(21-5-2017)

Vergeten is een te groot woord, maar je mag gerust zeggen dat de herinnering aan de Frans-Duitse oorlog van 1870 een tikje overschaduwd wordt door de oorlogen die erna kwamen, die van 1914-1918 bijvoorbeeld. Toch is het dus nog nog geen 150 jaar geleden dat de twee continentale Europese grootmachten elkaar voor het eerst na het Napoleontisch tijdperk weer te lijf gingen. Hierboven een beeld van wat er over was van een wijk van Straatsburg, na de Duitse verovering.
De Frans-Duitse oorlog wordt eigenlijk tegenwoordig vooral herinnerd vanwege twee ‘bij-producten’ – de proclamatie van het Duitse Keizerrijk in de spiegelzaal van het paleis van Versailles, en de onderdrukking van de Commune van Parijs. Maar de tentoonstelling in het Parijse Musée de l’armée (gevestigd in de Invaliden) laat ook de andere aspecten van de sombere gebeurtenis zien: het enthousiasme waarmee de beide landen ten strijde trokken, de propaganda, en de heftige verontwaardiging in Frankrijk over het verloren gaan van Elzas-Lotharingen.
Want de oorlog van 1870 was een klinkende Franse nederlaag. Op de korte termijn dan. Na de beslissende slag bij Sedan was het meteen afgelopen met het operette-bewind van keizer Napoleon III en werd voor de derde maal in Frankrijk de republiek uit te roepen – nu om nooit meer te verdwijnen (als we even afzien van het Vichy-bewind). Maar fundamenteler voor de Europese geschiedenis was vermoedelijk het uitroepen van de Pruisische koning Wilhelm I tot keizer van het nieuwe verenigde Duitsland. Die vereniging, onder leiding van kanselier Otto van Bismarck, was mogelijk omdat Pruissen in 1866 de slag bij Sadowa tegen Oostenrijk had gewonnen, waardoor Oostenrijk uit de Duitse bond kon worden gegooid. Pruissen had daarop de Noord-Duitse bond gevormd, en in 1870, in de ‘roes’ van de overwinning traden dan ook de laatste onafhankelijke Zuid-Duitse staten – Beieren, Württemberg, Hessen en Baden -toe tot de nieuwe eenheidsstaat. Dat een en ander zijn beslag kreeg in Versailles, hing samen met het feit dat de Duitsers in het pronkkasteel van Lodewijk XIV hun hoofdkwartier voor de belegering van Parijs hadden ingericht. In 1919, toen Duitsland de Eerste Wereldoorlog had verloren, stonden de Fransen erop dat het vredesverdrag van de Duitse nederlaag in Versailles zou worden getekend.
Ik heb, niet in Parijs zijnde, die tentoonstelling in het Musée de l’armée niet gezien, maar de zeer fraaie catalogus wekt de indruk van een erg interessante expositie. De oorlog van 1870 lijkt op een soort overgang van de Negentiende-eeuwse oorlogen naar de moderne van 14-18 en later. Het ontstaan van de oorlog was nog helemaal Negentiende-eeuws, uitvloeisel van de rivaliteiten in het machtssysteem dat wel ‘het concert der staten’ werd genoemd en in feite sinds het eind van het Napoleontisch tijdperk de context van de Europese diplomatie had gevormd. Aanleiding was de Spaanse opvolgingskwestie: Bismarck meende daar een lid van de familie der Hohenzollern te kunnen doorzetten, en Frankrijk voelde zich daardoor omsingeld. Bismarck had, met succes, geprobeerd Frankrijk tot de oorlog te verleiden, wel verwachtend dat het snel industrialiserend Duitsland Frankrijk de baas zou zijn. Dat was juist gegokt: Frankrijk moest zijn traditionele positie als grootste en machtigste staat op het continent afstaan – een situatie die, zoals we weten, in zekere zin tot op de huidige dag voortduurt.
Modern was de oorlog in 1870 bijvoorbeeld in technisch opzicht: de manoeuvres van cavalerie en dergelijke waren nog van Napoleontische snit, maar de vuurkracht van wapens al zeer toegenomen, en de mitrailleur uitgevonden, waarmee het mogelijk was grote aantallen vijandelijke manschappen tegelijk neer te maaien. Tot loopgraven, zoals in 14-18 kwam het echter niet. Napoleon III gaf zich na de slag bij Sedan over, en begaf zich in ballingschap in Engeland. Een van zijn grote fouten was vermoedelijk geweest, dat hij zich wel had laten verleiden om Duitsland de oorlog te verklaren maar niet gezorgd had voor bondgenoten in de strijd. In de catalogus staat een heel interessant stuk over het ongenode optreden van buitenlandse vrijwilligers in deze oorlog, Italianen onder leiding van Garibaldi bijvoorbeeld, die het zogenaamd Armée des Vosges vormden, maar door de Franse legerleiding met argwaan werden bezien.
Toen de Duitse omsingeling van Parijs was beëindigd, brak in de hoofdstad een opstand uit tegen de nieuw-geproclameerde Derde Republiek. Deze Commune van Parijs – de term suggereert een soort spontaan arbeidersbestuur van onderop – was militair gezien mogelijk, omdat grote delen van de mannelijke bevolking voor de verdediging tegen de Duitsers waren gemobiliseerd en bewapend in de Nationale Garde. De Republiek zag zich genoodzaakt Parijs met troepen te veroveren – een exercitie waarbij op ruime schaal executies en deportaties naar strafkolonies werden toepast. Deze burgeroorlog werd, samen met de Frans-Duitse oorlog door de op dat moment nog in ballingschap levende schrijver Victor Hugo in een boekje als L’année terrible (het vreselijke jaar) beschreven – een uitdrukking die tot op heden is blijven hangen. Het totaal aantal doden loopt in de honderdduizenden.
Het vreselijke jaar 1870-71 deed heel Europa huiveren en leidde ook tot allerlei initiatieven om oorlog uit te bannen – die zoals bekend op den duur niet succesvol zijn geweest. In 1914 trokken de beide landen zo mogelijk nog met meer enthousiasme tegen elkaar ten strijde, dan in 1870. Pas na de Tweede Wereldoorlog hebben Frankrijk en Duitsland, in het kader van de vereniging van Europa, de strijdbijl – naar het schijnt definitief – begraven. Maar je kunt niet voorzichtig genoeg zijn en daarom is de nieuwe Franse president Emmanuel Macron na zijn aantreden deze week ook meteen in Berlijn bij bondskanselier Angela Merkel op bezoek gegaan. Want al zal de strijd aan de oevers van de Rijn niet zo gauw meer losbarsten – een Frans-Duitse breuk kan Europa zich nog steeds niet veroorloven.
De expositie France Allemagne(s) 1870-1871: la guerre, la Commune, les mémoires is tot 30 juli te zien. Nadere info HIER op de website van het Musée de l’armée. De catalogus verscheen bij Gallimard.
Afbeeldingen. Boven een Duitse foto van Straatsburg na de beschietingen. Onder een foto van de Avenue de la grande armée in Parijs, na de verovering van de stad door troepen van de Republiek op de opstandelingen. Daaronder een schilderij van Gustave Doré uit 1871: l’Énigme (het raadsel). Het is een allegorische voorstelling, de desolate toestand na het vreselijk jaar voorstellende. Daaronder nog een allegorisch schilderij, L’Alsace. Elle Attendvan Jean-Jacques Henner uit 1871. De door de Duitsers veroverde en geknechte Elzas kijkt de beschouwer onderzoekend aan, zich afvragend wanneer Frankrijk zich tot haar bevrijding zal aangorden.



Geef een reactie