De korte zomer van de DDR

Toch ergens jammer dat het niet gelukt is – het socialisme in Oost-Europa. Stiekem heb ik altijd gedacht – geloofd is misschien een beter woord – dat het misschien ook anders had kunnen lopen. Wanneer bijvoorbeeld in de jaren zestig de tot in Moskou bestaande ideeën over een nieuwe Nieuwe Economische Politiek, met marktmechanisme en meer geestelijke vrijheid een kans hadden gekregen. Volgens mij vond ook Michail Gorbatsjov dat, toen hij in de jaren tachtig perestrojka en glasnost lanceerde, zich herinnerend aan het enthousiasme waarmee Raïssa en hij in de jaren eind jaren vijftig hadden gedacht dat niet alleen Stalin dood was, maar ook het onderdrukkende systeem dat hij had uitgebouwd. 

Het liep anders. Alle pogingen om zoiets als een ‘socialisme met een menselijk gezicht’ tot stand te brengen – de destalinisatie onder Chroesjtsjov, de Praagse Lente etc. – zijn in het Sovjet-blok immers spectaculair mislukt, of liever gezegd onderdrukt – en de laatste in de rij, die van Gorbatsjov, was meteen het einde van dit politieke project. Dat geldt ook voor een aanzet waarvan ik eerlijk gezegd tot nu toe niets wist, en waarvan de onderdrukking deze maand toevalligerwijze vijftig jaar geleden was: een kortstondige ontwikkeling in de richting van een economische hervorming en een vrijer klimaat in de kunsten onder de Oostduitse partijleider Walter Ulbricht. Erich Honecker, dan nog tweede man van het regime, maakte er op 11 december 1965 een eind aan door een geruchtmakende toespraak op het Elfde plenum van het Centraal Comité van de SED, de regerende partij van de DDR.

Hij kondigde daar het dogma van de ‘zuivere staat’ af – de rücksichtslose onderdrukking van alles wat in de cultuur neeg naar kritiek op de geldende verhoudingen, artistieke vrijheid of zelfs maar speelsheid. Het is daarna nooit meer goed gekomen. Tot aan het bittere einde in 1989 is de DDR een staat gebleven waarin onderdrukking de toon aangaf – met de Stasi als voornaamste orgaan van staat. Na 1945 had de DDR voor een deel van de Duitse intelligentsia gegolden als de aanzet tot een beter, althans ander Duitsland. Niet de stalinistische fase vermocht deze hoop onder schrijvers, kunstenaars, filmmakers etc. de kop in te drukken. Wel daarentegen de gebeurtenissen van 1965. De kwaliteit van sommige Oostduitse theatervoorstellingen in de jaren zeventig en tachtig niet te na gesproken, bleef de DDR, ook in cultureel opzicht, een doods land.

Begin jaren zestig leken echter voor schrijvers, schilders en dergelijke betere tijden aangebroken. De Muur was gebouwd, waardoor de acute bedreiging door ‘de klassevijand’ van de prille socialistische staat niet langer als excuus voor strenge censuur kon dienen. Walter Ulbricht was wellicht geen liberaal in hart en nieren, maar hij zag wel in dat er in de de DDR het een en ander moest veranderen, wilde het ‘werkelijk bestaande socialisme’ niet onherroepelijk achterop raken bij de zich naar sociaal-kapitalistisch model ontwikkelende landen in West-Europa. Eén ding was de introductie in de centraal geleide planeconomie naar nieuwe methoden bij de berekening van rendement en naar relatieve investeringsvrijheid voor bedrijven – een socialistische quasi-markt naar de ideeën van de Sovjet-econoom Jevsej Liberman. Een tweede het streven naar een kunstwereld die niet zozeer vrij zijn gang kon gaan, maar wel meer zou opleveren dan de gelijkgeschakelde iconografie van het stalinisme. Die zou schrijven, filmmaken en schilderijen vervaardigden over wat de mensen echt bewoog en wat ze echt wilden lezen en zien. Dit streven werd, naar een obscure partijconferentie, de Bitterfelder Weg genoemd.

De Berlijnse filosoof Gunnar Decker heeft in 1965, der kurze Sommer der DDR, de lotgevallen van de Bitterfelder Weg beschreven. Hij doet dat nogal gedetailleerd, met veel aandacht voor Duitse intellectuelen die verder de grote geschiedenis nauwelijks gehaald hebben. Maar ook bekendere figuren als Stefan Heym, Wolf Biermann, Robert Havemann, Manfred Krug en Christa Wolf komen uitgebreid aan de orde. We spreken hier over een tijd waarin de DDR nog niet in alle opzichten een Stasi-staat was geworden, waarin alles gesmoord werd in politioneel toezicht, maar de strijd zich nog deels voltrok in de ideologische openbaarheid. 

Maar ook daar word je niet vrolijk van. Want Ulbricht moge dan na 1960 de deur naar meer geestelijke vrijheid op een kier hebben gezet – binnen het partijapparaat waren er velen op machtige posities die alles wat afweek van het loflied op de modelarbeider of een vaas socialistische bloemen als een schandelijke vorm van ‘modernisme’ beschouwden – modernisme was in deze context een scheldwoord, en stond voor ideologische uitingen van de klassevijand. En dan zwijgen we nog even over de reacties op lange haren, ritmische gitaarmuziek en rare dans waaraan een deel van de jeugd zich overgaf (- de eerlijkheid gebiedt hier trouwens te zeggen dat ook Nederlandse autoriteiten in deze jaren niet schroomden om agenten in uniform af te sturen op jongelui die tijdens concerten niet braaf in de stoeltjes bleven zitten.) Als je over de debatten en verwikkelingen vóór 1965 in de DDR leest, is het overduidelijk dat onder het mom van dictatuur van het proletariaat ook een afschuwelijk benepen en kleinburgerlijk beambtendom aan de macht is gekomen, dat een panische angst heeft voor ongecontroleerde en onvoorspelbare uitingen van kunstenaars en jeugdigen.

Maar zoals dat gaat in elke bureaucratie waren er ook functionarissen die heimelijk sympathiseerden met vrijheidslievende stromingen in literatuur, film, schilderkunst en muziek, zodat er plotseling onverwacht toch iets doordrong van de nieuwe tijd in tijdschriften, op podia enzovoorts. Het plenum van 1965 maakte hier evenwel radicaal een einde aan. Ulbricht had eigenlijk gedacht dat dit partijforum de Nieuwe Economische Politiek zou bezegelen, maar liet de hoofdtoespraak op de bijeenkomst over aan zijn nummer twee, Erich Honecker.  Deze was trouwens ook hoofd was van de jeugdbeweging FDJ en behoorde tot degenen in de partijtop die elke vorm van marktwerking met afgrijzen bezagen, en wel wisten dat ook de bazen in Moskou, sinds het aantreden van Brezjnev in 1964 zulke nieuwlichterij niet langer apprecieerden. 

Lijnrecht ingaan tegen Ulbrichts economische lijn was natuurlijk politiek riskant, maar de nieuwe wind in de cultuur kon je straffeloos bestrijden – temeer daar Ulbricht niet echt een musische man was, en ook niet echt een vriend van de kunsten. Honeckers toespraak, waarvan een bandopname bewaard is gebleven, gaat uit van de gedachte dat de socialistische staat in gevaar is, en dat de kunstenaars daar verantwoordelijk voor zijn. Het moet afgelopen zijn met de klassevijandige nieuwlichterij, de DDR is een “zuivere staat met onomstotelijke maatstaven”. Ulbricht probeert nog wat te sussen, maar het is al te laat: met de cultuur gaat ook zijn economische gezag er bureaucratisch aan – de voornaamste ambtenaar die aan de economische hervorming vorm moest geven was trouwens kort voor het plenum al op onduidelijke wijze uit het raam dood neergevallen.

Honecker pleegde over de band van de cultuur een geslaagde bureaucratische coup tegen de oude communist Ulbricht – na dit plenum was het nog maar een kwestie van tijd totdat Honecker in 1971 Ulbricht als partijleider zou opvolgen. In feite ontstond op dit moment de DDR zoals we hem tot kort voor het eind in 1989 nog konden zien – een geestelijk morsdood land, met een haperende economie waarin de consumptie vanaf de jaren zeventig in toenemende mate werd gefinancierd door kredieten uit west-Duitsland – onder andere door de ‘verkoop’ van politieke gevangenen. En waarin elke vorm van politiek debat werd vervangen door een politioneel systeem zonder weerga. Hoe bestendig het systeem wel niet was, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat Erich H.’s vrouw Margot Honecker, die zich op het plenum van 1965 door enthousiaste bijval doet kennen en op dat moment minister van onderwijs was, dat in 1989 nog steeds was. Hoe groot moet de schok zijn geweest voor de leider toen in 1989 de jeugd van de DDR, zijn jeugd waarvan hij hij in de FDJ de aspiraties en de positie sinds begin jaren zestig had bepaald, plotseling ‘Gorby, Gorby’ ging roepen?

De schrijfster Christa Wolf, in 1965 kandidaat-lid van het Centraal comité komt de eer toe nog op het plenum haar stem te hebben verheven tegen de culturele knevel die werd aangelegd. Dat kwam haar op veel maatschappelijk ongeluk en royement door de partij – tegenwoordig weten wij dat zij later nog eens door de Stasi onder druk is gezet, en verklikker is geworden. In 1976 kwam het tot een geruchtmakende handtekeningenactie tegen de Ausbürgerung van de zanger Wolf Biermann, die na 1965 door een optreed-verbod was getroffen, en van zijn DDR-staatsburgerschap was beroofd terwijl hij in West-Duitsland op tournee was. Maar van een revolte, of herleving van de cultuur in de DDR is het nooit meer gekomen. Niet in het openbaar tenminste: net als overal anders in het Sovjet-blok doken intellectuelen onder in het privé-leven, de coterieën die zich thuis in de keuken verzamelden. 

Nee, triomfantelijke verhalen van 1989 over het gebleken failliet van het socialisme kunnen me gestolen worden, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het alleen maar goed geweest is dat aan het Oosteuropese socialisme in de bloklanden radicaal een eind is gekomen, en de DDR is opgeheven. Dat nu in Rusland en elders opnieuw regimes hun kleinburgerlijke kunstopvattingen proberen door te drukken, al of niet in samenwerking met de kerk maar steeds met dezelfde spiessbürgerliche normen, doet daaraan niets af. 

Gunnar Decker: 1965, der kurze Sommer der DDR. Hanser 1965.

Van het plenum van 11 december 1965 is een bandopname bewaard, die te horen is op de site van het Bundesarchiv. 

Foto boven: Wolf Biermann tot zwijgen gebracht.

(Oorspronkelijk gepubliceerd op 23-12-2015)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: