Julian Barnes als jaloerse biograaf

Londen is een vreselijke, smerige stad, en Engelse vrouwen missen elke charme. Toch noemt Julian Barnes in ‘The man in the red coat’ de beroemde Franse chirurg Samuel Jean Pozzi (1846-1918) een ‘anglofiel’. Engeland was immers ook het land waar een Franse society-figuur zoals hij zijn kostuums en gordijnen bestelde.

Als u zelf chirurg bent, of beter nog gynaecoloog, dan hebt u misschien wel gehoord van Pozzi, die een voortrekker is geweest op zijn vakgebied met een – volgens Barnes – opmerkelijke consideratie voor de gevoelens van zijn vrouwelijke patiënten. Of het gerucht waar is dat de chirurg ook op grote schaal zijn vrouwelijke patiënten verleidde, valt volgens Barnes niet vast te stellen. Van eentje weten we het trouwens zeker, maar dat was geheel tot wederzijds genoegen. Pozzi bevrijdde de wereldbefaamde actrice Sarah Bernardt (1844-1923) van een gezwel in de baarmoeder. Hij was ook een aantal jaren haar minnaar – een onder velen – en tientallen jaren haar lijfarts en vriend, zowel voor als na de operatie.

Dat Pozzi veel minnaressen had, is wel zeker, maar zijn nagedachtenis is geheel verschoond gebleven van schandalen daaromtrent. Dus het verhaal dat hij systematisch patiënten het bed inpraatte zal dus wel een kwaadaardige roddel zijn, denkt Barnes. Pozzi was trouwens zijn leven lang ook getrouwd, met een rijke en zeer katholieke vrouw zodat aan scheiding niet te denken viel. Uit dit huwelijk is onder andere een dochter, Catherine Pozzi (1881-1934), voortgekomen die nog enige tijd de minnares van de dichter Paul Valéry is geweest en bescheiden bekendheid geniet door haar postuum uitgegeven dagboeken.

In ‘The man in the red coat’ voert Julian Barnes de lezer diep de mondaine wereld van de ‘Belle époque’ in Parijs binnen, met de daar gangbare zeden. Als u trouwens geen chirurg of gynaecoloog bent, dan kent u Samuel Pozzi misschien van het schilderij ‘Pozzi at home’ uit 1881, van de Amerikaanse portretschilder John Singer Sargent (1856-1925). Het was vorig jaar nog in Amsterdam te zien op de geweldige tentoonstelling ‘High society’ in het Rijksmuseum en behoort toe aan het Metropolitan Museum of Art in New York. Sargent beeldt Pozzi af in een indrukwekkende rode kamerjas. Opvallend zijn de handen met de lange vingers – de gevoelige handen van een chirurg. De veronderstelde verleiding van patiënten dook overigens wel degelijk op in de Amsterdamse catalogus.

Toen ik het doek vorig jaar zag, leek het me niet vrij van enige homo-erotiek, maar Pozzi was overduidelijk heteroseksueel. Zijn levensgeschiedenis – onder andere beschreven door dochter Cathérine – laat daarover geen misverstand bestaan. Behalve een echtgenote en veel kortstondige liefdes, was er in Pozzi’s leven ook nog twintig jaar lang een vaste maîtresse, een zekere Emma Pisschoff, met wie hij in de zomermaanden romantische reizen langs oorden als Venetië, Athene of Bayreuth placht te ondernemen.

Dat maakt allemaal een zeer lichtzinnige, vrolijke indruk maar toch is de uitdrukking ‘La belle époque’, ter aanduiding van de Franse samenleving vóór 1914, van later tijd, zoals Barnes terecht opmerkt: wie in die tijd leefde had niet noodzakelijkerwijze het idee een prachtig tijdsgewricht mee te maken. De uitdrukking kwam pas in zwang in de jaren dertig, met hun diverse zwarte schaduwen. De tijd rond 1900 was ook niet alleen maar een periode van ‘dolce vita’. Er was bijvoorbeeld de affaire Dreyfus die de elite verdeelde in twee elkaar heftig bestrijdende en verafschuwende kampen. Pozzi – vrijdenker van protestantse komaf – stond in de affaire natuurlijk aan de kant van de ‘Dreyfusards’ die – terecht – aan de onschuld van de Joodse officier geloofden. Hij woonde zelfs, met zijn vriendin Sarah Bernardt enige dagen het (tweede) proces tegen Dreyfus bij.

‘The man in the red coat’ is een uiterst onderhoudend boek waarin de auteur aan de lotgevallen van de personen die hij beschrijft – Pozzi en de wijde kring om hem heen – beknopte analyses en persoonlijke commentaren verbindt. Meer misschien dan ‘reguliere’ historici gewoon zijn, merkt Barnes het fundamenteel vreemde op in zijn personages: deze mannen en vrouwen van de Belle époque kun je aan de hand van de bronnen beschrijven, maar je verplaatsen in hun denkwereld is lastiger. Leden zij, om een voorbeeld te noemen, aan de ontrouw van hun partners? Pozzi was duidelijk een beschaafde man en geacht lid van de samenleving – hoe rijmde hij dat met zijn zo te zien hyperactieve, promiscue seksueel bestaan?

Een tikje bizar is ook in hedendaagse ogen het grote aantal duels dat in deze tijd in de bossen rond Parijs werd uitgevochten. Een echte of vermeende belediging, of zelfs al een toespeling kon aanleiding zijn om je secondanten langs te sturen. Pozzi werd als chirurg vooral beroemd om zijn gynaecologische ingrepen – en zijn pionierswerk op het gebied van het steriliseren van de omgeving van operaties – maar vooral in het begin van zijn carrière had hij het vooral druk met het operatief verwijderen van kogels uit de ledematen van hen die hun duel verloren hadden, en vaak vrienden of bekenden waren.

Dit alles stond overigens niet in de weg dat Pozzi een algemeen geacht man was. Hij bracht het zelfs tot lid van de Senaat. Zijn levenseinde was geheel in stijl met de tijd: Pozzi werd doodgeschoten door een ontevreden, mannelijke patiënt.

Een steeds terugkerend thema in het boek is het contrast tussen Frankrijk en Engeland, met name ‘in sexualibus’. Terwijl Oscar Wilde wegens ‘sodomitische praktijken’ in een Engelse kerker zuchtte, voerden homoseksuelen in de ‘beau monde’ van Parijs het hoogste woord en hoefden voor strafvervolging niet te vrezen. Het was ook de tijd van de ‘dandy’, de man voor wie esthetiek het centrale levensdoel was. Overigens kwam in het proces tegen Wilde in 1895 ‘À rebours’ ter sprake, de vermoedelijk beroemdste ‘decadente’ Franse roman, van Joris-Karl Huysmans, die net een jaar eerder was verschenen. De aanklager had het boek in Wilde’s bezittingen aangetroffen en zag het als bewijs van Wilde’s homoseksuele neigingen.

Dat in Frankrijk meer mogelijk was op het terrein van de zeden sloot niet uit dat er wel degelijk schandalen waren, en dat over een ieders zedelijke levenswandel stevig werd geroddeld. Een van de betere schandalen uit de tijd had betrekking op de in Parijs wonende schilder Sargent, dezelfde die ‘Pozzi at home’ maakte. Sargent was de meest prominente portretschilder van de Parijse beau monde, totdat hij in 1884 ‘Madame X’ schilderde. Het is een portret van Virginie Gautreau, dochter van rijke planters uit Louisiana. Het schilderij treft ons nu als betrekkelijk ingetogen: Madame X draagt weliswaar een zeer gedecolleteerde jurk, maar kijkt gereserveerd weg van de beschouwer. Het doek werd als een zodanig provocerende evocatie van vrouwelijke lust ervaren dat Sargent zijn Parijse klantenkring verloor en daarom zijn werkterrein maar naar Londen verplaatste. Ook kuiste hij het doek enigszins: een schouderbandje van de jurk dat in de eerste versie van het doek nonchalant was afgegleden, bevindt zich nu weer op de plaats waar het hoort.

Bestond de Parijse libertinage wellicht alleen voor mannen, bij gratie van de onderdrukking van de vrouwelijke seksualiteit? Voor een deel van de burgerlijke samenleving ging dat op, meent Barnes. Van je echtgenote vroeg je allerlei dingen niet, waaraan je je bij je minnares rustig kon overgeven. Maar de dingen zijn altijd ingewikkelder dan ze lijken. De algemeen bewonderde actrice Sarah Bernardt stond algemeen bekend als nymfomane, en verslond minnaars – al schijnt ze nooit een orgasme te hebben beleefd. En er waren in de betere kringen talloze dames die er – eventueel naast een reguliere echtverbintenis – een levendige omgang met minnaars op na hielden.

Het verschil in de verhouding liefde-seks tussen Engeland en Frankrijk bestaat nog steeds wel een beetje. In het Engelse patroon – en, denk ik, over het algemeen gesproken ook in het Nederlandse – worden die dingen geacht te congrueren. In de Franse denkwereld is die band wat losser, zoals vrijwel elke hedendaagse Franse speelfilm laat zien. Franse afkeer van de Angelsaksische benadering van seks kwam vorig jaar nog aan het licht, toen een groep Franse vrouwen in een open brief verzet aantekende tegen de neiging van de ‘me-too’-beweging in de Verenigde Staten om – zoals de ondertekenaars zeiden – iedere ongewenste seksuele voorzet van mannelijke zijde uit het verleden te beschouwen als een schandaal, dat gewroken moet worden. Het moet geoorloofd blijven, werd in de brief betoogd, elkaar te ‘storen’ met seksuele voorstellen.

Dat Julian Barnes belangstelling heeft voor de Belle époque in Frankrijk weten we sinds een van zijn eerste romans, ‘Flaubert’s parrot’ uit 1984. In ‘The man in the red coat’ wordt duidelijk dat hij ook met een beetje afgunst kijkt naar de door hem beschreven, libertijnse geesten. Het boek eindigt met een boutade over de Brexit, waarin de auteur een ‘masochistische’ exercitie ziet.

Julian Barnes: The man in the red coat. Jonathan Cape, Londen 2019.

De open brief van Franse vrouwen over ‘me-too’ staat hier: https://www.lemonde.fr/idees/article/2018/01/09/nous-defendons-une-liberte-d-importuner-indispensable-a-la-liberte-sexuelle_5239134_3232.html

Afbeeldingen: 1. ‘Pozzi at home’ van John Sargent (1881, afb. The Met, New York); 2. Zelfportret uit de dagboeken van Cathérine Pozzi uit 1927 (te raadplegen via https://journals.openedition.org/genesis/524 ; 3. Krantenfoto van Samuel Pozzi, ong. 1918. 4. ‘Mme. X’ van John Sargent uit 1884 (afb. The Met).

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: