(2-12-2018)

Toen Napoleon Bonaparte en Johann Wolfgang von Goethe elkaar in 1808 voor het eerst ontmoetten, in Erfurt, waren ze het roerend eens: de profeet Mahomet was een groot man – een begaafd veldheer, een begenadigd wetgever. Door de eeuwen heen is er in het Westen meer lof geweest voor de grondlegger van de Islam. Denken dat de profeet Mohamet in onze cultuur altijd een slechte pers heeft gehad, is een vergissing – betoogt de Schots-Franse historicus John Tolan in zijn zojuist verschenen Mahomet l’Européen. Veertien eeuwen lang is de profeet in onze streken ook bron van fascinatie, en soms van bewondering.
Natuurlijk, er was meer kritiek en afkeer. Niet voor niets zond de Christenheid in de Middeleeuwen de Kruistochten uit, om de heilige plaatsen in Palestina te bevrijden van de als ketters beschouwde muzelmannen. De in 2015 overleden Nederlandse arabist Hans Jansen, die in de loop van zijn leven steeds drastischer oordelen ten beste ging geven over de persoon van Mahomet en het door hem gestichte geloof, staat historisch gezien geenszins alleen. De leider van de politieke partij die Jansen aanhing, nam zulke polemiek maar al te graag over.
Toch is de afstand tussen de Christenheid, het Jodendom en de Islam altijd kleiner geweest dan vaak wordt aangenomen, laat Tolan zien in zijn erg interessante studie. Dat ligt ook voor de hand, want het zijn de enige monotheïstische religies op aarde, die bovendien veel tradities en constituerende geschriften gemeenschappelijk hebben. Dat maakt van hun onderlinge geschillen zoiets als een familieruzie. Dat heden ten dage velen menen dat er sinds mensenheugenis een onoverbrugbare kloof bestaat tussen de wereld van de Islam en het Westen is een vertekening, meent Tolan. Hij geeft van die misvatting mede Edward Saïd de schuld, die in zijn enorm invloedrijke studie Orientalism uit 1978 eigenlijk alle Westerse fascinatie voor het Midden-Oosten voor verdacht, en tot een schaamlap voor imperialistische bedoelingen heeft verklaard.
Zulke oneerlijkheid zou je inderdaad kunt vermoeden, als je Napoleon Bonaparte aan het werk ziet bij zijn militaire expeditie in 1798 in Egypte. Heel merkwaardig: terwijl in Frankrijk door de Jacobijnen de macht van de kerk wordt gebroken, vraagt de Franse veldheer aan de geestelijkheid van Caïro of zij voortaan zijn decreten van het zegel ‘uit naam van God’ willen voorzien. Dat willen ze wel, zegt die geestelijkheid, als Napoleon en zijn soldaten zich tot de Islam bekeren. Daar komt weinig van terecht: Franse soldaten lopen niet warm voor de besnijdenis en het vooruitzicht nooit meer wijn te kunnen drinken.
Toch begint Napoleon zijn tijdelijke heerschappij over Egypte met een boodschap aan het volk, waarin de zinsnede ‘er is geen God dan God’ voorkomt. De verdreven dynastie der Mammeloeken bestond uit ‘usurpatoren’ van de godsdienst, aldus de toekomstige Franse keizer, maar nu zullen ‘eerbied voor God, zijn profeet Mahomet en de glorierijke Koran’ de regel zijn.
Tactisch opportunisme? Ongetwijfeld. Maar Napoleons aandacht voor de profeet kwam niet uit de lucht vallen. Hij had de Koran in Franse vertaling gelezen en in meerdere opzichten appelleerde de Islam aan de ideeën van de Verlichting. Het is immers een puur en gestroomlijnd monotheïsme dat de Islam huldigt, en dat sloot aan bij ‘deïstische’ opvattingen in de XVIII-de eeuw. En bovendien kent de Islam, in theorie althans, geen wonderen, beelden en priesters, wat nogal een contrast vormde met het karakter van de katholieke kerk, die zich in Frankrijk bovendien had verbonden met het absolute koningschap van de Bourbons. Als Napoleon Bonaparte na 1815 in ballingschap op Sint Helena zijn mémoires schrijft, komt hij uitvoerig terug op Mahomet: die was een briljant veldheer en een wetgever – precies als Napoleon zelf.
Dat gestroomlijnde, ‘pure’ monotheïsme was vaker bron van adhesie in het Westen, aldus Tolan in zijn studie, die van de Middeleeuwen tot de XXste eeuw reikt. In de Middeleeuwen werd de Koran soms in stelling gebracht bij hevige conflicten binnen de Christenheid over de gedachte van de Drieëenheid of de onbevlekte ontvangenis van Maria – scholastische santenkraam die zich met een monotheïsme moeilijk laat verenigen.
Langs eender lijnen werd de Koran ook bestudeerd en als argument aangeroepen tijdens de Reformatie, ook in de Nederlanden. De eerste Nederlandse vertaling van de Koran dateert uit 1658 en is van Jan Hendrick Glazemaker. De Utrechtse Universiteit beschikt over een prachtige herdruk uit 1696, verlucht met gravures van Caspar Luyken – uitgegeven te Amsterdam bij Timotheus ten Hoorn (ook voor al uw pornografie).
Napoleon en Goethe hadden het in hun gesprek in 1808 met name over het toneelstuk van Voltaire Le fanatisme ou Mahomet le prophète, dat ze beiden gelezen hadden – Goethe had het zelfs in het Duits vertaald. Voltaire maakt in dat stuk van de profeet de spil zijn complexe intriges en verraad bij de verovering van Mekka. De gespreksgenoten van 1808 waren met elkaar eens: de grote Voltaire had de grondlegger van de Islam veel te negatief voorgesteld. Tolan meent dat Le fanatisme, dat in 1741 voor het eerst verscheen, eerder moet worden gezien als een verkapte aanval op de rooms-katholieke clerus, en hun invloed aan het Franse hof. Toen in 1757 Voltaire’s Essai sur les moeurs et l’esprit des Nations verscheen, de eerste wereldgeschiedenis die niet uitsluitend op Bijbelse verhalen en de Romeinse geschiedenis berust, was Voltaire’s beeld van Mahomet inderdaad veel positiever en zakelijker. En zo fungeerde de profeet van Islam dus allengs tevens als profeet van de Verlichting, en in de Romantiek zelfs als grondlegger van de Arabische natie.
De figuur van Mahomet, schrijft Tolan, is een belangrijk element in de “secularisatie en ontkerstening van het Europees intellectueel vertoog” in de XVIIIde eeuw. Die rol speelt de profeet nog steeds als in de Negentiende Eeuw de moderne filologie en archeologie hun wetenschappelijk licht gaan laten schijnen over Christendom en andere religies, en geleerden in heel Europa proberen uit te zoeken wat er waar was van de verhalen in Bijbel en Koran, en onder welke historische omstandigheden religies zijn ontstaan en zich later hebben ontwikkeld.
De kritische, of zelfs vijandige stereotypen die de laatste tijd zo wijd verbreid lijken, ook in Nederland, hebben in het Westen dus nooit het alleenrecht gehad. Maar of nu kritiek of waardering de overhand hadden, één ding is zeker: de profeet Mahomet speelt een grote rol in de Westerse cultuurgeschiedenis.
John Tolan: Mahomet l’Européen. Histoire des représentations du Prophète en Occident. Albin Michel 2018. (Komt in juli 2019 ook in Engelse versie uit als: Faces of Muhammad: Western Perceptions of the Prophet of Islam from the Middle Ages to Today. Princeton University Press)
Afbeelding boven: Mahomet en de Engel, schets van Eugène Delacroix (1798-1863). Het werk is een studie voor een plafondschildering in het Palais Bourbon in Parijs, waar de Kamer van Afgevaardigden zetelt. Het is echter niet uitgevoerd. Opvallend is dat de engel Gabriël, die volgens de overlevering Mahomet de geloofswaarheden van de Koran influistert, hier de vormen van een vrouw lijkt te hebben aangenomen. (Afbeelding Louvre)
Afbeeldingen onder: de titelpagina van de Nederlandse Koran-vertaling, in de versie van 1696, met de gravures van Caspar Luyken (1672-1708). Daaronder: een muzelman tijdens het gebed. (Afbeeldingen Universiteit van Utrecht en Rijksmuseum).
Het gehele boek is HIER digitaal beschikbaar.


Geef een reactie