
Drie nieuwe romans van Martien Beversluis opgedoken! De kritieken van Jan van der Made in Groot-Nederland eindelijk gebundeld! Eerste serieuze, geannoteerde uitgave van de briefwisseling tussen Henri Bruning en George Kettmann tijdens de Bezettingsjaren gaat verschijnen! Zulke krantenkoppen laten zich in Nederland maar moeilijk voorstellen. Beversluis, Van der Made, Bruning en Kettmann waren allen uitgesproken foute schrijvers tijdens de Bezetting. Zij zijn weliswaar lang na de oorlog vredig in hun eigen bed gestorven, maar een voortzetting van hun literaire loopbaan zat er niet in, laat staan postume uitgave van hun werk – of het al vóór 1945 verschenen was of later in manuscript opgedoken. In Nederland ontstaat hoogstens af en toe opwinding als er aan een tot nu toe onbesproken auteur toch een collaboratief vlekje blijkt te kleven, zoals onlangs nog met Lucebert.
In Frankrijk ligt dat anders – heel anders, mag je wel zeggen. Neem deze foto, van drie prominente Franse auteurs die op 3 november 1941 aankomen op het Gare de l’Est in Parijs, na in Duitsland een congres voor ‘grote Europese romanschrijvers’ te hebben bijgewoond. Links, naast een geüniformeerde vertegenwoordiger van de bezettingsmacht, staat Pierre Drieu la Rochelle, die het gezag over het huisorgaan van de uitgeverij Gallimard, de NRF (Nouvelle Revue Française) had overgenomen omdat hij als enthousiast collaborateur bekend stond en de uitgever op die manier zijn blad kon veilig stellen. Drieu pleegde bij de Bevrijding zelfmoord. Zijn werk echter werd, door dezelfde uitgeverij Gallimard, in 2012 in de prestigieuze Pléiade-reeks opgenomen, een soort literaire heiligverklaring.
Naast hem staat Robert Brasillach, al voor de oorlog een ijverige fascist en antisemiet, die weliswaar in 1945 wegens collaboratie veroordeeld en terechtgesteld is, maar wiens werk nog steeds volop verkrijgbaar is, zij het – omdat het verouderd aandoet – niet meer bij grotere uitgevers. (Er bestaat zelfs een Nederlandse vertaling van zijn mémoires, ‘Onze vooroorlogstijd’, in 1975 verschenen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep). Rechts van hem staat een schrijver die bijna écht vergeten is: Abel Bonnard, die onder het Vichy-bewind van maarschalk Pétain nog minister van onderwijs is geweest, maar na de oorlog naar Spanje wist te ontkomen en daar is gestorven. Wat de foto vooral laat zien is hoe de ‘fine fleur’ van de Franse letterkunde zich in veel gevallen de collaboratie en de goede zorgen van de nieuwe bazen in de litteratuur graag liet aanleunen.
In Frankrijk geldt ‘goed’ of ‘fout’ in de oorlog al helemaal niet als graadmeter voor litterair belang. De enkele jaren geleden op miraculeuze wijze opgedoken romans van Louis-Ferdinand Céline – antisemitischer dan deze auteur komen ze niet – waren de grote sensatie van de afgelopen literaire seizoenen. Lucien Rebatets ferm antisemitische ‘Les décombres’ werd weer uitgegeven. Ook volstrekte afwezigheid van enig engagement in de oorlogsjaren was later geen enkele belemmering voor intellectuele roem. Dezelfde Jean-Paul Sartre die in de jaren vijftig en later vriendschappen opzegde en schrijvers door het slijk haalde omdat ze naar zijn inzicht niet voldoende links geëngageerd waren, werkte in de bezettingsjaren vlijtig door aan zijn carrière als (toneel)schrijver, zonder ooit politiek één kik te geven.
Is er in Frankrijk dan niemand die het iets kan schelen dat in Frankrijk sommige schrijvers aan de verkeerde kant stonden? Natuurlijk wel. Één van hen is Jérôme Garcin, tot vorig jaar de chef cultuur van de NouvelObs en zelf een ijverig essayist, die zich naar eigen zeggen zeer geërgerd heeft aan de luchthartige wijze waarop de litteraire verdiensten van Céline en andere collaborateurs-schrijvers de laatste jaren weer onbekommerd de Franse litteraire hemel worden in geprezen. Om zich af te reageren laat hij nu ‘Des mots et des actes’ het licht zien – niet zozeer een betoog maar een verzameling schetsen waaruit zowel de intense slechtheid van sommige schrijvers blijkt, als het heldendom van andere die nochtans in veel gevallen volstrekt vergeten zijn.
Garcin haalt een aantal bijna volstrekt vergeten schrijvers naar boven, die heldhaftig voor het verzet kozen. Jacques Lusseyran (1924-1971) bijvoorbeeld, wiens levensverhaal aan het ongelofelijke grenst: was blind sinds zijn 7de en overleefde Buchenwald. Of Jean Prévost (1901-1944) die op de dag dat hij als deelnemer aan het gewapende verzet in de Vercors het leven liet in een Duitse hinderlaag, nog op zijn draagbare schrijfmachine aan een nieuw essay over Baudelaire gewerkt had.
Maar ook over zeer foute schrijvers kent Garcin interessante anekdotes, of beschrijft wetenswaardigheden die op z’n minst een bleek licht werpen op de heruitgave van hun werk in de huidige tijd. Zo is daar bijvoorbeeld de figuur Paul Morand (1888-1976), enthousiast collaborateur en vanaf 1943 ambassadeur van het Vichy-bewind bij het fascistische Roemenië van maarschalk Antonescu. In 1968 bracht hij het zelfs tot het lidmaatschap van de Académie Française. Uit de tussen 2013 en 2021 bij Gallimard uitgegeven correspondentie uit de jaren 1949-1968 tussen Morand en Jacques Chardonne (1884-1968, eveneens een collaborateur) blijkt dat de heren niets afdoen aan hun antisemitische overtuigingen, ofschoon ze weten dat hun briefwisseling voor postume publicatie bestemd is.
En dan zijn er natuurlijk de zeer velen die goed noch fout zijn geweest. Jean Cocteau (1898-1963) bijvoorbeeld, die in Parijs bij Maxim’s gezellig dineerde met hoge Duitse functionarissen, maar nooit iets bezwaarlijks geschreven schijnt te hebben. De Franse situatie was natuurlijk anders dan de Nederlandse. Litteratuur heeft in Frankrijk een moreel gezag – Garcin neemt als uitgangspunt ook zijn neiging als adolescent om schrijvers en hun boeken als voorbeelden in het leven te willen zien, iets waarvoor je trouwens geen Fransman hoeft te zijn.
En dan heeft Frankrijk steeds een sterke extreemrechtse traditie gehad in de letterkunde. Al sinds de affaire Dreyfus rond 1900 vallen literatoren uiteen in republikeinen en rechtsen, die vaak aanhanger van de Action Française van Charles Maurras zijn. ‘Grote’ schrijvers ter linkerzijde zijn in het interbellum duidelijk in de minderheid. Toch hoef je – zoals dat in Nederland ook meer de gewoonte is geworden – geen aanhanger te zijn van stringente indelingen in ‘goed’ en ‘fout’ en daarop geënte waardeoordelen over personen, om toch met Garcin grote gêne te voelen over veel van de door hem boven water getilde wetenswaardigheden, en de manier waarop bijvoorbeeld antisemitische naarlingen literaire waardering bleven genieten maar helden uit beeld raakten.
Overigens: dat foute auteurs na de oorlog in Nederland in het geheel geen kans meer kregen, is ook niet helemaal waar. De al genoemde Martien Beversluis (1894-1966), een ex-communist die aan het arbeideristische experiment ‘Links richten’ had meegewerkt en tijdens de Bezetting lid van de NSB én de SS was geworden, werd na de oorlog door de Eereraad voor de Letterkunde tot drie jaar publiceerverbod veroordeeld en publiceerde tot in de jaren vijftig dichtbundels en toneelstukken. En vrienden had hij ook. Op de site boekwinkeltjes.nl zijn plenty werken van hem te vinden, alsmede een boek van de advocaat-schrijver François Pauwels (1888-1966) uit 1951, ‘Dag van leugen, een mensenleven in verzen’. Pauwels, overigens in het geheel geen collaborateur, was kennelijk bevriend met Beversluis, want volgens de opgave van het antiquariaat bevat het exemplaar een handgeschreven opdracht aan Martien Beversluis en diens echtgenote, de kinderboekenschrijfster Dignate Robbertz (pseudoniem van Johanna Verstraate). Op internet gaat nooit iets verloren.
Jérôme Garcin: Des mots et des actes. Les belles-lettres sous l’Occupation. Gallimard 2024
Afbeeldingen: 1. Franse schrijvers keren terug van een reis naar Duitsland op 3 november 1940. (Foto Libertas); 2. Martien Beversluis en zijn vrouw Dignate Robbertz (Han van Meegeren, 1942, Literatuurmuseum)


Spijker op zijn kop, Raymond, wat betreft dit verschil tussen de Nederlandse en Franse literatuur/mentaliteit/cultuur. Chapeau!
LikeLike
‘laat staan postume uitgave van hun werk’
Een kleine aanvulling, die geen afbreuk beoogt te doen aan uw interessante artikel. In 2010 verscheen een geannoteerde heruitgave van George Kettmanns novelle De verdrevene uit 1944, voorzien van een Inleiding van mijn hand. Misschien wel de enige keer dat er na 1945 werk van een van Neerlands bekendste nationaalsocialistische auteurs werd heruitgegeven.
LikeLike