
Is de Covid-19 pandemie nu een omslagpunt in de geschiedenis, of meer een hobbel die we – wanneer over een aantal maanden de ziekte in zijn huidige omvang hopelijk bedwongen zal zijn – zo snel mogelijk zullen verbannen naar het rijk der slechte herinneringen om ons leven zo veel mogelijk op de oude voet voort te zetten? Het zijn prangende vragen en het is in zekere zin geruststellend dat de Duitse filosoof Peter Sloterdijk – een van de helderder geesten in onze dagen – het antwoord ook niet heeft.
Dat is althans de indruk die je krijgt uit ‘Der Staat streift seine Samthandschuhe ab’, een zojuist verschenen verzameling interviews en krantenstukken van Sloterdijk uit de tijd van de pandemie. Begin 2020, aan het begin van de collectieve ziektegeschiedenis van onze tijd, overheerst bij Sloterdijk – als bij zovelen – nog lichte verontwaardiging over het gemak waarmee overheden burgerlijke vrijheden opschorten, zelfs vrijheden die zo vanzelfsprekend waren dat we ze nauwelijks nog als vrijheden waarnamen, zoals dat op vrij over straat lopen op alle uren van de dag. Maar meer dan een jaar later is dat begin van protest min of meer weggeëbd, al was het maar omdat zulke vrijheidsbeperkingen een van de weinige remedies tegen explosieve besmetting lijken en zulk protest lijkt overgenomen door ‘dwarsdenkers’ als de ‘virus-waanzinnigen’, die de redelijkheid en de wetenschap – kortom: de werkelijke wereld – vaarwel hebben gezegd.
“Verklaar ons de wereld waarin wij leven”, is bijvoorbeeld de kop boven een in oktober vorig jaar in ‘Bild’ verschenen vraaggesprek met Sloterdijk (geb. 1947), een van de meest gevraagde wijsgeren in een land waar meer dan in de meeste andere Europese landen, de filosoof toch al hoog in aanzien staat. Anders dan sommige van zijn illustere voorgangers – een Hegel, een Heidegger – is Sloterdijk niet zozeer een systeembouwer, maar meer een denker van ‘running commentary’, en dan veelal zeer origineel. Dat geldt voor zijn meer substantiële werk, zoals zijn vorig jaar verschenen boek over religie, “Den Himmel zum Sprechen bringen”, waarin godsdiensten worden behandeld – of zo men wil: gereduceerd – tot letterkundige fenomenen en religie tot poetica wordt. En het geldt zeker ook voor deze verzameling actuele opmerkingen en beschouwingen.
Wat deze lezer zeer inneemt voor Sloterdijk – die overigens vertelt vorig jaar uit het rustige Karlsruhe naar het hectische Berlijn verhuisd te zijn – is zijn bereidheid om terug te komen op eerdere standpunten of – misschien nog wel opmerkelijker voor een wijsgeer – eerlijk toe te geven dat hij geen idee heeft. Begin 2020, toen de Corona-epidemie de wereld in zijn greep kreeg, wemelde het van de voorspellingen dat er sprake was van een historisch keerpunt: nooit zou onze wereld nog dezelfde zijn. Wereldhandel, globale mobiliteit in zaken en toerisme, de uitputting van de natuurlijke leefomgeving – al deze en nog vele andere kenmerken van onze moderniteit stonden op losse schroeven.
Het heeft er echter de schijn van dat de pandemie minder als een wereldhistorisch omslagpunt geldt, naarmate zij langer duurt. Wanneer de ziekte eind vorig jaar bedwongen was, zouden we vermoedelijk meer de indruk van wende en catharsis hebben. Maar omdat Covid-19 eind vorig jaar een nieuwe aanloop nam, en een einde nog niet werkelijk in zicht is, ondanks spectaculaire resultaten bij de ontwikkeling van vaccins, vermindert het bewustzijn van een historisch omslagpunt. Een periode van meer dan een jaar is kennelijk te lang voor ons hedendaags gemoed, vermoedt Sloterdijk: historische oordelen worden tegenwoordig in sneller tempo geveld. Het virus vergt meer geduld dan de hedendaagse mens kan opbrengen. Natuurlijk kan het zijn dat de pandemie achteraf zal blijken een historisch omslagpunt te zijn. Maar het is net zo goed mogelijk dat Covid-19 een onaangenaam moment van beperkte betekenis zal blijken, zo’n beetje zoals de Spaanse griep in de jaren na de Eerste Wereldoorlog.
Maar al blijft een pontificaal oordeel over de historische betekenis van Covid-19 dus uit – Sloterdijk heeft over de pandemie van nu heel wat belangwekkends op te merken. In verband met de klimaatcrisis is de afgelopen jaren vaak beweerd dat het hoog tijd is de natuur tegen inwerking door de mens te beschermen. Covid-19 laat zien dat dit een hovaardig idee is, meent Sloterdijk: de mens moet zich wel degelijk nog pogen te beschermen tegen de krachten der natuur, de natuur beschermt de mens nergens tegen. De enig denkbare effectieve bescherming is het streven naar ‘Ko-Immuniteit’, een soort op intermenselijke samenwerking gebaseerde wereldwijde groeps-immuniteit. De wijsgeer wijst er, niet zonder enige trots, op zo’n ontwikkeling al te hebben voorspeld in zijn uit 2009 daterende, geruchtmakende essay ‘Du musst dein Leben ändern’. Achterdocht en wantrouwen jegens de medemens zijn zelfdestructieve neigingen.
Hij is elders evenwel kritisch ten aanzien van eigen werk uit het verleden. In ‘Kritik der zynischen Vernunft’ uit 1983 – het boek waarmee hij ooit doorbrak in de internationale filosofenwereld – had hij de eerste helft van de Twintigste eeuw, uitmondend in de Tweede wereldoorlog, bestempeld tot de hoogtijdagen van de ‘cynische rede’. Maar inmiddels zijn er politici opgestaan als Trump en Bolsonaro die laten zien dat de ‘cynische rede’ meer dan ooit aanhang heeft en een terugkeer naar de waarden van de Verlichting nog altijd een actueel streven moet zijn.
Een van de interviewers in deze bundel confronteert Sloterdijk overigens met de tijd waarin hij zelf een stap nam die met de waarden van de Verlichting op gespannen voet leek te staan: in Poona in India volgde Sloterdijk enige tijd de Bhagwan. Zijn verdediging nu is vrij curieus: de waarden die in Poona hoog in aanzien stonden – emotionaliteit en meer aandacht voor ‘vrouwelijke’ gevoelens in het maatschappelijk leven – zijn inmiddels deel gaan uitmaken van de algehele gevoelshuishouding in het Westen, meent Sloterdijk. Anders dan de ‘dwarsdenkers’ die nu Covid-19 ontkennen en anderszins de werkelijke wereld willen verlaten, kun je de Bhagwan-beweging dus niet zien als een blijvende negatie van de Verlichting, meent Sloterdijk.
Het moge nog te vroeg zijn voor een historisch oordeel, het is al wel duidelijk dat de huidige pandemie in een aantal opzichten onze wereld veranderd heeft. In de meeste West-Europese landen heeft de staat sinds 1945 de rol aangenomen van een weldadig instituut, dat in ruil voor belastingafdracht de burgers bestaanszekerheid verschaft, met goed onderwijs, betaalbare gezondheidszorg, en herverdeling van inkomen middels uitkeringen en dergelijke. Tegenover deze ‘verwennerij’ stonden nauwelijks nare verplichtingen: dienstplicht en de bereidheid om te sterven voor je land leken iets uit het verleden. De staat liet de burgers zoveel mogelijk vrij. Tijdens deze pandemie evenwel is gebleken dat als het moet de staat van verwennerij ook met harde hand te werk kan gaan bij het intomen van de burger. En dat die burger dat, over het algemeen, met opmerkelijke lijdzaamheid over zich heen laat komen – vermoedelijk in de gedachte dat een zwakke staat hem meer risico’s oplevert dan een sterke. Hoe deze les in de toekomst doorwerkt, staat nog te bezien.
Een andere paradigmatische verschuiving is de plotselinge verdamping van het taboe op het laten oplopen van de staatsschuld. Decennia lang hebben Westerse politici de burgers voorgehouden dat schuld een risico betekende voor welzijn en welvaart van de natie. Nu lijkt dat allemaal nauwelijks meer een rol te spelen. “De hoed van de goochelaar blijkt veel dieper dan eerder aangenomen”, schrijft Sloterdijk. Maar een cesuur in de geschiedenis van de mensheid? Het komt Sloterdijk niet helemaal ondenkbaar, maar ook niet zeer waarschijnlijk voor. “De grote verandering is een illusie”.
Peter Sloterdijk: Der Staat streift seine Samthandschuhe ab. Ausgewählte Gespräche und Beiträge 2020-2021. Suhrkamp, Berlin 2021

Peter Sloterdijk: Den Himmel zum Sprechen bringen. Über Theopoesie. Suhrkamp, Berlijn 2020.
Afbeelding: Amerikaans gezin beschermt zich met mondkapjes tegen de Spaanse griep in 1918. Zelfs de kat draagt er een. (Foto Getty)
Geef een reactie