Tegen emotionele propaganda hebben argumenten niet veel zin

Omdat de politieke partij D66 het niet zo geweldig had gedaan bij de Kamerverkiezingen van 2022 werd er door het partijbestuur een commissie ingesteld die de dieperliggende oorzaken van het falen bloot moest leggen. Er kwam een rapport waarin onder andere gezegd werd dat de op zich heel redelijke en verstandige standpunten van D66, vertolkt door bewindslieden en andere partijprominenten die eveneens uitmuntten in redelijkheid en verstandigheid, in bredere kring nogal eens wilden doodvallen door de toon waarop ze naar voren werden gebracht: die van betweterigheid namelijk.

Het lijkt me niet zeer waarschijnlijk dat er binnen D66 erg veel gevolg zal worden gegeven aan dit rapport. Dat komt met name door de concurrentie. De grote winnaar van diezelfde Kamerverkiezingen was immers een politicus die het stadium van de argumenten, en daarmee ook van potentiële betweterigheid, ruimschoots achter zich heeft gelaten. Zijn campagne – en eigenlijk zijn hele politieke loopbaan – bestond tot nu toe uit agressieve kreten, verdachtmakingen, beledigingen en schoten voor de boeg. Argumenten en besef van verantwoordelijkheid voor het landsbestuur zijn hem vreemd, zoals dezer dagen pijnlijk duidelijk wordt bij zijn onvermogen constructief bij te dragen aan de vorming van een kabinet. Eerder lijkt hij het formatieproces te zien als een permanente verkiezingscampagne voor zijn eenmanspartij: hoe meer kreten en beledigingen, des te meer kiezers.

Het is natuurlijk buitengewoon pijnlijk voor een over het algemeen uit verstandige en welwillende mensen bestaande partij als D66 dat deze aan de stembus wordt afgetroefd door een man die zich niet heeft ontzien een D66-minister consequent als ‘heks’ aan te merken en – daarin enthousiast gevolgd door een dreigende schare twitteraars – haar partij af te schilderen als de motor van een geheimzinnige maatschappelijke samenzwering onder rechters en ambtenaren. Met zo’n benadering is het lastig discussiëren, al was het maar omdat redelijke argumentatie meteen als ‘betweterigheid’ kan worden weggehoond. Maar wat dan? Moeten serieuze democraten zich in het landsbelang verlagen tot het niveau van een extreem-rechtse demagoog?

Inderdaad, vond Sefton Delmer (1904-1979), de hoofdfiguur in ‘How to win an information war’ van Peter Pomerantsev: wie de propagandaslag wil winnen van een partij die zich aan de waarheid niets gelegen laat liggen en niet met argumenten, maar met het bespelen van ressentimenten, angsten en andere bedenkelijke gevoelens de strijd voert, moet zelf niet beschroomd zijn op dit terrein te interveniëren. Pomerantsev was in 2016 de auteur van ‘Nothing is true and everything is possible’, een boek dat velen in het Westen de ogen geopend heeft voor de manier waarop Rusland sinds vele jaren probeert de politieke en ideologische, door het Westen gedragen wereldorde te ondermijnen – niet zonder enig succes, moeten we helaas vaststellen.

Die propaganda, liet Pomerantsev in zijn grensverleggende studie destijds zien, is er niet in de eerste plaats op gericht alternatieve feiten en interpretaties aan te dragen. Eerder gaat het er om zo veel mist en wanorde teweeg te brengen, dat het hele paradigma van feitelijke waarheden en daarop gebaseerde politiek achter de horizon verdwijnt. Waar ooit rationele waarnemingen en conclusies mogelijk waren, hebben nu – in de opzet der propagandisten – alleen nog maar persoonlijke opvattingen en (waan)ideeën recht van bestaan. Waar ooit vanuit overwegingen van fatsoen en redelijkheid zelfbeheersing en terughoudendheid bij het vellen van drastische oordelen de norm waren, heeft nu de ongebreidelde uiting van woede en ressentiment de overhand.

Voor dat laatste hoef je overigens niet per se naar Rusland te kijken. Wie in Nederland schande spreekt van het grote aantal stemmen voor de PVV bij de laatste verkiezingen ziet zich soms voor de voeten geworpen dat hij daarmee ‘miljoenen kiezers’ beledigt – alsof hij hen daarmee zou belemmeren in de uiting van hun gevoelens. Dat iemand als Wilders zich in het verleden zo gecharmeerd heeft betoond van Poetin is geenszins toevallig. Zij delen die zelfde neiging om te surfen op de golven van onbekommerd geuite ressentiment en verbale vechtlust, waarbij zij zelf graag voorgaan in de slachtofferrol: Wilders als de man die zijn zorg om de Islam nu al tientallen jaren moet bekopen met beveiliging en sociale isolatie en derhalve iedere kritiek als een aanslag op zijn leven opvat; Poetin als de Russische leider die zich door de naar het Oosten ‘oprukkende Navo’ bedreigd voelt en zijn onderdanen onbekommerd naar het front en de dood in stuurt.

Het zijn broeders in de strijd om de gefrustreerde volksgunst, die zich tot drastische taal gelegitimeerd voelen. Feiten komen daarbij alleen van pas als ze in het plaatje passen. Asielzoekers vormen maar een klein deel van de instroom van buitenlanders in Nederland? Geen nood, des te harder moet er tegen zogeheten ‘gelukszoekers’ worden opgetreden. Rusland is in veel opzichten ’s werelds laatste imperium en verkoopt zichzelf, bijvoorbeeld door de bestrijding van homoseksualiteit, als laatste hoeder van de Westerse beschaving? Dat is geen belemmering voor Moskou om zich in Afrika op te werpen als groot voorvechter van ideologische en economische dekolonisatie.

Voor Sefton Delmer was de tegenstander Adolf Hitler en de NSDAP, die in 1933 in Duitsland de alleenheerschappij in handen kreeg. Delmer wist uit eigen ervaring waarover hij het had, ten aanzien van Duitse ressentimenten. Hij was van Australische (dus Britse) komaf en tien jaar oud toen hij in Berlijn in 1914 het begin van de Eerste wereldoorlog meemaakte. Zijn vader was in de Duitse hoofdstad universitair docent Engels. Dat hij geen Duits jongetje was, leverde hem bij zijn klasgenootjes, alle razend enthousiast over de oorlog die Duitsland gauw zou winnen en de consecratie van Duitslands grootmacht-status zou betekenen, veel problemen op. Tegelijkertijd herinnerde hij zich de rest van zijn leven, niet zonder enige gêne, hoe de strijdlustige opgetogenheid in de straten van Berlijn, met vaderlandslievende liederen en marsen en al, op hem als jongen een onweerstaanbare aantrekkingskracht hadden uitgeoefend.

Nog tijdens die oorlog verhuisde de kleine Sefton naar Londen, waar hij, als Australiër met een perfecte kennis van het Duits met een Berlijns accent, ook al de risée was van zijn klasgenoten. Maar zijn ‘Duitse’ achtergrond maakte hem in de jaren twintig natuurlijk wel tot de perfecte ‘foreign correspondent’, in zijn geval voor de Daily Express. In Berlijn kon hij zich goed verplaatsen in de woede en het ressentiment waarmee veel Duitsers terugdachten aan hun nederlaag in 1918, met hun irrationele overtuiging dat de oorlog niet verloren maar verraden was, en de minachting voor de democratische Weimar-republiek die bij deze gevoelens hoorde. Zozeer zelfs dat hij in 1932 de eerste Britse correspondent was die een interview met Hitler vergund werd en betrekkingen onderhield met Ernst Röhm, commandant van de SA-knokploegen, totdat deze in 1934 in de ‘nacht van de lange messen’ om zeep werd geholpen.

Delmer was er ook bij toen Hitler, inmiddels rijkskanselier, de ruikende puinhopen van de Rijksdag in Berlijn inspecteerde, daags nadat het gebouw door onze landgenoot Rinus van der Lubbe in de fik was gestoken. In 1940, na de Duitse opmars in West-Europa, was het echter uit met de pret. Overigens las ik bij Pomerantsev dat Hitler na de inname van Frankrijk en de Benelux-landen heeft geprobeerd Groot-Brittannië aan zijn zijde te krijgen, onder gebruikmaking van ongeveer dezelfde drog-argumenten als waarmee Poetin en zijn trawanten in binnen- en buitenland nu aandringen op het staken van de strijd in Oekraïne: het gevecht is voorbij, laat ons liever samenwerken dan doorvechten en tallozen voor niets laten sterven. (Tekst gaat door onder de afbeelding).

Toen het Verenigd Koninkrijk eenmaal het aanzoek van Hitler van de hand had gewezen, kon de oorlog op de Britse eilanden echt beginnen. Londen onderging de ‘Blitz’ en de anti-nazi oorlogspropaganda werd met kracht ter hand genomen. Het waren de jaren van de radio. Hitlers populariteit in Duitsland beruste in niet-geringe mate op het feit dat zijn toespraken integraal te beluisteren waren, niet alleen in de huiskamer met een ‘Volksempfänger’ – deze in het open raam zetten bij een toespraak van de Führer werd aangemoedigd – maar ook via luidsprekers op de pleinen. De BBC liet zich niet onbetuigd door uitzendingen via de korte golf in vele talen, onder andere het op Nederland gerichte ‘Radio Oranje’. Want ook in het bezette Nederland speelde de radio een grote rol, zoals bleek toen de bezetter in 1943 een – overigens zeer gebrekkig nageleefd – bevel tot inlevering van alle radiotoestellen afkondigde. Niet voor niets ook was de eerste die na de Bevrijding in 1945 wegens collaboratie ter dood werd veroordeeld en geëxecuteerd Max Blokzijl – een ‘foute’ journalist die niets anders ten laste kon worden gelegd dan dat hij tijdens de Bezetting nogal goed beluisterde radiopraatjes had gehouden die beoogden onder de Nederlanders defaitisme ingang te doen vinden.

Los van de ernstige en betrouwbare informatie van de BBC zocht Londen echter ook een weg om via de radio het moreel van de Duitse bevolking en onder Duitse militairen te ondergraven. En hier kwam de ervaring van Sefton Delmer als kenner van de stemming in Duitsland uitstekend van pas. Wanneer een volk onder invloed van jarenlange hysterische propaganda geheel in de ban is van emoties en gevoelens heeft het helemaal geen zin om te proberen het met zinnige argumenten op andere gedachten te brengen, wist Delmer. Het enige wat er op zit is het jargon en de denkwijze van het beoogde publiek over te nemen, inclusief de gemenigheden, smakeloosheden en uitingen van haat, en de inhoud ervan lichtjes om te buigen ter ondergraving van het moreel van de luisteraars. En dat alles natuurlijk in de boeventaal van de straat, die Delmer door zijn contacten in de SA goed had leren kennen.

Zulke geheime, parallelle radio-propagandaprojecten – die in het Duits maar ook in andere talen bestonden – werden niet in Londen gevestigd maar discreet in een kasteel in Woburn in Midden-Engeland. De adellijke eigenaar daarvan, die net als de in 1937 afgetreden koning Edward VII last had van nazi-sympathieën, was gelukkig net overleden. Onder Delmers leiding ontstonden een aantal radiostations – op de korte- en af en toe ook de middengolf – die onder valse vlag voeren: de Duitse luisteraar moest in de waan worden gebracht dat de zender ergens in Duitsland zelf stond, of althans in door de Duitsers bezet gebied. Veelal ging het om zogenaamde bijdragen van fanatieke nazi’s of goedwillende Duitse soldaten, die voorgaven zich vreselijk ter ergeren aan het weelderige luizenleventje waarin de hoge heren in Berlijn zich overgaven, met eigen winkels voor schaarse goederen die de bevolking onthouden bleven, en vooral heel veel seksuele uitspattingen die de soldaat aan het front het ergste deden vermoeden ten aanzien van de eigen achtergelaten geliefde.

Terwille van de geloofwaardigheid van de zender werd desinformatie afgewisseld met ‘mainstream’ informatie zoals die ook op officiële Duitse zenders te horen was – ja zelfs werden toespraken van Hitler of diens propagandachef Goebbels ‘live’ doorgeprikt om dan onmiddellijk na afloop van sarcastisch commentaar te worden voorzien. Alles was er op gericht de schijn van een ‘echt’ Duits station overeind te houden, en om die reden hielden Delmers radiostations zich dus ook niet bezig met het beleren van hun beoogde publiek. Wel met het bevorderen van defaitistische gevoelens, vooral nadat in 1943 in Stalingrad de krijgskansen waren gekeerd en de oorlog van een frisse, vrolijke veroveringscampagne in de Nazi-propaganda eerder tot een ‘totale’ verdedigingsoorlog met masochistische trekken werd gemaakt.

Hoeveel Duitse luisteraars door de jaren bleven geloven dat Delmers radiostations daadwerkelijk Duits waren, is de vraag. Maar dat hun publiek in de miljoenen luisteraars liep, is volgens Pomerantsev buiten kijf: ook al weet je dat het niet waar is, kan slimme propaganda toch aantrekkelijk of zelfs overtuigend zijn. In Nederland leidde datzelfde mechanisme overigens mede tot de executie van Blokzijl, nog vóór die van Mussert of anderen die veel meer verantwoordelijkheid voor wandaden hadden gedragen: juist de populariteit van Blokzijls radiopraatjes onder Nederlandse luisteraars die op geen enkele manier van sympathie voor de Bezetting of collaboratie verdacht konden worden, maakte dat het herstelde Nederlands gezag gebeten was op de radio-propagandist.

Was het werk van Delmer ook instrumenteel bij de geallieerde overwinning op Nazi-Duitsland? Dat valt, geeft Pomerantsev toe, moeilijk te zeggen. Zelf wilde Delmer de mislukte aanslag op Hitler door de groep rond Claus von Stauffenberg in 1944 graag zien als een indirect gevolg van zijn werk, maar die mening werd door vrijwel niemand in Londen gedeeld. Uit geallieerd opinieonderzoek onder Duitse krijgsgevangenen bleek overigens dat het feit dat Hitler deze aanslag had overleefd, het vertrouwen in de persoon van de Führer deed stijgen van 57 tot 68 procent – publieke opinie in een totalitaire dictatuur is een merkwaardig iets, zoals je dezer dagen ook in Rusland kunt waarnemen.

Delmer maakte met zijn werk ook in Engeland niet alleen maar vrienden: de hele oorlog door moest hij zich roddels laten welgevallen dat hij pro-Duits was of althans in de jaren dertig was geweest en na de oorlog werden hem soms communistische sympathieën voor de voeten geworpen. Een baan bij de naoorlogse Britse bezettingsmacht in Duitsland was van korte duur. Daarvoor ergerde Delmer zich te erg aan de slappe vervolging van ex-Nazi’s. In 1962 publiceerde hij mémoires waarin hij zich voor zijn werk verantwoorde. De Britse romanschrijfster Muriel Spark, die in 1944 in Woburn samenwerkte met Delmer toen zij nog onbekend was, heeft de figuur van Delmer verwerkt in ‘The Hothouse by the East River’ (1973).

Blijft de intrigerende vraag: moet je de vijanden van de democratie en de vrede bestrijden met hun eigen middelen van hysterie en leugenachtigheid? En heeft dat zin? Wat is de grens van een politieke leugen om bestwil – in de huidige tijd dan misschien niet meer per radio maar via sociale media? Zouden de traditionele politieke partijen een deel van hun afgenomen geloofwaardigheid kunnen terugwinnen door zelf ook het pad op te gaan van de drogredenering, de leugen en de aansluiting bij gefrustreerde agressie waar een rechts-extreme populist zo’n succes mee heeft? Misschien, maar het blijft natuurlijk de vraag of je dat moet willen, uit politiek-ethische overwegingen. In ieder geval is het wel duidelijk dat Wilders, na maanden van schroom onder zijn tegenstanders, in media en in de Kamer steeds vaker voor gek wordt gezet en er pogingen worden gedaan hem als schertsfiguur te ontmaskeren. Dat is in ieder geval een stap in de goede richting.

Peter Pomerantsev: How to win an information war. The propagandist who outwitted Hitler. Faber 2024.

Afbeeldingen. 1. Sefton Delmer voor de BBC-microfoon; 2. Woburn Abbey (Foto Chris Nyborg)

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑