De lokroep van de verrader

Wat Max Blokzijl in 1946 voor het vuurpeloton gebracht heeft, was vermoedelijk dat hij zo goed was. Goed in wat hij deed dan: propaganda-praatjes uitspreken voor de radio van bezet Nederland. Want Blokzijl (1884-1946) was verder natuurlijk enorm fout, een landverrader en collaborateur, één van de bekendste NSB’ers.

Toch is het voor een hedendaagse Nederlander een merkwaardig idee dat juist hij in het kader van de Bijzondere rechtspleging na de oorlog ter dood is veroordeeld, als eerste van 154 doodvonnissen in totaal, en ook daadwerkelijk is geëxecuteerd, als eerste van 39. Want in tegenstelling tot veel van zijn veroordeelde NSB-‘kameraden’ in de collaboratie had Blokzijl niet persoonlijk bloed aan de handen. De bewijsvoering tijdens het proces berustte bijna uitsluitend op die radiopraatjes, waarvan er sommige – handig voor de aanklager – in brochure-vorm waren uitgegeven. En op het – voor de rechtbank niet nader beargumenteerde – vermoeden dat menige Nederlander zich tijdens de Bezetting door Blokzijls causerieën tot défaitisme en gelatenheid had laten verleiden. Dat maakt Blokzijl tot de enige journalist in de geschiedenis van modern Nederland die zijn werkzaamheden met de doodstraf heeft moeten bekopen.

Van verraders gaat soms een merkwaardige fascinatie uit, net als bij spionnen. Wie van ons heeft er niet ooit van gedroomd opeens alle redelijkheid, conventies en verplichtingen achter zich te laten en iets te doen wat spectaculair indruist tegen alles wat van hem verwacht wordt? Maar van een eventuele neiging om van Blokzijl een soort held van het individualisme te maken, genees je snel als je bijvoorbeeld de propaganda-filmpjes van de NSB ziet, door ‘Beeld en Geluid’ bereidwillig op het web gezet. De wereld van de collaboratie was, alleen optisch al, een hele lelijke: van uniformen, zelfoverschatting, pogingen tot militarisering van de samenleving en anachronistisch vendelzwaaien en klederdracht-dragen – dit alles onder het wakend oog van Duitse militairen.

Medelijden met Blokzijl is dus geenszins op zijn plaats – hij handelde trouwens, zoals hij tijdens zijn proces nog bevestigde, uit overtuiging en wist zelfs nog op 9 mei 1945, vier dagen na de capitulatie dus, zijn laatste radiopraatje via een Duitse zender de ether in te sturen. Maar daarom kun je nog wel nieuwsgierig zijn: hoe is Blokzijl, geen domme man en redelijk wereldwijs, in dit vaarwater terecht gekomen? Een mooi onderwerp voor een biografie, zoals Kees Schaepman, ex-Vrij Nederland, die nu heeft geschreven: ‘Max Blokzijl, opkomst en ondergang van een journalist’.

Het is niet het eerste boek over Blokzijl. In 1988 verscheen van René Kok, beeldonderzoeker bij het NIOD, al ‘Max Blokzijl – de stem van het Nationaal-Socialisme’, waarin deze opmerkelijke figuur aan de vergetelheid werd ontrukt. Schaepman voegt aan de gegevens in Kok’s boek niet erg veel essentieels toe, al legt hij andere accenten. Hij lijkt ook veel van de artikelen te hebben gelezen die Blokzijl in de jaren Twintig en Dertig schreef als correspondent in Berlijn – voornamelijk voor het Algemeen Handelsblad.

Blokzijls levensloop vóór die tijd was eigenlijk heel romantisch en bohémien-achtig. Als jongmaatje op de redactie van het Handelsblad verzon hij in 1907 samen met Jean Louis Pisuisse, toen ook journalist, een journalistiek project dat je nu een ‘undercover’-operatie zou noemen. Uitbundig uitgedost als aan lager wal geraakte ‘Italiaanse straatmuzikanten’ trokken zij als ‘Naphtalie de Rosa’ en ‘Joseph Pardo’ door Nederland, veinzend slechts vreemde talen te spreken. Met het zingen van romances en balladen probeerden de ‘berooide’ kunstenaars in de provincie te overleven – wat leidde tot een serie mild-humoristische artikelen in de krant, over de manier waarop er door brave burgers – en hun dochters – op zulke schooiers werd gereageerd.

De serie in het Handelsblad werd zó goed ontvangen, dat ze werden gebundeld in een zeer succesvol boek, ‘Avonturen als straatmuzikant’. Zo populair waren de ‘avonturen’ zelfs dat Pisuisse en Blokzijl al spoedig een bekend cabaret-nummer werden, dat in schouwburgen en andere gelegenheden werd geëngageerd en ook succesvolle tournees door Nederlands-Indië maakte. Schaepman schildert hoe ze in Batavia aan tafel zitten bij generaal Van Heutz, de bedwinger van Atjeh, waarheen zij ook een avontuurlijke tocht maken.

Van Pisuisse zijn de gepassioneerde brieven bewaard gebleven die hij in deze jaren schreef aan zijn grote liefde, de actrice Fie Carelsen. Daaruit blijkt een zekere spanning tussen de beide rondreizende artiesten. Pisuisse was een extroverte, artistieke figuur – een beetje langs de lijnen van zijn grootste succes, ‘Mensch durf te leven’. Daarbij stak de persoon van Blokzijl, als begeleider op piano of Seraphine-orgel (een soort klein harmonium), povertjes af. Pisuisse beschrijft hoe Blokzijl er op gebrand was de piano of vleugel zo ver mogelijk naar voren te zetten op het podium, opdat het door Pisuisse gecharmeerde publiek niet helemaal zou vergeten dat hij ook nog meedeed.

De mobilisatie van de Eerste Wereldoorlog maakt een eind aan de samenwerking. Pisuisse ging later door in de kunst, en geldt als de ‘uitvinder’ van het cabaret in Nederland. Toen hij in 1927, midden op het Rembrandtsplein in Amsterdam, werd doodgeschoten door de minnaar van zijn vrouw, was het Blokzijl die de drukbezochte begrafenis organiseerde. Hij kwam daarvoor over uit Berlijn, waar hij nog tijdens de oorlog correspondent was geworden, nog steeds voor het Algemeen Handelsblad. Blokzijl versloeg de oorlog van de kant van de Centralen – ook voor een journalist uit een neutraal land als Nederland was het kennelijk niet doenlijk de oorlog vanaf beide kanten van het front te bezien.

Na de oorlog bleef Blokzijl in Berlijn. Dat moeten mooie jaren voor hem geweest zijn. Er was, zoals bekend, veel te doen en er bestaat een foto van een duidelijk contente Blokzijl achter het roer van zijn eigen motorschip op de Wannsee. Hij bracht het ook tot voorzitter van de correspondenten-vereniging in Berlijn, wat mede bijdroeg tot een voor de verslaggever onontbeerlijke toegang tot machtigen der aarde. (Tekst gaat verder onder de foto).

Maar er waren, voor een ambitieus man als Blokzijl ook schaduwzijden aan het correspondenten-bestaan. Hoe belangrijk de verslaggever zichzelf misschien ook vindt als getuige van de geschiedenis – het blijft een nederig beroep. Anderen hebben macht en doen belangrijke dingen, en jij schrijft daar alleen maar over. Bovendien was het bij het Handelsblad in deze jaren niet te doen gebruikelijk dat bij artikelen de naam van de auteur stond – ook nogal kwetsend voor een fors ontwikkeld ego. En zelfs als de naam van de correspondent er wel bij stond, lag nog altijd het gevaar op de loer dat de met zoveel liefde gefabriceerde kopij door de bureauredactie zou worden verkracht of ingekort. Dat overkwam Blokzijl bij een onder correspondenten in Berlijn zeer begeerd interview met Hitler, dat – tot zijn ontzetting – zelfs geen opening krant werd.

Ofschoon uit zijn stukken in het Handelsblad niet echt een duidelijke nazistische voorkeur blijkt, raakte Blokzijl in Berlijn wel degelijk in de ban van Hitler en diens beweging. In 1935 werd hij zelfs, in het geheim, lid van de NSB, het Nederlands filiaal. Wisten hoofdredactie en directie daarvan? Het is een vraag die Kok in zijn boek wél behandelt – overigens zonder met een duidelijk antwoord te komen – maar Schaepman niet. Het lijkt mij trouwens alleszins denkbaar dat dit orgaan van de liberale bourgeoisie eenvoudig voorbij is gegaan aan Blokzijls persoonlijke politieke voorkeuren – zolang hij zijn werk maar goed en onpartijdig deed.

Er zijn in de liberale pers meer hartverwarmende voorbeelden van zulke tolerantie. Anton Constandse (1899-1985) was van 1945 tot 1964 – op het hoogtepunt van de Koude oorlog dus – chef buitenland van het Algemeen Handelsblad, terwijl iedereen wist dat hij een anarcho-syndicalist met revolutionaire overtuigingen was. Een ander kras voorbeeld is Johan Huijts (1897-1995), een uitgesproken bewonderaar van de Russische revolutie en Jozef Stalin, die in de jaren dertig redacteur buitenland was bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant. (Helaas werd hij tijdens de Bezetting naar voren geschoven als hoofdredacteur van de NRC in foute tijden, in de gedachte dat zijn vooroorlogs anti-fascisme de gelijkgeschakelde krant in de ogen van de lezers geloofwaardigheid zou verschaffen).

(De liefde voor de USSR zou Huijts overigens nooit verlaten – weet ik omdat ik in 1983 een brief van hem kreeg toen ik net correspondent in Moskou was geworden. Het deed hem groot genoegen, schreef Huijts, dat de NRC nu eindelijk een vaste correspondent had in Moskou. Vooral een luchtig stukje van mijn hand over de Moskouse metro was hem bevallen. In zijn tijd – hij doelde kennelijk op bezoeken aan Moskou in de jaren Twintig – bestond het openbaar vervoer in de Russische hoofdstad nog slechts uit overvolle trams. Ik had Huijts wel willen antwoorden of ontmoeten naar aanleiding van zijn brief, maar dat vond mijn hoofdredacteur, André Spoor, niet zo’n goed idee. Ik heb daar altijd nog een beetje spijt van.)

In ieder geval was het voor velen een verrassing dat Max Blokzijl na de Duitse overwinning in 1940 plotseling in Nederland opdook als volbloed-nazi, met NSB-uniform en al. Zijn eerste opdracht voor de nieuwe orde was het gelijkschakelen van de krant waarvoor hij zo lang gewerkt had. Met een eigen kantoor in Den Haag verdeelde hij zijn tijd tussen het personeel en inhoudelijk reorganiseren van de pers, en het maken van propaganda voor de nieuwe politieke verhoudingen en nazi-ideologie. Dat deed hij voor de radio met meer dan 800 praatjes, maar ook door lezingen-tournees in den lande. (Tekst gaat door onder de afbeelding).

Uit de radiopraatjes waarvan de tekst bewaard is gebleven, blijkt dat Blokzijl iets heeft begrepen heeft wat lang niet elke propagandist gegeven is: effectieve propaganda berust niet op de krachtige expressie van het eigen standpunt, maar op aansluiting bij wat de weifelmoedige toehoorder toch al denkt. Blokzijl geeft in zijn teksten regelmatig stem aan de algemene scepsis en laat af en toe merken te weten wat er op Radio Oranje gezegd is. De boodschap lijkt in veel gevallen: het was vroeger ook niet alles, het is nu eenmaal zo, laten we er het beste van maken, wie weet gloort er een betere toekomst. In een tijd van veel gebral en extremistische scherpslijperij, werd Blokzijls stijl misschien door menige luisteraar als een weldaad ervaren.

Schaepman geeft een aardig beeld van de sfeer aan de top van de collaboratie, van tweederangs-figuren uit de wereld van kunst, journalistiek en wetenschap die nu hun kans schoon zagen eindelijk eens de eerste viool te spelen. Zij zagen er niet tegen op elkaar een loer te draaien, bijvoorbeeld door een rivaal verdacht te maken bij het Duitse oppergezag dat, als het er op aankwam, de touwtjes in handen had. Blokzijl was kwetsbaar omdat hij een Joodse grootmoeder had – dat maakte hem bij de Duitsers verdacht. Het schijnt dat NSB-leider Mussert Blokzijl hem op zulke momenten de hand boven het hoofd heeft gehouden. Dat moet een merkwaardige wereld geweest zijn, het door de steeds gewelddadiger optredende Duitsers gewantrouwde Nederlandse Nationaal-Socialisme, dat met zijn uniformen en vaandels bleef hopen dat er voor de Nederlandse ‘volksgemeenschap’ een plaats zou zijn in het Duitse Europa. (Tekst gaat door onder de afbeelding)

“Als er iemand is, die in de oorlog zich er in gepraat heeft, is hij het wel” zegt de Procureur-Fiscaal, de aanklager, aan het begin van zijn requisitor op 11 september voor het Bijzonder gerechtshof in Den Haag. Er worden lange passages voorgelezen uit het werk van Blokzijl, wiens advocaat zich verontschuldigt dat hij liever ook niet aan deze verdachte zou zijn toegevoegd. De in boekvorm uitgegeven teksten van het proces, en de cassatie, vormen merkwaardige lectuur. In de vragen die aan verdachte gesteld worden, spreekt duidelijk verwondering door over Blokzijls landverraad niet alleen, maar met name ook over het feit dat Blokzijl met zijn collaboratie zo lang is doorgegaan, terwijl iedereen kon zien tot welke gruwelen de bezettende macht in staat was. Blokzijl geeft daarop het weinig overtuigende antwoord dat de wandaden niet per se door Nationaal-Socialisten werden gepleegd, zodat zijn politieke overtuiging onverlet bleef. Het is geen schijnproces, daar aan de Haagse Kneuterdijk, maar zeker ook geen hoogtepunt in de Nederlandse rechtspleging.

Blijft de vraag of Schaepman met deze uiterst leesbare biografie eigenlijk nog verdere bedoelingen heeft gehad – zoals waarschuwen tegen degenen die het nu weer over ‘volk’ hebben. Dat is niet evident. Hij benadrukt nogal dat Blokzijl een antisemiet was, maar de citaten die hij daarvoor gebruikt, wekken niet echt de indruk van een verbeten Jodenhater. De Joden-vervolging wordt ook nauwelijks genoemd tijdens het proces – dat zou pas veel later een belangrijk onderdeel worden van het Nederlands historisch bewustzijn ten aanzien van de Bezetting. Ook schrijft Schaepman dat Blokzijl de hand heeft gehad in de arrestatie van de later in Dachau omgebrachte anti-nazistische priester Titus Brandsma.

Maar feit blijft dat Blokzijl is veroordeeld en terechtgesteld om wat hij gezegd en geschreven had, niet om andere eventuele wandaden. Dat is kennelijk tevens de opvatting van de journalist Rudie Kagie, ook ex-VN, in een lichtelijk curieuze ‘epiloog’ bij het boek. Kagie betoogt dat, terecht, de rechter steeds minder in de melk te brokkelen heeft ten aanzien wat er gezegd en geschreven wordt in dit land: godslastering, majesteitsschennis – het is allemaal niet langer strafbaar. Het werkelijk oordeel, is Kagie’s vrij originele conclusie uit het verhaal van Blokzijl, is niet aan de rechter, maar aan de geschiedenis.

Misschien. Maar ik voor mij denk dat er iets anders is, dat de zaak-Blokzijl voor de Nederlanders anno 2020 lichtelijk bizar en op het randje van onbegrijpelijk maakt. Blokzijl wordt veroordeeld omdat hij een landverrader is, iemand die heeft getoond ‘geen goed vaderlander’ te zijn, zoals dat in de rechtszaal wordt uitgedrukt. Die begrippen – vaderland, landverrader – hebben voor ons, in ons post-modernistisch tijdperk, kennelijk hun betekenis, en hun zwaarte, verloren.

Kees Schaepman: Max Blokzijl. Opkomst en ondergang van een journalist. Walburg Pers, 2020.

De minuten van het proces tegen Blokzijl zijn dankzij het NIOD op het web toegankelijk.

Beeld en Geluid heeft een groot aantal NSB-propagandafilms digitaal toegankelijk gemaakt.

De afbeeldingen bij dit blog komen van het NIOD en het Rijksmuseum Amsterdam.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑