tussen die wensdroom en de voorstellingswereld van Het verhaal van O. had het verschil natuurlijk niet groter kunnen zijn. In seks en erotiek bloeien duizend bloemen.

‘EEN GEVAARLIJK BOEK’

Sadomasochistische literatuur brengt, zeker als zij succesvol is, pennen in beweging, vaak bezorgde en veroordelende pennen. Dat was in 2012 zo, bij Vijftig tinten grijsvan E.L. James. Betekende het wereldwijde verkoopsucces van deze roman over een vrouw die met een zakenman afspreekt dat hij haar volgens in een convenant vastgelegde normen mag kwellen en vernederen, niet dat de vrouwenemancipatie de afgelopen decennia geen donder is opgeschoten? 

En het was niet veel anders toen – vijftien jaar nadat Histoire d’O in Frankrijk was verschenen – in 1969 voor het eerst de onderhavige Nederlandse vertaling het licht zag. Schrijfster Andreas Burnier wist, in het literair tijdschrift Bijster: deze geruchtmakende roman was een “literair brok super-fascisme”, getuigde van “SS-mentaliteit” en was “masturbatie-stof voor heren”.

Dat laatste wilde vertaler Adriaan Morriën in zijn repliek zeker niet ontkennen. Maar wat had Burnier tegen masturbatie?, vroeg hij zich af. Morriën, niet wars van erotisch experiment en schrijvend in een tijd van opgewekte seksuele revolutie, lijkt Histoire d’O mede gewaardeerd te hebben om de sociale strekking van de roman: “Als afschrikwekkend voorbeeld [kan het boek] een nuttige rol [..] spelen in de vrijmaking van de Hollandse vrouw”, schreef hij in Bijster. In zijn nawoord oppert de vertaler zelfs dat “heel wat huwelijken er waarschijnlijk mee gebaat zouden zijn (..), wanneer mannen en vrouwen elkaar van tijd tot tijd liefdevol zouden afranselen”. Jammer alleen, constateert Morriën, dat er in het boek geen sprake is van wederkerigheid bij het ranselen.

Zo’n sociaal-pedagogische verdedigingslinie kwam zeker niet op bij de Franse literator Jean Paulhan, toen hij – wetend dat er kans was op strafvervolging wegens obsceniteit – in 1954 de oorspronkelijke Franse uitgave van Histoire d’O van een voorwoord voorzag, onder de titel Le bonheur dans l’esclavage (Het geluk in de slavernij). Paulhan benadrukte vooral het fictieve, literaire karakter van het werk, dat hij een “sprookje” voor volwassenen noemde.

“Het is een gevaarlijk boek”, aldus de inleider, omdat het “een van die boeken is die hun spoor achterlaten bij de lezer”. Histoire d’O appelleert aan een fantasie, waarin de wederkerigheid vér te zoeken is en een sociaal taboe vormt. “Elke man heeft er wel eens van gedroomd een ‘Justine’ te bezitten”, schreef Paulhan, refererend aan de achttiende-eeuwse roman Justine ou les malheurs de la vertu van Sade. “Maar geen vrouw heeft ooit een ‘Justine’ willen zijn”.

Er is in alle tijden iets met sadomasochistische boeken dat vriend en vijand noopt tot bestrijding of verdediging – een huiver bij de overschrijding van een grens, die zowel bedenkelijk is, als aantrekkelijk. De reacties op zowel Vijftig tinten grijsals Histoire d’Overlopen volgens dit patroon, al gaat de vergelijking tussen beide boeken verder grotendeels mank.

Histoire d’O is vanaf het begin – met zijn twee alternatieve versies – een literaire constructie. Deze existentiële roman is allesbehalve een handboek voor de sadomasochistische praktijk. Eigenlijk komt de lezer niet zo heel veel te weten over de détails van wat O wordt aangedaan, en lustgevoelens bij O worden eigenlijk niet beschreven. Ook de mannen in het boek lijken zich niet zozeer verlekkerd seksueel uit te leven, maar zich in een sacrale sfeer van een taak te kwijten. De meest lustvolle passages zijn nog die waarin O te maken heeft met andere vrouwen: het fotomodel dat zij verleidt en het pension waar een zekere Anne-Marie de zweep zwaait. 

Zonder iets af te doen aan het genoegen en de rode oortjes waarmee miljoenen mensen inmiddels Vijftig tinten grijs hebben gelezen, kan worden vastgesteld dat het werk van E.L. James eerder thuishoort in de categorie para-literatuur. Van een sprookjeswereld is hier geen sprake: de auteur poogt de ik-figuur zo alledaags mogelijk te maken. Haar ontmoeting met Grey is geen levens-veranderend avontuur, maar een seksueel-technische optie,waarbij wordt onderhandeld over wat wel en niet is toegelaten. Aan het eind staat een batig genots-saldo voor beiden: de ik-figuur rept, eenmaal van haar verbazing bekomen, van “heerlijke’ ervaringen.

De bestsellers Histoire d’O enVijftig tinten grijs staan aldus voor een heel verschillende benadering van seks in geschrifte, en daarmee wellicht ook voor een verandering in de manier waarop in de Westerse cultuur tegen seks wordt aangekeken. De seksualiteit bij ‘Réage’ is geen hedonistisch project, maar het streven naar transgressie van sociale conventies en persoonlijke remmingen – de gevaarlijke en bevrijdende flirt met de duistere en wrede kanten van de menselijke geest, zoals je die ook terugvindt in de erotische werken van de Franse auteur Georges Bataille. 

In de relatief ongevaarlijke wereld van Vijftig tinten grijsregeert niet het exces, maar de afwisseling. En dat in een sfeer van positiviteit en ordelijkheid: voldoende sport en gezond eten, en jezelf goed schoon houden en waxen. De Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han heeft er op gewezen dat het enorme succes van het boek een culturele verandering in de laat-kapitalistische consumptiesamenleving markeert. Het is niet langer bon ton om dingen (goederen, ideeën) af te wijzen. Alles moet worden geaccepteerd en genoten. De seksualiteit krijgt een plaats naast een goede bordeaux of een fraaie zonsondergang. Van bevrijding is geen sprake meer, eerder van een plicht tot consumptief genot. 

Vertaler Morriën kon in 1969 niet weten wie zich verschool achter het pseudoniem ‘Pauline Réage’. Dat weten we pas sinds 1994, toen Dominique Aury (1907-1998), haar auteurschap onthulde tegenover een verslaggever van het Amerikaanse weekblad New Yorker. ‘Dominique Aury’ is overigens ook weer een nom de plume – van Anne Declos. Anders dan het pseudoniem ‘Pauline Réage’ was ‘Dominique Aury’ echter geen mystificatie, maar de naam waaronder de auteur in de jaren dertig was begonnen met het schrijven van literaire- en kunstkritieken in tijdschriften en in 1943 zelfs een bloemlezing van Franse religieuze poëzie had samengesteld. 

Als Aury ging zij ook door het leven en was een vrij prominente figuur binnen de Parijse literaire elite van de jaren veertig en vijftig – niet als auteur maar als organisator. Zij was secretaris van de redactie van de toonaangevende Nouvelle Revue Française (NRF) en beoordeelde manuscripten voor de uitgeverij Gallimard. 

Voor haar baas bij de NRF, de vooraanstaande literator en essayist Jean Paulhan, heeft Aury Histoire d’O geschreven, om hem aan zich te binden. Aury en Paulhan onderhielden namelijk sinds begin jaren veertig een geheime seksuele relatie. Begin jaren vijftig bekroop Aury het gevoel dat Paulhan daar een eind aan wilde maken – zijn echtgenote kreeg de ziekte van Parkinson en Paulhan had last van schuldgevoelens. “Als je niet mooi bent, zoals ik, moet je naar andere middelen grijpen om een man te verleiden”, zei Aury in 1998 in een interview.

Histoire d’O schreef ze in het huis waar ze woonde met haar ouders en een zoon uit een vroeger huwelijk – in de lange nachten en weekeinden waarin Paulhan bij zijn gezin was. Het schrijven was ook resultaat van een uitdaging: Paulhan had plagend opgemerkt dat vrouwen geen erotische romans konden schrijven. Aury wist dat Paulhan was geïnteresseerd in literair sadomasochisme, omdat hij aan Sade een kritische studie had gewijd. 

In haar romantische opzet slaagde ze volkomen: de verhouding met Paulhan duurde tot diens dood in 1968. Aury schreef Histoire d’O niet met de gedachte dat de roman ook gepubliceerd zou worden. Het was Paulhan die daartoe besloot. In de jaren zestig verschenen van ‘Réage’ nog twee korte teksten die een soort vervolg op Histoire d’O vormen: Une fille amoureuse en Retour à Roissy. Verder heeft ze, onder welke naam dan ook, voor zover bekend geen fictie geschreven.

Veertig jaar is een kleine kring van ingewijden erin geslaagd het geheim ‘Pauline Réage’ te bewaren: uitgever Jean-Jacques Pauvert, de schrijfster Régine Desforges die het interview-boek O m’a dit maakte, de Franse minister van justitie die eind jaren vijftig de beëindiging van strafvervolging verordonneerde en nog een paar mensen. Misschien dat het uiterlijk van Aury hielp het mysterie te bewaren. Haar enigszins stijve, ingetogen voorkomen wekte niet de suggestie van liederlijke seks. Histoire d’O was dan ook geenszins de autobiografie van een vrouw die ervaring had met een geheim sm-genootschap – een van de vele speculaties die in de loop der jaren de ronde deden. Volgens Aury kwam de basisstructuur van Histoire d’O voort uit haar kinderfantasieën.

Het zou evenwel onjuist zijn haar als een seksueel muurbloempje te zien, merkte de biografe Angie David, die na Aury’s dood persoonlijke correspondentie mocht inzien. De auteur bleek haar leven lang intensief erotische betrekkingen met zowel mannen als vrouwen te hebben onderhouden. Van die bisexuele belangstelling draagt Histoire d’O de sporen. De figuur van O bleek mede geïnspireerd door Aury’s vriendin Janine Aeply, die door haar echtgenoot, de schilder Jean Fautrier, werd gedwongen met andere mannen naar bed te gaan en daarover gemengde gevoelens koesterde.

Het is een sprookje op zich: anonieme auteur schenkt de wereldliteratuur een van de beroemdste romans aller tijden, die bijna zestig jaar na eerste verschijning nog steeds kan opwinden en verontrusten. Zo zie je maar weer dat literatuur en seks met de werkelijke wereld slechts in vér verwijderd verband staan. Ik voorspel dat over honderd jaar Histoire d’O nog steeds gelezen wordt, terwijl Vijftig tinten grijs vergeten zal zijn.

Voor dit nawoord is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
Bijster, 1ste jrg., Amsterdam 1969-1970;
Jean Paulhan: Le bonheur dans l’esclavage. In: Pauline Réage, Histoire d’O, Parijs 1954;
E.L. James: Vijftig tinten grijs, (vert.) Amsterdam 2012;
Rob Molin: Lieve rebel, Amsterdam 2005;
Byung-Chul Han: Agonie des Eros, Berlijn 2012;
John de St.Jorre: The unmasking of O. In: New Yorker 1-8-1994;
Angie David: Dominique Aury, Parijs 2006;
Pola Rapoport: Écrivain d’O (video), 2004. 

Adriaans Morriëns vertaling van ‘Histoire d’O’ is nog verkrijgbaar als e-book:

https://www.athenaeum.nl/boek/?authortitle=pauline-reage/het-verhaal-van-o–9789048817146

Morriëns verhaal ‘Een oud gebruik’ staat hier:


https://www.dbnl.org/tekst/_lib001195101_01/_lib001195101_01_0005.php

Afbeelding boven: Dominique Aury. Onder: Adriaan Morriën en de omslag van het boek in kwestie.


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: