(24-6-2018)

Sommige ideeën zijn zó goed, dat ze achteraf vanzelfsprekend lijken. Op foto’s die gemaakt zijn uit de trein waarmee op 8 juni 1968 het ontzielde lichaam van de vermoorde Robert Kennedy – kandidaat voor het Amerikaans presidentschap – van New York naar Washington werd overgebracht, is te zien hoe langs de spoorlijn mensen staan die fotografeerden of zelfs filmden, voor zichzelf, om een aandenken te hebben aan de tragiek van de gebeurtenis, om het later na te kunnen vertellen.
Dus moet er naast de bekende foto’s vanuit de trein van de mensen langs de lijn ook plenty beeldmateriaal zijn waarop de doorkomst van de trein is vastgelegd – dat spreekt vanzelf, naar huidige opvattingen over ‘oral history’ en geschiedenis van onderop. De Library of Congress, of een andere officiële Amerikaanse instantie, verwacht je, heeft dat materiaal al lang verzameld, als een unieke bron op een roerig jaar dat in het collectief geheugen van Amerika diepe wonden heeft geslagen. Maar niets van dat al: er was de Nederlandse kunstenaar Rein Jelle Terpstra voor nodig – een vreemdeling dus – om de verzameling aan te leggen. Het resultaat van vele jaren speuren naar Amerikanen die nog foto’s of ander materiaal hadden, met behulp van oproepen in kranten en andere media, heeft nu zijn neerslag gekregen in een boek: Robert F. Kennedy Funeral Train – The people’s view.
Die vertraging is op z’n minst merkwaardig. Hoe zou dat komen?
Laten we om te beginnen eens kijken wat we eigenlijk zien op die foto’s en films van vijftig jaar geleden. Heel opvallend is dat de oploop van mensen langs de spoorlijn een spontaan, ongeorganiseerd karakter draagt. Niemand heeft langs het tracé ordelijke groepen geformeerd, of fanfares met treurmarsen en spandoeken van gemeentewege neergezet. Voordat de trein in beeld komt, wordt er veel naar de einder gestaard en het gevoel van angstige verwachting maakt dat velen onverantwoord dicht, of zelfs op de rails zijn gaan staan.
Dan is er de spoorweg zelf. Duidelijk is te zien dat in de jaren vijftig en zestig in de Verenigde Staten de spoorwegen leden aan onder-investering – de toekomst van het personenvervoer was immers aan de auto, vond men. Veel houten spoorbielzen die je op de foto’s ziet, zouden bij onze Nederlandse ProRail al lang geleden zijn vervangen. Het rijdend materieel oogt al wat ouder – zelfs wagon 120, waarin zich de kist bevindt, vertoont deuken.
Al die dingen geven aan dit beeldmateriaal een vreemde beklemming. De bedoeling van de treinreis – Bobby Kennedy was immers heel ergens anders, Los Angeles namelijk, vermoord – zal vermoedelijk een waardig afscheid geweest zijn, een ritueel dat duidelijk zou moeten maken dat Amerika vaarwel zei tegen een veelbelovende zoon, maar dat de American Dream zou voortleven. De foto’s stralen zo’n optimisme echter geenszins uit. Wat je ziet is eerder doffe wanhoop, verslagenheid.
Dat klopt ook wel met de manier, waarop het jaar 1968 in de Amerikaanse collectieve herinnering voortleeft. Ik heb de herdenkingsartikelen in de Amerikaanse pers dezer dagen er op nageslagen: 1968 was een rampjaar, een dieptepunt en crisis in de Amerikaanse samenleving, waaraan niemand graag herinnerd lijkt te worden. Misschien verklaart dat waarom het beeldmateriaal in dit boek niet eerder is verzameld.
Martin Luther King was vermoord, waarna in veel Amerikaanse steden rellen waren uitgebroken, en brandstichting op grote schaal was gepleegd. In Vietnam stierven elke dag Amerikaanse soldaten bij bosjes – iets wat nog jaren zou doorgaan. De beroemde foto waarop een Zuidvietnamese generaal een gevangen Vietcong-strijder door het hoofd schiet, is van 1968, net als de beruchte slachting in het dorp Mi Lai door Amerikaanse soldaten – al zou die pas jaren later aan het licht treden. In Amerika zelf kwam het regelmatig tot grootscheepse gewelddadigheden: de National Guard trad op tegen vreedzame demonstranten aan Columbia University, en later in de straten van Chicago, bij de conventie van de Democratische partij.
Het gevoel dat Amerika in een soort apocalyps was beland, bestond zowel bij links als bij rechts – in beide kampen bestond het gevoel dat Amerika zijn ziel, zijn bijzondere bestemming in de geschiedenis was kwijt geraakt, dat alle bestaande regels plotseling niet meer golden. De tijd van de New Deal, waarin iedere Amerikaan het van jaar tot jaar beter kreeg en een nieuwe middenklasse was ontstaan die de hele wereld tot voorbeeld strekte, was duidelijk voorbij.
De moord op Robert Kennedy paste in deze tragische stemming. Dat Robert de broer was van de in 1963 vermoorde president John Kennedy versterkte het gevoel van doem en neergang. Niemand kan natuurlijk achteraf met zekerheid zeggen of Robert Kennedy, gesteld dat zijn gooi naar het presidentschap succesvol zou zijn geweest, inderdaad Amerika weer op de rails zou hebben gezet als succesvolle samenleving. En of hij het werk van van King voor de gelijkberechtiging van zwarte Amerikanen zou hebben voortgezet, zoals velen verwachtten. Maar na de moord was in ieder geval een wijd verbreide gedachte, dat hier een historische kans verloren was gegaan.
Die mensen stonden ook langs de tracks omdat, anders dan nu, televisiezenders in 1968 geen continue coverage leverden van de laatste treinreis van Robbert Kennedy. Televisie speelde natuurlijk al een grote rol in de VS, maar met tv-camera’s meereizen met de trein, of er met een helikopter boven hangen en live verslag doen, dat was technisch nog niet doenlijk. De sensatie van de bewegende trein zien, de laatste reis van het ontzielde lichaam van een charismatische politicus meemaken, bleef voorbehouden aan degenen die zich fysiek naar de spoorlijn hadden begeven.
Er bestonden natuurlijk ook nog geen 24-uurs televisie-nieuwszenders, waar rond het etmaal nieuws van elke denkbare kant werd belicht en uitvergroot tot iedereen er horendol van wordt. Het slechte nieuws, dat was de bronzen stem van CBS-anchor Walter Cronkite, die het avondbulletin elke dag afsloot met de woorden ‘That’s the way it is’. Of het waren de verhalen in de 1 keer per dag verschijnende kranten.
Nu, 50 jaar later is er veel veranderd en tegelijkertijd ook weer niet. Want Amerika is weer in crisis. De ene helft van Amerika steunt uit woede over de wereld een egomaan, die vast besloten lijkt een einde te maken aan de bevordering van mensenrechten en democratie in de wereld (en ook in de VS), aan vreedzame handelsrelaties, aan sociale rechtvaardigheid, aan klimaatbeheersing en misschien ook aan vrede überhaupt. De andere helft van Amerika kijkt met ontsteltenis of zelfs walging naar deze wending van de Amerikaanse geschiedenis.
Een groot verschil is dat wij, als Europeanen, het tegenwoordig niet alleen kunnen zien en meebeleven via de media – 24 uur per dag, als we dat uithouden – maar er ook direct mee te maken hebben. Want de VS, als machtigste staat ter wereld, heeft overwegende invloed op ons welbevinden – politiek, economisch, militair – ten goede of, zoals nu, ten kwade. Al hoeven we er door de nieuwe media de deur niet meer voor uit: die verslagenheid langs die spoorlijn in 1968, en het gevoel dat we het einde van een wereld meemaken, die kunnen nu ook de onze zijn.
Het verleden is een ver land, schreef Racine. Dat geldt zeker voor de beelden die Rein Jelle Terpstra voor zijn geweldige project heeft opgesnord – die hebben op het eerste gezicht bijna iets exotisch. Maar ondanks de grote technische verschillen in techniek en nieuwsvoorziening tussen 1968 en nu, lijkt dat verleden 50 jaar later tegelijkertijd dichterbij gekomen. En het land dat we zien, is zo ver niet meer. In overdrachtelijke zin staan wij nu allemaal langs die spoorlijn, wachtend op de gelegenheid ons met eigen ogen te overtuigen van de ramp die zich voltrekt. Als we geluk hebben ontmoeten we over 50 jaar een vreemdeling, een Rein Jelle Terpstra 2.0 als het ware, die ons komt vragen wat we nu eigenlijk hebben gezien. Dat zal dan waarschijnlijk wel een Chinees zijn.
Rein Jelle Terpstra: Robert F. Kennedy Funeral Train – The People’s View. Fw:Books. 2018
Bovenstaande tekst is uitgesproken bij de presentatie van het boek, op 22 juni 2018 bij Foam.
Foto’s uit het boek in kwestie. Beide van William F. Wisnom sr. in Tullytown, PA.

Geef een reactie