(24-7-2016)

Er zijn onderwerpen waarover ik niet dan met grote weerzin discussieer. De toekomst van de pers is er zo een – en dan in het bijzonder het enthousiasme waarmee sommige kranteneigenaren menen dat slechts door middel van een drastische verlaging van de standaarden de aan hun zorg toevertrouwde organen, en hun winst veilig gesteld kunnen worden. Maar daarover een andere keer.
Het belang van cultuur is er ook een. Waar is het goed voor, al die kunst en literatuur? Wat levert het op? Is het geen hobby van de rijken, waaraan de rest van de samenleving geen zuur verdiend belastinggeld hoeft te spenderen? Wanneer zulke geluiden mainstream worden, zoals ten tijde van het kabinet Rutte I, word ik door moedeloosheid bevangen. Zo dom, en zo ergerlijk – het leven is te kort om je met lieden met zulke ideeën bezig te houden.
Toch zal het af en toe moeten – als we bijvoorbeeld niet willen dat de humaniora op onze universiteiten definitief de nek worden omgedraaid en het Nederlandse culturele leven beperkt wordt tot een bezoek aan de Nachtwacht en de uitzending van Holland bakt op de televisie. En gelukkig bestaan ze nog: verdedigers van cultuur als noodzaak en vanzelfsprekendheid.
De Britse litteratuur-theoreticus Terry Eagleton (1943) schreef een boek dat eenvoudigweg Culture heet – en zowel een verdediging van cultuur als een bijl aan de wortel van de cultural studies aan de universiteiten in de angelsaksische wereld wil zijn. Die studierichtingen zijn veelal ontaard in cultuur-relativistisch groepsdenken: zwarte cultuur, vrouwencultuur etc. Elke groep zijn eigen plaatsje onder de zon heeft als leidend principe elke neiging tot hiërarchisering naar het verleden verwezen. Wie ben ik immers om Vermeer boven Holland bakt te plaatsen? Is dat niet een verdachte uiting van op macht en inkomen en klasse gebaseerde elite-denken dat anderen hun cultuur misgunt en hen in de hoek plaatst?
Ik ken Eagleton van een buitengewoon leuk boek uit 2011, Why Marx was right, waarin hij – anders dan de doctrinair klinkende titel doet vermoeden – de actualiteit van het gedachtengoed van de grondlegger van het ‘wetenschappelijk socialisme’ op geestige wijze aantoont. Ook in Culture speelt Marx trouwens een rol – naast andere, onverwachte getuigen als Edmund Burke, Johann Gottfried von Herder en Oscar Wilde, die allen cultuur als een vanzelfsprekend verschijnsel beschouwden, sui generis maar daarom nog niet onbelangrijk of zonder betekenis. Cultuur is – dank aan Freud en Wittgenstein ook – ‘social unconscious’: ook wie het niet beseft of onder woorden brengt, is drager van een culturele identiteit. En is vaak lokaal bepaald trouwens, per land of nog nauwer begrensd.
Marx is in dit verband om twee redenen interessant. Ten eerste ziet hij cultuur als iets van een hogere orde: wanneer de kapitalistische schaarste eenmaal verdwenen zal zijn, heeft ook de arbeidersklasse gelegenheid zich aan de heerlijkheden van kunst over te geven. En ten tweede is er het element van Bovenbouw: in cultuur weerspiegelen zich, net als in andere vormen van ideologie, de klasse- en productieverhoudingen. Daarom kan er ook strijdcultuur bestaan, die zich tegen de geldende machtsverhoudingen richt. Sterker nog: veel van wat we uit het verleden appreciëren aan kunst en cultuur verzette zich juist tegen die machtsverhoudingen: de door de machten van de tijd opgelegde normen, de zelfgenoegzaamheid van de XIXde-eeuwse bourgeoisie, noem maar op.
Maar verzet, en meer in het algemeen het aanduiden van tegenstellingen en aanvechten van hiërarchieën is niet waar het cultureel bedrijf zich in de huidige, neoliberale fase van het kapitalisme mee bezig houdt. Integendeel. In een wereld waarin de ‘hogere kunst’ inmiddels gezelschap heeft gekregen van een heuse culturele industrie – waarin het niet om het produceren van culturele waarden maar om winst draait – geldt de gelijkwaardigheid van alles en iedereen als opperste gebod, en niet alleen aan universiteiten.
Er is een tijd geweest dat het Europese imperialisme de natuurlijke bronnen van, pakweg, Angola uitbuitte onder het aanroepen van een Europese culturele superioriteit boven de zwarten. Er is een tijd geweest dat men hoopte, of vreesde dat de arbeidersklasse in de geïndustrialiseerde wereld zou worden opgevoed, of zichzelf zou opvoeden tot mededragers van de hogere cultuur. Die tijd is voorbij: ieder in zijn eigen hoekje en iedereen gelijkwaardig. En iedereen gelukkig – is de pretentie.
De economische crisis van 2008 en daarna heeft, volgens Eagleton, ook de voosheid van de culturele gelijkwaardigheid aan de dag gelegd. De mythe van cultureel geluk voor allen is doorbroken. Afzichtelijke inkomensverschillen zijn aan het licht getreden, en achter het culturele beeld van de contente zzp’er met zijn laptop in het hipster-café gaat een economische misère van Victoriaanse proporties schuil. Dat de Angolees nog steeds wordt uitgebuit, en de natuurlijke hulpbronnen van zijn land worden geroofd door het internationale grootkapitaal is niet veranderd – alleen heeft het kapitalisme bedacht dat je dat veel efficiënter kunt doen als je afziet van vermoeiende pretenties van culturele superioriteit.
Hip cultuur-relativisme, de proclamatie van culturele gelijkwaardigheid van klassen, volkeren en andere groepen dient – volgens Eagleton – vooral de versluiering van de ware economische- en machtsverhoudingen. Achter de zoetsappige cultuur van vrijheid, blijheid, diversiteit gaat een sociaal-economische werkelijkheid schuil, die niet zo erg afwijkt van de verhoudingen rond 1900. Het wordt dus tijd om opnieuw te bepalen wat van waarde is, en wat minder. En vooral misschien wat bestrijding verdient. Een eerste voorwaarde bij dit streven is dat de afbraak van de humaniora aan de universiteiten onverwijld een halt wordt toe geroepen. De bedoeling van het universitair bedrijf kan niet niet zijn, het kapitalisme als dienstencentrum te dienen.
Terry Eagleton. Culture. Yale University Press, 2016.
Wat betreft de verdediging van de humaniora: op 2 september a.s. organiseert het tijdschrift De Gids in Leiden een alternatieve opening van het academisch jaar, waarbij het gaat om de verdediging van de geesteswetenschappen. Meer info onder http://www.de-gids.nl/artikel/de-gids-presenteert-de-alternatieve-opening-van-het-academisch-jaar
Afbeelding: Apollo en de muzen van Baldassare Peruzzi (1481-1536) .
Geef een reactie