
Merkwaardig eigenlijk, dat velen van ons nog steeds durven hopen dat het nog wel goed komt met de wereld. Want waarop is zo’n sprankje hoop eigenlijk nog gebaseerd? Nederland wordt geregeerd door een coalitie waarin een partij die uit is op de vernietiging van de democratische orde, en van de Europese Unie, de boventoon voert, en die verder op geen enkele manier bij machte is de problemen van het land aan te pakken. Onze belangrijkste bondgenoot, de Verenigde Staten, is in handen van een nogal fascistoïde figuur die in samenwerking met wat oligarchen alleen maar schijnt te denken hoe hij zijn eigen land en de rest van de wereld een poot kan uitdraaien. De in principe machtigste landen van Europa – Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland – verkeren ieder op eigen wijze in een politieke crisis die de Nederlandse naar de kroon steekt. En tot overmaat roert zich in het Oosten een voormalige grootmacht, die zich bereid toont tot het voeren van territoriale veroveringsoorlogen, uit is op het verstoren van de Europese infrastructuur en vrijwel wekelijk dreigt kernwapens in te zetten.
Van dat redeloze optimisme – dat het misschien nog niet zo heel erg is en dat het misschien wel weer goed kan komen – kan de Nederlandse historicus René van Stipriaan in geen geval worden verdacht. ‘Afscheid van het oude Nederland’ heet zijn zojuist verschenen essay. De strekking ervan is, kort gezegd, dat het uur U al ruimschoots heeft geslagen, dat de Nederlandse democratie zoals die wij hebben gekend al naar de donder is. En dat derhalve het moment is gekomen om iets te doen, al is niet zo eenvoudig te zeggen wat. ‘Europa heeft hoogstens nog een paar jaar de tijd om te bepalen welke kant het op wil’, schrijft Van Stipriaan. ‘Dat het continent nu gegijzeld wordt door bewegingen die steeds maar het ouderwetse nationalisme propageren, helpt niet’, meent hij.
Naast anti-democraten van het type PVV, AfD en Rassemblement National ziet Van Stipriaan ook het gevaar van de digitale monopolisten van het type Musk en Zuckerburg, met hun bombardement van desinformatie en populistische agitprop. ‘Europa staat voor de keuze: zullen de burgers de baas blijven in een vrij en democratisch politiek systeem, of zullen ze onderworpen worden aan de tirannie van de techniek, die in handen is van buitenlandse mogendheden?’ Er zal in ieder geval iets moeten gebeuren, meent Van Stipriaan: ”Afscheid van het oude Nederland’ is bedoeld om de redelijke en optimistische mensen die denken dat het vanzelf wel weer goed komt, wakker te maken. Het komt niet vanzelf meer goed’.
‘Afscheid van het oude Nederland’ is vooral een vrij briljant geschreven essay over de deplorabele staat waarin onze democratie zich thans bevindt. De historicus blijkt de kunst van de overreding in het heden uitstekend te beheersen, al zijn er vermoedelijk voor iedere lezer argumenten waarmee hij het meer of juist minder eens is. Zelf vind ik dat Van Stipriaan wel een hele lage dunk heeft van Mark Rutte, die hij als een geheel principeloze lachebek en verdediger van de neoliberale status quo neerzet. Misschien net iets te fors. Rutte was zeker geen bevlogen vernieuwer zoals je die misschien graag zou hebben gezien, maar evenmin een volstrekte opportunist – en in vergelijking met het zittende kabinet waren al zijn coalities bijna een verademing (behalve misschien die eerste, met gedoogsteun van de PVV). Maar waarover ik het dan weer volkomen met Van Stipriaan eens ben is dat een hyperkritische benadering van de politiek in zijn geheel door de media vanaf de jaren negentig, mede heeft bijgedragen aan een klimaat waarin het voor sujetten als Wilders, wiens drijven gericht is op de afbraak van het democratische systeem zoals we dat kennen, vrij schieten is geweest.
‘Afscheid van het oude Nederland’, met als ondertitel ‘Kunnen we onze democratie nog redden?’ is ook een daad van intellectuele moed en wel van een soort dat zeldzaam is in Nederland. Want Van Stipriaan staat geenszins bekend als een politiek beschouwer of zelfs als een publieke intellectueel – een functie die hem na dit essay overigens alleszins toekomt. Hij is een historicus en niet de minste, auteur van een alom geprezen biografie van Willem van Oranje (die ik tot mijn schande niet gelezen heb) en van een erg leuke, voornamelijk rond litteraire producten in de zeventiende eeuw opgebouwde, cultuurgeschiedenis van de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden uit 2002, waarvan zojuist een nieuwe editie is verschenen.
‘Het volle leven’ heet dat rijk geïllustreerde boek, met als ondertitel ‘Nederlanders, hun wereld, literatuur en cultuur 1550-1800’. Dat boek laat overigens al zien dat Van Stipriaan geen wetenschappelijke hokjesdenken is. Op aanstekelijke wijze, en zonder veel aanspraak op volledigheid, grasduint hij in de wereld van de Nederlandse letterkunde, uitgeverij, politiek en schilderkunst, daarbij soms behoorlijk obscure figuren in het zonnetje zettend. In de academische wereld, waar specialisering en voorzichtige ‘schoenmaker blijf bij je leest’ soms hoogtij lijken te vieren, is zulk schijnbaar onbekommerd switchen tussen tijdperken en terreinen van onderzoek eigenlijk zeldzaam geworden.
Ik vergeet vast wel een Nederlandse historicus, maar als een der laatsten die analyse van het verleden ook aan bespiegelingen over het heden en de toekomst paarde, schiet mij Johan Huizinga te binnen. Maar er is ook een verschil. In zijn ‘In de schaduwen van morgen’ bijvoorbeeld, een gitzwarte beschouwing over het tijdsgewricht uit 1935 die meermalen herdrukt werd, brengt Huizinga nogal nadrukkelijk de mogelijkheid in stelling, dat het verleden lessen voor het heden, voor de door hem in 1935 geconstateerde ‘cultuurcrisis’ dus, in petto heeft.
Huizinga doet dat subtiel. ‘Men kan vragen: heeft in die twintig eeuwen de beschaving ooit anders dan in crisis verkeerd? Is niet alle menschelijke historie hachelijk in de hoogste mate?’, schrijft Huizinga. Ongetwijfeld, meent de geleerde, maar dat zijn domineespraatjes (‘wereldbeschouwelijke declamatie’) waarin hij zich niet wil begeven. Om zich dan opeens toch weer in historische vergelijkingen te verliezen: ‘Voor het historisch oordeel (..) zijn er wel degelijk bepaalde perioden, die een uitgesproken crisiskarakter dragen, waarin het historisch gebeuren slechts als intensieve wending der cultuur is te verstaan’. De geleerde heeft het dan vooral voorzien op de overgang van de Oudheid op de Middeleeuwen, van de Middeleeuwen naar de nieuwere tijd en van de achttiende- of de negentiende eeuw. Nogal een programma – ik denk ook niet dat velen van ons de jaren dertig van de vorige eeuw als een overgang van een zulke dimensie willen zien.
‘In de schaduwen van morgen’ was zeker niet Huizinga’s sterkste boek (maar vermoedelijk wel zijn best verkopende, mede door talloze vertalingen). De recensie van Menno ter Braak in Het Vaderland viel ook vrij ijzig uit, al waardeert hij zeker Huizinga’s grondige afkeer van de bruinhemden en andere cultuurbarbaren die uit het boek spreekt: ‘Menschelijke waardigheid: zij bestaat allereerst in het verzet tegen een mensch, die den zwendel met waarden tot levensinzet maakt; Huizinga’s boek getuigt er op iedere bladzijde van, dat hij aan dàt spel niet mee wenscht te doen’. Hier ligt een vergelijking voor het oprapen: ook Van Stipriaan is een historicus die in de huidige omstandigheden meent, niet langer te kunnen zwijgen.
Het is dan wel een beetje opmerkelijk dat er in ‘Afscheid van het oude Nederland’ juist zo weinig geschiedenis te vinden is. De enige passage die me na lezing is bijgebleven gaat over het veranderende karakter van onze Opstand tegen Spanje eind zestiende eeuw: begonnen als een collectieve actie van edelingen, transformeert de Opstand binnen drie jaar in een waanzinnig succesvolle machtsgreep van burger-kooplieden. Het kan verkeren. Toch zou je van een historicus die in ‘Het volle leven’ zo aanstekelijk aannemelijk maakt dat in de Noordelijke Nederlanden rond 1600 een in Europa unieke culturele omslag plaatsvindt, iets meer historische context verwachten. Want wat is dat ‘oude Nederland’ eigenlijk, dat Van Stipriaan ten grave draagt?
René van Stipriaan: Afscheid van het oude Nederland. Kunnen we onze democratie nog redden?
Querido Facto, 2025
René van Stipriaan: Het volle leven. Nederlanders, hun wereld, literatuur en cultuur 1550-1800. (Derde, herziene druk) Querido Facto, 2024
Johan Huizinga: In de schaduwen van morgen. ISVW Uitgevers, 2019
De genoemde recensie van Menno ter braak is te vinden op DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/braa002vade04_01/braa002vade04_01_0159.php
Afbeelding: Jan Steen (1625-1679), De rederijkers. (Philadelphia Museum of Art)

Dank voor dit boeiende en lezenswaardige artikel.
LikeLike
Dank voor de informatieve tekst
LikeLike